ECLI:NL:RBZWB:2019:3200

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
02-250853-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Mr. De Brouwer
  • Mr. Feraaune
  • Mr. Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en mishandeling tijdens vechtpartij te Tilburg

Op 5 december 2018 vond er een vechtpartij plaats in Tilburg waarbij de verdachte, gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, betrokken was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van twee personen, [naam 1] en [naam 2], en van mishandeling van [naam 3]. De rechtbank behandelde de zaak op 2 juli 2019, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van [naam 1] met een honkbalknuppel en het toebrengen van letsel aan [naam 2] en [naam 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, maar kon niet vaststellen dat er opzet was op de dood van de slachtoffers. De rechtbank achtte de poging zware mishandeling en de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling gericht op agressieregulatie. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding aan [naam 1].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/250853-18
vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. W.J.M. van der Putten, advocaat te Goirle

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 juli 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met een honkbalknuppel meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [naam 2] (geboren [geboortedag 2] 1955) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een honkbalknuppel meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Tilburg [naam 3] (geboren [geboortedag 3] 1983) heeft mishandeld door die [naam 3] met (het handvat van) een mes meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging doodslag zoals impliciet primair onder feit 1 ten laste is gelegd en baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de aangifte van [naam 4] , de aangifte van [naam 3] (geboren op [geboortedag 3] 1983), de camerabeelden en het tapgesprek van verdachte. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte met kracht slaat met een knuppel. Door dat tegen het achterhoofd van [naam 1] te doen, heeft [naam 1] zich niet kunnen voorbereiden op die slag. Daardoor heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam 1] zodanig schedel- dan wel hersenletsel zou oplopen dat hij daaraan zou komen te overlijden.
Feit 2
Voor de impliciet primair tenlastegelegde poging doodslag heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Zij acht de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [naam 2] (geboren op [geboortedag 2] 1955)(hierna: [naam 2] ), het tapgesprek van verdachte en zijn verklaring dat hij een knuppel heeft vastgehad en hiermee rond heeft gezwaaid. Het met kracht met een knuppel in het gezicht slaan van [naam 2] had in dit geval niet tot de dood kunnen leiden, maar daardoor heeft verdachte wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [naam 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Feit 3
Tot slot acht de officier van justitie ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [naam 3] (geboren op [geboortedag 3] 1983) (hierna: [naam 3] ), de camerabeelden en de verklaring van verdachte dat hij heeft geslagen met een mes.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 aangevoerd dat verdachte weliswaar een knuppel heeft vastgehad waarmee hij wellicht geslagen heeft, maar dat op basis van het dossier niet is vast te stellen wie hij waar heeft geslagen. Uit de camerabeelden blijkt dat er meer mensen aanwezig waren met knuppels en/ of stalen pijpen waarmee in het rond werd gezwaaid. Deze personen zouden aangevers [naam 1] en [naam 2] (geboren op [geboortedag 2] 1955) ook kunnen hebben geraakt. Bovendien heeft [naam 1] aangegeven dat hij niet weet wie hem geraakt heeft.
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 zou komen, is de verdediging van mening dat in ieder geval geen sprake is geweest van opzet op de dood. Verdachte heeft met het in het rond zwaaien met de knuppel niet de bedoeling gehad iemand van het leven te beroven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2: [naam 1] en [naam 2]
Niet ter discussie staat dat in de late avond op 5 december 2018 een vechtpartij heeft plaatsgevonden in en voor de woning aan de [adres 2] te Tilburg. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij bij deze vechtpartij aanwezig is geweest en dat hij met een honkbalknuppel in het rond heeft gezwaaid, waarbij het kan dat hij mensen heeft geraakt. [1]
[naam 1]
