ECLI:NL:RBZWB:2019:2813
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- S.A.M.L. van de Sande
- R.J. Tolner
- Rechtspraak.nl
Weigering van een woonvoorziening op grond van de Wmo 2015
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. T.H.M.M. Kusters, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, dat op 26 maart 2019 een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) had geweigerd. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het college zou worden veroordeeld om de noodzakelijke woningaanpassingen te realiseren, zoals geadviseerd door een ergonomisch adviseur in een rapport van 21 januari 2019.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 17 juni 2019 in Middelburg, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door G.A.A.M. de Kort en M. van Damme-van ‘t Westeinde. De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen wanneer onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde woningaanpassingen aanzienlijke kosten met zich meebrachten en dat het treffen van dergelijke voorzieningen niet als voorlopig kon worden beschouwd.
De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel het noodzakelijk was om woningaanpassingen te doen, verzoekster nog in staat was om haar woning te betreden met hulp van anderen. De situatie van verzoekster was moeilijk, maar dit leidde niet tot een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. R.J. Tolner, en is openbaar uitgesproken op 25 juni 2019. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.