ECLI:NL:RBZWB:2019:3063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
02-0265044-19 en 02-009172-19 en 02-800087-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Tempelaar
  • mr. De Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belaging, mishandeling, bedreiging en huisvredebreuk in een knipperlichtrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging, mishandeling, bedreiging en huisvredebreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, ondanks de aanwezigheid van een knipperlichtrelatie tussen hem en de aangeefster. De rechtbank achtte de feiten bewezen, waaronder het veelvuldig telefonisch contact met de aangeefster, het versturen van brieven en cadeaus, en het zich ophouden in de nabijheid van haar woning. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de recidive van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de aangeefster. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een locatieverbod van 500 meter rondom het woonadres van de aangeefster. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van de gedragingen van de verdachte en de noodzaak om de aangeefster te beschermen tegen verdere inbreuken op haar persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/026544-19, 02/009172-19 en 02/800087-18 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1973 te [Geboorteplaats ]
wonende te [Adres]
thans gedetineerd in P.I. HvB Grave te Grave
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juni 2019 waarbij de officier van justitie mr. Klootwijk en de verdediging, mr. N.P.C.C. Langenberg, waarnemend voor mr. H. van Asselt, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging onder parketnummer 02/026544-19 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
02/026544-19
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Rucphen en/of St. Willebrord, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [Slachtoffer] (zijn ex-vriending),door
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken en/of te bellen en/of
- veelvuldig brieven in haar brievenbus te stoppen en/of
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken met de kinderen van die [Slachtoffer] en/of
- cadeaus voor de woning achter te laten en/of
- via de kinderen (te weten: [Naam 1] en/of [Naam 2] ) die [Slachtoffer] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of vernieling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend de woorden - zakelijk weergegeven - "dat hij de woning gaat vernielen" en/of "als die [Slachtoffer] hem niet te woord zou staan hij een pistool zou gaan kopen en die [Slachtoffer] door zou gaan schieten", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen zich (op hinderlijke wijze) opgehouden voor en/of in de onmiddelijke nabijheid van de woning van die [Slachtoffer] en/of
met het oogmerk die [Slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 1 februari 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen, een wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 2 juni 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen [Slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) aan de haren van die [Slachtoffer] te trekken en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/in/op de rug en/of billen, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;
4.
hij op of omstreeks 2 juni 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen [Naam 3] en/of [Naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes (in zijn handen), althans een (scherp) voor bedreiging geschikt voorwerp, op voornoemde [Naam 3] en/of [Naam 4] af te lopen en/of te rennen/stormen en/of (daarbij) stekende bewegingen te maken in de richting van die [Naam 3] en/of [Naam 4] ;
02/009172-19
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Rucphen, wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk heeft vertoefd in een woning gelegen aan de [Straatnaam 1] en in gebruik bij [Slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, en/of zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten onder beide parketnummers wettig en overtuigend bewezen. Voor de belaging gaat zij uit van een periode vanaf 9 december 2018 waarbij zij alle in de tenlastegelegde feitelijkheden wettig en overtuigend bewezen acht. Zij baseert zich daarvoor op de aangifte van [Slachtoffer] (verder: [Slachtoffer] ), de uitgelezen telefoons van [Slachtoffer] en verdachte, de brieven van verdachte en de verklaring van de dochter van [Slachtoffer] . Met name uit de brieven van verdachte zelf komt duidelijk naar voren dat [Slachtoffer] geen contact met hem wilde.
Het voorhanden hebben van de boksbeugel heeft verdachte bekend. Voor de mishandeling van [Slachtoffer] baseert zij zich op de aangifte van [Slachtoffer] en de verklaringen van de twee beveiligers. Dat verdachte met een mes op de twee beveiligers is afgelopen, heeft hij ter terechtzitting bekend. Voor de huisvredebreuk baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van [Slachtoffer] en haar zoon [Naam 5] , die beiden de verklaring van verdachte tegenspreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de belaging omdat er geen sprake is geweest van wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de levenssfeer van [Slachtoffer] . De feitelijke gedragingen kloppen in grote lijnen, maar het is [Slachtoffer] zelf die telkens voor verwarring in de relatie met verdachte zorgt en tegenstrijdige signalen uitzendt. Zodra de bom barst doet zij aangifte. Ondertussen wordt het contactverbod omzeild doordat [Slachtoffer] dan naar de woning van verdachte gaat.
