In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een fietsongeluk dat plaatsvond op 19 mei 2015. Verzoekster, een vrouw die op dat moment op de fiets reed, is ten val gekomen na een botsing met de fiets van verweerder sub 1, die voor haar reed. Verzoekster stelt dat verweerder sub 1 volledig aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het ongeval, terwijl verweerders betwisten dat er sprake is van aansprakelijkheid en zich beroepen op eigen schuld van verzoekster. De rechtbank heeft de feiten van het ongeval vastgesteld, waarbij getuigenverklaringen zijn meegenomen. De rechtbank concludeert dat verweerder sub 1 onrechtmatig heeft gehandeld door plotseling te remmen zonder dit aan verzoekster aan te geven, wat heeft geleid tot de botsing. Echter, de rechtbank oordeelt ook dat verzoekster in overwegende mate zelf verantwoordelijk is voor het ontstaan van het ongeval, omdat zij te dicht achter verweerder sub 1 fietste en niet adequaat reageerde op zijn snelheidvermindering. De rechtbank past de billijkheidscorrectie toe en oordeelt dat verweerder sub 1 aansprakelijk is voor een derde deel van de schade van verzoekster. De kosten van de deelgeschilprocedure worden op nihil begroot, omdat verzoekster een rechtsbijstandverzekering heeft die de kosten dekt. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster tot vergoeding van de kosten van de deelgeschilprocedure af.