9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
feit 3:Medeplegen van opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich onmiddellijk na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Nederland te Tilburg en zich daarna gedurende de proeftijd zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte indien geïndiceerd meewerkt aan diagnostiek en zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Het Dok of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die reclassering aan te geven, waarbij hij zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling dient te houden en het innemen van medicijnen een onderdeel kan zijn van die behandeling;
* dat verdachte gedurende zes maanden na ingang van het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig dient te zijn op zijn verblijfadres, te weten de [adres 1] te Tilburg, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt, waarbij de reclassering de precieze tijdstippen vaststelt, in overleg met verdachte en rekening houdend met zijn dagbesteding. Bij de start hoeft betrokkene op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Een ander verblijfadres is slechts mogelijk na toestemming van de reclassering;
- bepaalt dat verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en gedurende dat toezicht niet naar het buitenland gaat zonder voorafgaande toestemming van die reclassering;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan een praktische begeleiding van Jan Arends of soortgelijke begeleiding, geboden door een gespecialiseerde instantie, en verdachte zich inzet voor het verkrijgen en het behouden van een dagbesteding en een stabiel inkomen;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Tilburg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
ten aanzien van feit 1:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van
€ 1.000,-- ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van
€ 1.875,01 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van feit 1 en 2:
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij
[naam 1](feit 1), € 1.000,--, 20 dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij
[naam 4](feit 2), € 1.875,01, 29 dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover het bedrag ad € 1.000,-- ten behoeve van [naam 1] door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Feraaune, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. Wiersum, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juli 2019.
Mr. Wiersum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.