Ook wordt vrijspraak bepleit van de huisvredebreuk. Er ligt een aangifte van [Slachtoffer] en een verklaring van [Naam 5] , maar dat betreft een de-auditu verklaring, waardoor er onvoldoende wettig bewijs is. Voor de boksbeugel, de mishandeling van [Slachtoffer] en de bedreiging van de twee beveiligers refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
02/025644-19
Feit 1 stalking
Op 31 januari 2019 heeft [Slachtoffer] aangifte gedaan van stalking gepleegd door verdachte. Zij heeft hierover verklaard dat zij een relatie met verdachte heeft gehad. Die relatie heeft zij kort voor de feestdagen in december 2018 uitgemaakt. Verdachte bleef haar echter voortdurend lastig vallen door haar continu te bellen met een anoniem nummer. Hij belde de hele dag door tot een uur of elf ’s avonds. Verdachte heeft haar dochter [Naam 1] omstreeks 20 januari 2019 in Rucphen klem gereden en heeft tegen haar gezegd dat als [Slachtoffer] hem niet te woord zou staan, hij een pistool zou kopen en [Slachtoffer] dood zou schieten. Verdachte viel [Slachtoffer] ook lastig door telkens aan de deur te komen. Ook stopte hij brieven in haar brievenbus en legde cadeaus voor haar woning neer. Door het gedrag van verdachte voelde [Slachtoffer] zich beperkt in haar vrijheid [1] .
Bij de aangifte van [Slachtoffer] zijn bijlagen gevoegd van notities van [Slachtoffer] van 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20 en 25 januari 2019 over de op die dagen door verdachte gepleegde gedragingen. Uit deze notities blijkt dat deze gedragingen bestonden uit het soms vele malen per dag bellen naar [Slachtoffer] , aan de deur van [Slachtoffer] komen, het gooien van brieven door het slaapkamerraam van [Slachtoffer] , rondlopen en –rijden in de straat van [Slachtoffer] , andere personen naar [Slachtoffer] laten bellen en de dochters van [Slachtoffer] aanspreken [2] .
Ook de brieven van verdachte aan [Slachtoffer] zijn bij deze aangifte gevoegd. In de eerste brief staat geschreven:
Lieve schat van me ik mis je verschrikkelijk. Kan niet verder leven zonder jou ga aub met me in gesprek ik heb toch niet alleen slecht geweest. Ben overal mee bezig om er goede mens te worden op alle kanten. Ik hou zoveel van je dat weet jij ook. Ik geef heel veel om jullie geef aub niet op mopke ik weet dat jij ook van mij hou laten we later aub verder gaan aub mop jij bent mijn alles, alles wat ik graag wil doe het dan op jou manier hoef niet elke dag. Laten we het strak rustig opbouwen.
Aub mop ik word stapelgek ik huil de hele dag eet niks ga er aan kapot dat wil jij toch ook nie. Love you forever mijn meisje, ik blijf op je wachten, groetjes jouw mopke xxxxx
In de tweede brief staat onder meer:
Lieve schat spijt me ontzettend dat je problemen hebt dat is niet wat ik wil. Ik wil gewoon gelukkig met je zijn zonder gezeik.
Ik hou zielsveel van je dat is zeker dat weet jezelf ook en andere ook. Ik geef je ook zeker nooit op daar hou ik teveel voor van je. We hebben tijd nodig denk ik jij tenminste. Ik heb weer een kadootje voor je gekocht dat zal ik ook altijd blijven doen. Ik verwen je graag en hoop snel weer eens samen te gaan winkelen of uit eten of weekendje weg samen. Denk dat ons beide goed zal doen [3] .
[Naam 1] , de dochter van [Slachtoffer] , heeft op 1 februari 2019 verklaard dat zij onlangs in haar auto in de straat van haar moeder reed en verdachte hard kwam aanrijden en naast haar stopte. Verdachte stapte vervolgens uit en liep naar haar auto waarna hij zei: “Oh ik dacht dat je moeder erin zat, ik wil je moeder nu spreken en anders heeft ze problemen met mij. Ik heb net gepind en ga een pistool kopen en spring ik daar naar binnen als ik haar niet te spreken krijg” [4] .
Uit onderzoek aan de telefoon van [Slachtoffer] bleek dat er in de periode tussen 29 en 30 januari 2019, 2 keer is ingebeld door het telefoonnummer [Telefoonnummer 1] van de verdachte [Verdachte] .
