4.3Het oordeel van de rechtbank
02/800307-18
Aangezien verdachte ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [naam 1] d.d. 1 mei 2018;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 juni 2019.
- de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 1 mei 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2018;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 juni 2019.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de onder verdachte in beslag genomen revolver dient te worden gekwalificeerd als een gasrevolver. Uit bovenvermeld proces-verbaal blijkt dat de gasrevolver is omgebouwd naar een “scherp” schietend vuurwapen. Uit proefschoten is gebleken dat het vuurwapen functioneert en dat er kogels via de loop mee kunnen worden weggeschoten. Dat de kogels weliswaar niet exact voor de loop worden aangevoerd, waardoor afgeschraapte loodresten via de opening tussen de loop en de cilinder worden weggeschoten, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen revolver dient te worden gekwalificeerd als een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
02/812550-18
Inleiding
Op 6 juni 2018 omstreeks 22:10 uur werd door de politie een melding ontvangen om te gaan naar [naam 3] aan de [straatnaam] te Goirle. Aldaar zou eerder op de avond een bewoonster in de auto zijn gestapt bij een onbekende man bij wie zij seksuele handelingen zou hebben moeten verrichten. Er zouden spermasporen op haar kleding aanwezig zijn. Toen de politie ter plaatse kwam, bleek het te gaan om [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Na een gesprek met de politie, waarin zij voorgaande bevestigde, werd de kleding van [naam 2] in beslag genomen.
Bewijsmiddelen
[naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 2005, heeft bij de politie verklaard dat zij op
6 juni 2018 omstreeks 18:00 uur met een man, die zijn zoontje bij [naam 3] had afgezet, was meegelopen en bij hem in de auto was gestapt. Ze waren naar de parkeerplaats van de [naam 5] gereden. Onderweg had hij haar bovenbenen gestreeld. Toen ze stil stonden hadden ze gezoend, dit was tongzoenen. De man had ook met zijn hand in haar onderbroek gezeten. Hij was met zijn vingers tussen haar schaamlippen geweest en met zijn middelvinger in haar vagina. Toen de man zijn penis uit zijn broek haalde, had hij haar bij haar haren vastgepakt, waarna ze hem heeft gepijpt. Bij het pijpen ging haar hoofd op en neer. Hij was in haar mond klaargekomen. Ze had het sperma doorgeslikt. Vervolgens had de man het sperma van zijn penis gehaald, waarna hij in haar ging. Zij moest hiervoor bovenop hem gaan zitten met haar gezicht naar hem toe.
Op 7 juni 2018 heeft er een medisch forensisch onderzoek plaatsgevonden bij [naam 2] . Door een arts werden bij haar sporen afgenomen. Zo werden onder meer de binnen- en buitenzijde van haar mond en haar vagina bemonsterd.
Op 12 juni 2018 werd er bij verdachte wangslijmvlies afgenomen.
Uit onderzoek naar biologische sporen is gebleken dat er spermacellen zijn aangetroffen op de beugel en op en om de mond van [naam 2] . Verder zijn er aanwijzingen voor spermavloeistof tussen de tandenrij en lip, op de mond en op de binnenste- en buitenste schaamlippen.
Uit het vergelijkend DNA-onderzoek is vervolgens gebleken dat de spermasporen om de mond een DNA-profiel bevatten van een man, waarbij de matchkans dat dit DNA-profiel afkomstig is van een ander dan verdachte kleiner dan 1 op 1 miljard is.
Het aanvullend DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat de bemonsteringen van de beugel en de buitenste schaamlippen een DNA-mengprofiel bevat, waarvan het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA van [naam 2] en verdachte bevat dan dat de bemonstering DNA van [naam 2] en een willekeurig onbekende persoon bevat.
Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] bij hem in de auto is gestapt, dat hij met haar naar de [naam 5] is gereden en dat zij daar stil hebben gestaan. [naam 2] is hem toen gaan pijpen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 6 juni 2018 handelingen heeft verricht bij [naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 2005, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam door het duwen/brengen van zijn vinger in haar vagina, het duwen/brengen van zijn penis in haar mond, het zich laten aftrekken door haar en het duwen/brengen van zij penis in haar vagina.
Betrouwbaarheid van de verklaring
In alle strafzaken dienen aangiftes c.q. verklaringen van slachtoffers kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien. Dit geldt temeer in zedenzaken, waarin met regelmaat naast de verklaringen van het slachtoffer en verdachte geen getuigenverklaringen voorhanden zijn.
In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam 2] als betrouwbaar is aan te merken. Er wordt door haar uitgebreid en consistent verklaard. Voor het feit dat zij pas enkele dagen na haar eerste verhoor heeft verklaard over de geslachtsgemeenschap, wordt door haar een aannemelijke verklaring gegeven, namelijk dat zij dit niet durfde omdat zij bang was dat haar ouders hierom boos op haar zouden worden. De reden waarom zij hier tijdens het verhoor d.d. 11 juni 2018 alsnog over heeft verklaard, is dat zij zegt bang te zijn dat zij zwanger is. Daarnaast vindt haar verklaring op meerdere onderdelen steun in objectief bewijs, nu forensisch DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat er sperma in en om haar mond en op haar buitenste schaamlippen is aangetroffen, welk sperma naar het oordeel van de rechtbank afkomstig is van verdachte. Voorts wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging door het feit dat [naam 2] in haar verklaring gedetailleerd beschrijft hoe de seksuele handelingen in de auto hebben plaatsgevonden. Zo vertelt zij met welke vinger en hoe diep verdachte hiermee in haar vagina ging en dat hij haar haren vastpakte en pijnlijk aan haar haarknot draaide tijdens het pijpen. Ook legt zij precies uit hoe verdachte met zijn penis in haar vagina kon gaan in de auto. Haar kleding zat tot halverwege haar onderbenen. Daar ging zij op zitten en toen kon zij heel makkelijk haar benen nog wijd doen, omdat zij heel flexibel is. Verdachte was met de stoel naar achteren gegaan en ook de rugleuning had hij naar achteren gezet.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam 2] geloofwaardig en betrouwbaar is en dat deze derhalve kan worden gebruikt voor het bewijs.
Dwang
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting ex artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht van [naam 2] op 6 juni 2018. Hierbij is meer specifiek de vraag aan de orde of bewezen kan worden dat verdachte [naam 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van voornoemde seksuele handelingen.
Door verdachte wordt niet ontkend dat tussen hem en de toen twaalfjarige [naam 2] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn geweest van dwang.
Ten laste is gelegd dat de dwang in de onderhavige zaak voortvloeit uit een tweetal feitelijkheden. Enerzijds het fysieke en psychische overwicht dat van verdachte zou zijn uitgegaan door het leeftijdsverschil en anderzijds het gegeven dat verdachte de autodeur(en) op slot heeft gedaan.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier onvoldoende duidelijkheid biedt over het al dan niet op slot zijn van de autodeuren. Aan een beoordeling van deze feitelijkheid en de daarvan mogelijk uitgaande dwang komt de rechtbank dan ook niet toe.
Ten aanzien van het leeftijdsverschil en het daaruit voortvloeiend fysiek en/of psychisch overwicht, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier komt een beeld naar voren van [naam 2] die er uitziet als een jonge vrouw van 18 jaar en duidelijk seksueel geïnteresseerd is. Na een kort gesprekje met verdachte stapt zij vrijwillig bij hem in de auto. Het is goed mogelijk dat [naam 2] (een deel van) de handelingen niet heeft gewild en dat zij daartoe in haar beleving is gedwongen. Anderzijds kan de rechtbank niet uitsluiten dat dit voor verdachte niet duidelijk geweest is.
De rechtbank komt om die reden niet tot het oordeel dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het dwingen van [naam 2] door het overwicht dat hij gezien zijn leeftijd over haar had. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde verkrachting.
Ontucht
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van ontuchtige handelingen.
Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij destijds niet wist dat [naam 2] minderjarig was, overweegt de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging dat de in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden zijn geobjectiveerd, zodat opzet of schuld daaromtrent niet is vereist. Voor een bewezenverklaring van het feit is daarom niet vereist dat verdachte wist dat het slachtoffer ten tijde van de seksuele handelingen nog geen 16 jaren oud was.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.