Tussen 21 januari 2019 en 30 januari 2019 is er 349 keer ingebeld op de telefoon van [Slachtoffer] met een afgeschermd telefoonnummer. Tussen 21 januari 2019 en 25 januari 2019 is er 36 keer ingebeld op de telefoon van [Slachtoffer] met het telefoonnummer [Telefoonnummer 2] , opgeslagen onder de naam “ [Naam 6] ”. Overeenkomstig de aangifte van [Slachtoffer] bleek uit onderzoek in de gegevens van de telefoon dat er foto’s waren genomen van verdachte [Verdachte] op de momenten dat hij aan de deur verscheen van de woning van [Slachtoffer] [5] .
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte bleek dat er in de periode van 1 december 2018 tot 31 januari 2019, 205 keer via internet is uitgebeld naar het nummer [Telefoonnummer 3] , opgeslagen onder de naam [Slachtoffer] [6] [Slachtoffer]
Op 20 december 2018 en 25 januari 2019 zijn er mutaties door de politie opgemaakt over situaties tussen [Slachtoffer] en verdachte waarbij zij in actie zijn gekomen, namelijk:
Bvh registratie 2018299150 d.d. 20-12-2018.
[Slachtoffer] doet aangifte tegen [Verdachte] ter zake vernieling en huisvredebreuk. [Verdachte] is hierover gehoord. Er heeft in deze zaak een gesprek plaatsgevonden met collega [Naam 7] van het veiligheidshuis.
Bvh registratie [Nummer 1] d.d.25-01-2019.
[Slachtoffer] heeft haar awareknop ingedrukt omdat [Verdachte] weer bij haar woning stond. Collega's hebben [Verdachte] gesproken maar deze was volledig door het lint en vertelde dat als hij [Slachtoffer] niet kon krijgen dat niemand haar dan zou krijgen. Hij vertelde dat zij hem wel dood in de tuin zou vinden. Hij zei verder dat als [Slachtoffer] een nieuwe vriend zou krijgen hij deze ook wat aan zou doen. De collega's die met hem gesproken hebben omschreven [Verdachte] toen als geobsedeerd en ontoerekeningsvatbaar [7] .
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij en [Slachtoffer] voor de kerst van 2018 een afspraak hebben gemaakt dat hij haar drie weken met rust zou laten [8] . Hij heeft [Slachtoffer] veel gebeld omdat hij na een woordenwisseling emotioneel is en het dan goed met [Slachtoffer] wil maken [9] . Hij heeft ook cadeaus voor haar gekocht [10] .
Belaging?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de handelingen die de verdachte heeft verricht, in onderlinge samenhang bezien, zijn aan te merken als belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, oftewel stalking in het normale spraakgebruik. Daarvoor moet sprake zijn van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer] . De rechtbank constateert op grond van het dossier en wat ter zitting is besproken, dat vóór 20 december 2018 en mogelijk ook na 31 januari 2018 sprake is geweest van een zogenaamde 'knipperlichtrelatie' tussen verdachte en [Slachtoffer] . Zo’n 'knipperlichtrelatie' kan zeer wel tot gevolg hebben dat onduidelijkheid ontstaat voor de betrokken partijen waar de privacy dan wel de persoonlijke levenssfeer - in dit geval die van [Slachtoffer] - begint en eindigt. De rechtbank is van oordeel dat de keuze om een 'knipperlichtrelatie' aan te gaan niet per definitie de mogelijkheid van belaging tussen betrokken partijen uitsluit, maar dat dit beoordeeld dient te worden op basis van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [Slachtoffer] .
De rechtbank overweegt dat haar uit het voorgaande is gebleken dat [Slachtoffer] de relatie tussen haar en verdachte rond 20 december 2018 (opnieuw) heeft verbroken. Ook is toen met behulp van instanties tussen [Slachtoffer] en verdachte de afspraak gemaakt dat verdachte [Slachtoffer] in ieder geval drie weken met rust zou laten. Dat de relatie in die periode daadwerkelijk was verbroken en dit ook duidelijk was voor verdachte volgt uit de inhoud van de door hem daarna bij [Slachtoffer] afgegeven brieven. Daarin heeft hij immers gevraagd aan [Slachtoffer] om met de relatie verder te gaan en voorgesteld om het dan weer rustig op te bouwen. Daar komt bij dat de rechtbank geen aanwijzingen ziet dat [Slachtoffer] verdachte in deze periode zelf heeft opgezocht of zelf contact met hem heeft gezocht. Dat de knipperlichtrelatie tussen [Slachtoffer] en verdachte na 31 januari 2019 wellicht zou zijn hervat, doet daaraan niet af.
Desondanks is uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen gebleken dat verdachte in die periode op diverse wijzen toch contact met [Slachtoffer] heeft gezocht. Zo heeft hij haar veelvuldig gebeld. Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat dit komt omdat hij dan emotioneel is en blijft bellen omdat hij het goed wil maken met [Slachtoffer] . Verder heeft hij brieven bij haar bezorgd en cadeaus voor haar gekocht en bij haar woning achter gelaten. Ook heeft hij zich regelmatig opgehouden in de directe omgeving van de woning van [Slachtoffer] , waarvan door haar op bepaalde momenten foto’s zijn gemaakt. Weliswaar kan van deze foto’s niet worden vastgesteld op welke dagen ze zijn gemaakt, maar uit de verklaring van [Slachtoffer] volgt dat dit in de tenlastegelegde periode is gebeurd en de rechtbank twijfelt daar niet aan. Verdachte heeft [Slachtoffer] ook nog via haar dochter bedreigd om hem te woord te staan en dat hij anders een pistool zou kopen en haar dood zou schieten. Dat er ongewenst contact is geweest tussen verdachte en [Slachtoffer] volgt tot slot uit de aangehaalde politiemutaties.
Dat verdachte veelvuldig telefonisch contact heeft gezocht met de kinderen van [Slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan, omdat deze verklaring van [Slachtoffer] niet wordt ondersteund door ander bewijs, zoals bijvoorbeeld verklaringen van die kinderen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging spreekt zij daarom verdachte vrij.
De rechtbank concludeert dat in de periode van 20 december 2018 tot en met 31 januari 2019, waarin de relatie was verbroken en dit voor verdachte duidelijk was, er nagenoeg dagelijks, op directe dan wel indirecte, maar steeds dwingende wijze contact is gezocht door verdachte met [Slachtoffer] . Hierdoor werd zij telkens met hem geconfronteerd, terwijl zij duidelijk had aangegeven dat niet te willen. Daardoor voelde zij zich naar het oordeel van de rechtbank terecht beperkt in haar vrijheid. Gezien de aard, duur, frequentie en intensiteit van de handelingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, namelijk de relatie met verdachte te hervatten. Dat de knipperlichtrelatie tussen [Slachtoffer] en verdachte na 31 januari 2019 weer zou zijn opgestart, doet daaraan niet af. De rechtbank acht de tenlastegelegde belaging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 boksbeugel
Verdachte heeft over dit feit een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 juni 2019;
- het proces-verbaal van binnentreden in woning [11] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [12] .
Feit 3 en 4 mishandeling en bedreiging
Op 2 juni 2019 heeft [Slachtoffer] aangifte gedaan van een poging tot gijzeling/ontvoering op die dag, gepleegd door verdachte bij de [Naam 8] te St. Willebrord. [Slachtoffer] heeft hierover verklaard dat er daar op de wc een incident tussen haar en verdachte had plaatsgevonden, waardoor verdachte het terrein moest verlaten. Verdachte heeft te voet het terrein verlaten, maar kwam even later met zijn bus terug. De beveiliging wilde hem tegenhouden maar dat is niet gelukt. Hij stormde tussen hen door en greep [Slachtoffer] bij de keel. Daarna pakte hij haar bij haar haren vast en trok haar mee naar zijn bus. Hij probeerde haar met kracht zijn bus in te duwen. Daarbij heeft hij haar met kracht met zijn vuist geslagen op haar rug en op haar billen [13] .
In een aanvullende verklaring heeft [Slachtoffer] verklaard dat er door het trekken aan haar haren hele plukken haar uit haar hoofd waren getrokken. Hij duwde heel hard en trapte en sloeg daarbij. Van het slaan met zijn vuist heeft [Slachtoffer] pijn in haar onderrug [14] .
Op 2 juni 2019 heeft [Naam 3] (verder: [Naam 3] ) aangifte gedaan van bedreiging die die dag werd gepleegd door verdachte bij de [Naam 8] te St. Willebrord. Hij was daar op die dag werkzaam als beveiliger. Naar aanleiding van een incident op de toiletten tussen [Slachtoffer] en verdachte moest verdachte van de voorzitter van de [Naam 8] van het terrein af, waarop [Naam 3] samen met een collega dit van verdachte vorderde. Verdachte reageerde hierop boos en liep daarna naar de uitgang. Na ongeveer tien tot vijftien minuten kwam verdachte met hoge snelheid de straat ingereden en stopte hard voor de poort. Hij was boos en [Naam 3] zag dat verdachte een mes in zijn hand had dat er uitzag als een hakmes van ongeveer veertig centimeter lang en tien centimeter breed. Het mes had geen punt. Met dat mes kwam hij op [Naam 3] en zijn collega afgelopen waarbij hij een stekende beweging maakte en hen zo achteruit dreef. [Naam 3] voelde zich bedreigd, hij was bang dat verdachte hem of zijn collega met het mes zou steken. Verdachte pakte daarna [Slachtoffer] vast en trok haar aan haar haren richting de bus. Hij probeerde haar daarna de bus in te duwen. Verdachte reed daarna snel weg [15] .
Op 3 juni 2018 heeft ook [Naam 4] (verder: [Naam 4] ) aangifte gedaan van bedreiging die die dag werd gepleegd door verdachte bij [Naam 8] te St. Willebrord. Ook hij was daar die dag werkzaam als beveiliger. Hij heeft hierover verklaard dat verdachte van het terrein was vertrokken en na ongeveer tien minuten met hoge snelheid met een bus kwam aangereden en voor de ingang een noodstop maakte. Verdachte kwam uit de bus en had een groot mes in zijn hand dat tussen de 30 en 40 centimeter lang was en tussen de 5 a 10 centimeter breed. Het leek op een slachtmes en had geen punt. Verdachte kwam op hem en zijn collega afgerend met het mes voor zich waarmee hij naar hen stekende bewegingen maakte. Hierdoor liepen [Naam 4] en zijn collega achteruit. Op het moment dat de man met het mes in de richting van [Naam 4] kwam en stekende bewegingen maakte was de afstand tussen hen maximaal een meter. Hij voelde zich hierdoor bedreigd. Verdachte liep toen het terrein op naar de vrouw die hij aan haar haren vastpakte. Verdachte trok de vrouw aan haar haren mee over straat naar zijn bus. Hij probeerde haar in zijn bus te duwen. Verdachte reed daarna weg [16] .
De politie die ter plaatse kwam zag voor de ingang van het sportpark een witte bus staan en dat een man met geweld een vrouw daarin wilde duwen. Zij zagen dat de vrouw hevig tegenwerkte. Toen de man hen zag, keek hij verschrikt op en liep naar de bestuurderszijde waarop de vrouw de bus weer uit vluchtte. De man reed daarna met volle vaart weg [17] .
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn bus terug is gekomen naar het [Naam 8] en dat hij toen hij uitstapte een mesje in zijn handen had waarmee hij in de richting van de beveiligers is gelopen. Daarna heeft hij [Slachtoffer] vastgepakt en haar in de bus geduwd bij haar rug en kont [18] .
Overweging feit 3 mishandeling
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte boos met zijn bus naar het [Naam 8] terug is gekomen om [Slachtoffer] mee te nemen. Hij heeft vervolgens [Slachtoffer] aan haar haren meegetrokken naar zijn bus en haar ook tegen haar rug en billen geslagen om haar in zijn bus te krijgen. Hierdoor heeft [Slachtoffer] pijn ondervonden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer] op 2 juni 2019 heeft mishandeld.
Overweging feit 4 bedreiging
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte na terugkomst met een mes het [Naam 8] is opgelopen. Hij verklaart zelf daarover dat dit een aardappelschilmesje is geweest. Beide beveiligers verklaren echter dat dit een hak- dan wel slachtmes is geweest, een mes van 30 tot 40 centimeter lang, tien centimeter breed en zonder punt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van beide beveiligers te twijfelen en gaat ervan uit dat het geen aardappelschilmesje is geweest dat verdachte bij zich had. Verdachte is met dit mes op de beveiligers is afgelopen. De rechtbank gaat er daarbij op grond van de verklaringen van de beide beveiligers vanuit dat verdachte op een afstand van een meter met het mes stekende bewegingen in hun richting maakte waardoor zij achteruit werden gedreven. Ook op dit punt ziet de rechtbank geen aanleiding om aan hun verklaringen te twijfelen. De rechtbank acht dan ook de onder feit 4 tenlastegelegde bedreiging ten aanzien van beide beveiligers wettig en overtuigend bewezen.
02/009172-19 huisvredebreuk
Op 13 januari 2019 omstreeks 01.00 uur kreeg de politie een melding om naar de [Straatnaam 1] te Rucphen te gaan omdat daar een conflict gaande zou zijn tussen een man en een vrouw. Ter plaatse hoorden zij dat het rolluik van de voordeur tot ongeveer twintig centimeter van de grond werd geopend en een vrouw riep: “Maak het rolluik nou open”. Daar werd echter geen gehoor aan gegeven waarop de politie het rolluik heeft vernield om toegang tot de woning te krijgen. De vrouw in de woning zei dat de man op bed lag. De politie zag in de slaapkamer een man in bed liggen die zij vervolgens hebben aangehouden [19] .
[Slachtoffer] heeft vervolgens aangifte gedaan van huisvredebreuk gepleegd op 13 januari 2019 omstreeks 00.45 uur door verdachte. Zij heeft daarover verklaard dat verdachte bij haar wilde blijven slapen. Hij heeft het rolluik van de voordeur dicht gemaakt en hield de afstandsbediening daarvan bij zich. Daarna heeft verdachte zich uitgekleed en is in bed gaan liggen. [Slachtoffer] heeft meerdere pogingen gedaan om hem haar woning uit te krijgen. Zij heeft hem meerdere keren gezegd dat hij weg moest gaan maar dat wilde hij niet. [Slachtoffer] voelde zich hierdoor erg bedreigd in haar eigen huis [20] .
[Naam 5] , de zoon van [Slachtoffer] , heeft hierover verklaard dat zijn broertje naar boven kwam om te vragen of hij de politie wilde bellen omdat verdachte moeilijk deed. [Naam 5] heeft verdachte niet gezien, maar hoorde zijn moeder wel roepen: “Ga mijn huis uit”. Aan haar stem hoorde [Naam 5] dat zijn moeder paniekerig was. Daarna hoorde hij dat verdachte binnen was. Er werd tegen zijn moeder geschreeuwd en aan de stem hoorde hij dat het verdachte was. [Naam 5] hoorde ook dat het rolluik van de voordeur werd gesloten door verdachte [21] .
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij samen met [Slachtoffer] naar haar woning is gegaan. Daar is hij direct gaan slapen. Het rolluik van de voordeur heeft hij met de afstandsbediening gesloten die hij daarna op bed heeft gelegd [22] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte op 13 januari 2019 de woning van [Slachtoffer] wederrechtelijk is binnengedrongen. Van dat onderdeel van de tenlastelegging spreekt zij verdachte vrij.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat verdachte op 13 januari 2019 in de woning van [Slachtoffer] heeft verbleven en dat zij hem op enig moment heeft verzocht om te vertrekken waaraan hij geen gehoor heeft gegeven. Dat volgt immers uit haar verklaring en de verklaring van haar zoon [Naam 5] . Nu [Naam 5] zelf heeft gehoord dat zijn moeder riep dat verdachte haar woning uit moest en hij ook verdachte zelf heeft horen schreeuwen, is er geen sprake van een de-auditu-verklaring. Dat verweer wordt dan ook verworpen. Uit verdachtes eigen verklaring en de bevindingen van de politie volgt ook dat verdachte de woning niet heeft verlaten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 januari 2019 wederrechtelijk in de woning van [Slachtoffer] heeft vertoefd en hij zich niet op haar vordering uit haar woning heeft verwijderd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/026544-19
1.
hij in de periode van 20 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Rucphen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [Slachtoffer] , door
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken en/of te bellen en
- brieven in haar brievenbus te stoppen en
- cadeaus voor de woning achter te laten en
- via haar kind [Naam 1] die [Slachtoffer] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend tegen die [Naam 1] gezegd - zakelijk weergegeven - dat "als die [Slachtoffer] hem niet te woord zou staan hij een pistool zou gaan kopen en die [Slachtoffer] door zou gaan schieten" en
- meermalen zich opgehouden voor en/of in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [Slachtoffer]
met het oogmerk die [Slachtoffer] , te dwingen iets te doen;
2.
hij op 1 februari 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen, een wapen van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 2 juni 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen [Slachtoffer] heeft mishandeld door met kracht aan de haren van die [Slachtoffer] te trekken en met kracht tegen de rug en billen te slaan en/of te stompen;
4.
hij op 2 juni 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen [Naam 3] en [Naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een mes in zijn handen op voornoemde [Naam 3] en [Naam 4] af te lopen en daarbij stekende bewegingen te maken in de richting van die [Naam 3] en [Naam 4] ;
02/009172-19
hij op 13 januari 2019 te Rucphen wederrechtelijk heeft vertoefd in een woning gelegen aan de [Straatnaam 1] en in gebruik bij [Slachtoffer] en zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van wat zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert zij oplegging van een gedragsbeperkende maatregel in de zin van een locatieverbod voor het woonadres van [Slachtoffer] en een contactverbod met haar twee nog thuiswonende zonen, [Naam 9] en [Naam 5] . Zij vordert geen contactverbod met [Slachtoffer] zelf, omdat het erop lijkt dat zij ook contact met verdachte zoekt. Het zwaartepunt van de strafeis ligt volgens de officier van justitie in de belaging en de daaruit voortvloeiende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van niet alleen [Slachtoffer] maar ook haar kinderen. Zij acht deze strafeis noodzakelijk, omdat dit niet de eerste keer is dat verdachte hiervoor wordt veroordeeld en de eerder opgelegde straffen hem niet tot inzicht en tot stoppen hebben gebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de gevoerde bewijsverweren bepleit de verdediging een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair wordt matiging van de strafeis bepleit dan wel oplegging van een taakstraf. Daartoe wordt aangevoerd dat de eis van de officier van justitie betekent dat verdachte geen inkomsten heeft en de hypotheek niet meer kan betalen, waardoor hij zijn woning zal verliezen en na zijn straf niets meer over heeft. Daarbij kan ook gedacht worden aan een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden die zien op een agressietraining. De verdediging verzoekt geen contactverbod met de zoons van [Slachtoffer] op te leggen, omdat zij hierdoor gedupeerd zullen worden nu zij zelf graag contact met verdachte hebben. Het strafrecht is daarvoor geen passende oplossing.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich ten opzichte van [Slachtoffer] schuldig gemaakt aan belaging (oftewel stalking), huisvredebreuk en mishandeling. Deze drie feiten komen voort uit de knipperlichtrelatie die verdachte en [Slachtoffer] er - naar het lijkt - tot op heden op na houden. Op enig moment in de maand december 2018 heeft [Slachtoffer] verdachte te kennen gegeven dat zij hun relatie (opnieuw) verbrak en dat zij met rust gelaten wilde worden. Met tussenkomst van instanties waren daartoe tussen [Slachtoffer] en verdachte zelfs afspraken gemaakt. Desondanks heeft verdachte [Slachtoffer] gedurende zes weken gestalkt door haar veelvuldig op te bellen, brieven en cadeaus bij haar te bezorgen, zich in de omgeving van haar woning op te houden en haar zelfs via haar dochter te bedreigen. Alles om [Slachtoffer] te dwingen de relatie met hem weer te hervatten.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat de knipperlichtrelatie zorgt voor enige onduidelijkheid bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat hij de grenzen van [Slachtoffer] dient te respecteren wanneer zij dat aangeeft. Dat heeft hij niet gedaan, wat niet alleen heeft geleid tot stalking en huisvredebreuk, maar een paar maanden later zelfs tot mishandeling van [Slachtoffer] . Het wekt geen verbazing dat dit gedrag van verdachte bij [Slachtoffer] gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg heeft gebracht. Ondanks zijn vervolging voor deze feiten leek verdachte ter zitting zich nog steeds de ernst van deze gedragingen en de impact daarvan op [Slachtoffer] onvoldoende te realiseren. De rechtbank neemt dit hem zeer kwalijk.
Verdachte heeft zich voorafgaand aan de mishandeling van [Slachtoffer] schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes van twee beveiligers. Terwijl de beveiligers hem juist voor de rust op het [Naam 8] daarvan hadden verwijderd, is verdachte met een mes teruggekomen om zijn wil ten opzichte van [Slachtoffer] door te zetten. Ook dit feit getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor andermans grenzen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit (een boksbeugel).
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte, omdat daaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan belaging, mishandeling en bedreiging. Daarbij valt in het bijzonder op dat hij op 25 oktober 2018 is veroordeeld voor onder andere stalking van zijn ex-vrouw én voor stalking van [Slachtoffer] tot een werkstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is nog geen twee maanden voor de stalking waarvoor hij nu wordt veroordeeld.
Daarnaast houdt zij rekening met de rapporten van de reclassering van 2 februari 2019 en 11 april 2019 die zijn opgesteld in het kader van de schorsing van verdachte. Samengevat komt hierin naar voren dat in samenwerking met de reclassering, Veilig Thuis, de GGZ en de politie is gesproken over de zorgelijke relatie tussen [Slachtoffer] en verdachte. Steeds is besproken dat verdachte afstand moet houden van [Slachtoffer] en dat zij de grenzen aangeeft over het al dan niet voortzetten van de relatie. Verdachte wil zich hier wel aan houden, maar dat kost hem veel moeite, mede omdat [Slachtoffer] dubbele signalen naar hem afgeeft. Vermoed wordt ook dat het locatieverbod door beiden wordt omzeild, doordat [Slachtoffer] nu naar verdachte komt in plaats van andersom. Hoewel verdachte zijn uiterste best doet om via vrijwillige deelname aan trainingen aan zichzelf te werken, zorgt dat nog niet voor verstandige besluiten in relaties. Een contactverbod ligt gelet hierop volgens de reclassering niet voor de hand, maar een locatieverbod wel, zodat verdachte in ieder geval niet naar [Slachtoffer] kan gaan.
Alles afwegend is de rechtbank wel van oordeel dat op het bewezenverklaarde niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf. Gebleken is immers dat de op 25 oktober 2018 aan verdachte opgelegde straf voor dezelfde soort feiten geen effect op zijn gedrag heeft gehad. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de ook in het reclasseringsrapport gesignaleerde dubbele signalen van [Slachtoffer] vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden. Zij zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen, te weten een maand, met een proeftijd van twee jaar. Daarmee wordt beoogd een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk te maken alsmede verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Evenals bij het vorige vonnis wordt daaraan ook de voorwaarde verbonden dat verdachte geen cocaïne gebruikt.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk, namelijk een locatieverbod voor een straal van 500 meter rondom het woonadres van [Slachtoffer] gedurende twee jaar. Iedere overtreding van dit locatieverbod levert een week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [Slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om, zoals de officier van justitie heeft geëist, een contactverbod met de zoons van [Slachtoffer] op te leggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 76 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 25 oktober 2018 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.Het beslag

Onder verdachte is een boksbeugel in beslag genomen. Omdat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet, is dat voorwerp vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, waartoe de rechtbank ook zal beslissen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 38v, 38w, 43a, 57, 138, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/05644-19
feit 1:Belaging;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3: Mishandeling;
feit 4: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
02/009172-19
Wederrechtelijk vertoevende in de woning, bij een ander in gebruik, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na vrijlating uit detentie zal melden bij Reclassering Nederland te Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte gedurende de proeftijd geen cocaïne en/of soortgelijke stimulerende middelen gebruikt en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan bloedonderzoek of urineonderzoek waarvan de reclassering zal bepalen hoe vaak een controle zal plaatsvinden;
* dat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte gedurende
2 jaar zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van het woonadres van [Slachtoffer];
- beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaantot een maximum van 26 weken;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 25 oktober 2018 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/800087-18
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
76 dagen gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen boksbeugel (G1992232).
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Tempelaar en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juli 2019.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal Saunderson / ZB2R019014 van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 235, hierna eindproces-verbaal 1.
2.De geschriften, zijnde de kopieën uit het notitieboekje van [Slachtoffer] , eindproces-verbaal 1, p. 59-61, 63-71 en 73.
3.De geschriften, zijnde de brieven van verdachte aan [Slachtoffer] , eindproces-verbaal 1, p. 62 en 71.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 1] van 1 februari 2019, eindproces-verbaal 1, p. 86.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal 1, p. 96.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal 1, p. 139.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal 1, p. 93 en 94.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 januari 2019, eindproces-verbaal 3, p. 14.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 1 februari 2019, eindproces-verbaal 1, p. 22.
10.De ter terechtzitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring van verdachte.
11.Het proces-verbaal van binnentreden in woning, eindproces-verbaal 1, p. 45.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal 1, p. 215 en 216.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2019129996 Z van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 54, hierna eindproces-verbaal 2.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [Slachtoffer] van 3 juni 2019, eindproces-verbaal 2, p. 18.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 3] van 2 juni 2019, eindproces-verbaal 2, p. 23 en 24.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 4] van 3 juni 2019, eindproces-verbaal 2, p. 26-28.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal 2, p. 33.
18.De ter terechtzitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring van verdachte.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2019018677 Z van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 25, hierna eindproces-verbaal 3.
20.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] van 13 januari 2019, eindproces-verbaal 3, p. 21 en 22.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 5] van 18 januari 2019, eindproces-verbaal 3, p. 24.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 januari 2019, eindproces-verbaal 3, p. 12 en 13.