Verbalisant [naam 5] is na een melding ter plaatse gegaan en trof in de woning aan de [adres 2] aangever [naam 1] die hem vertelde dat hij met een honkbalknuppel tegen zijn achterhoofd was geslagen, waarna hij direct op de grond is gevallen en buiten bewustzijn is geraakt. [2] heeft vervolgens op 6 december 2018 aangifte gedaan en verklaard dat hij een klap van achteren met een honkbalknuppel heeft gekregen waaraan hij rechts achter op zijn hoofd een flinke bult heeft overgehouden. [3]
[naam 6] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [naam 1] met een honkbalknuppel op zijn hoofd werd geslagen door verdachte waarna zij zag dat [naam 1] knock-out ging. [4]
[naam 2]
heeft op 7 december 2018 aangifte gedaan en verklaard dat hij tijdens genoemde vechtpartij door verdachte met een knuppel in zijn gezicht is geslagen. [5]
[naam 1] en [naam 2]
Ter terechtzitting zijn de beelden getoond van de beveiligingscamera die is bevestigd aan de voorzijde van de woning aan de [adres 2] . De beveiligingscamera had zicht op de geweldpleging die zich voor de woning heeft afgespeeld. De rechtbank ziet op de beelden, zoals ter zitting benoemd, dat verdachte een honkbalknuppel vast heeft en – anders dan verdachte zegt - hiermee slaande bewegingen maakt. [6]
Verdachte heeft tijdens een getapt telefoongesprek op 6 december 2018 verteld dat hij de avond ervoor “ [naam 1] ”(fonetisch) “kats van zijn eigen” heeft geslagen en [naam 2] een klap voor zijn kop heeft gegeven met een knuppel. [7] “Kats van zijn eigen” betekent volgens de raadsman van verdachte ter zitting “van de wereld”, hetgeen door verdachte vervolgens niet is weersproken, maar afgedaan als grootspraak van hem aan de telefoon.
De rechtbank constateert dat de telefonische uitlatingen van verdachte over “ [naam 1] ” en [naam 2] aansluiten bij wat [naam 1] en [naam 2] volgens hun respectievelijke aangiftes is overkomen. De verklaring van verdachte dat dit slechts grootspraak van hem was, schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde.
Op grond van het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 5 december 2018 in Tilburg met een honkbalknuppel één maal heeft geslagen tegen het gezicht van [naam 2] en één maal tegen het hoofd van [naam 1] . [naam 1] is daarvan kort buiten bewustzijn geraakt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het slaan met de honkbalknuppel door verdachte gericht was op het van het leven beroven van [naam 1] en [naam 2] of op het toebrengen van zwaar letsel. De rechtbank overweegt hierbij dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vastgesteld kan worden met hoeveel kracht verdachte heeft geslagen. Ook het daadwerkelijk letsel bij respectievelijk [naam 1] en [naam 2] biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Bij [naam 2] is zelfs enig specifiek letsel in zijn gezicht niet benoemd. Uit het dossier blijkt evenmin dat onderzoek is gedaan naar met name het gewicht van de knuppel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [naam 1] en [naam 2] , ook niet in voorwaardelijke zin. Dat [naam 1] als gevolg van die ene klap kort buiten bewustzijn is geraakt, maakt dat voor feit 1 niet anders.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich door zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zowel [naam 1] als [naam 2] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen en die kans ook welbewust heeft aanvaard en op de koop toegenomen. [naam 1] is onverwachts van achteren neergeslagen door verdachte en daardoor buiten bewustzijn geraakt en gevallen. Gelukkig voor verdachte heeft hij aan zijn val geen zwaarder letsel overgehouden, maar dat had naar het oordeel van de rechtbank makkelijk wel kunnen gebeuren. Doordat hij buiten bewustzijn was, kon [naam 1] zijn val immers niet opvangen. Voor het slaan van [naam 2] geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gezicht kwetsbare delen bevat. Deze kunnen door een slag met een honkbalknuppel makkelijk zodanig letsel oplopen dat operatief ingrijpen noodzakelijk is en pas na langere tijd volledig herstel plaatsvindt.
Feit 3: [naam 3]
heeft aangifte gedaan met betrekking tot de vechtpartij aan de [adres 2] op 5 december 2018. Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met een groot “rambo” mes stond te zwaaien en dat hij door verdachte met het handvat van het mes is geslagen, terwijl verdachte het lemmet vasthield. [8]
Ter terechtzitting zijn de beelden getoond van de beveiligingscamera die is bevestigd aan de voorzijde van de woning aan de [adres 2] . De beveiligingscamera had zicht op de geweldpleging die zich voor de woning heeft afgespeeld. De rechtbank ziet op de beelden, zoals ter zitting benoemd, dat verdachte een lang zwart voorwerp, gelijkend op een mes, in zijn rechterhand heeft waarmee hij meerdere slaande bewegingen maakt. [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij [naam 3] heeft geslagen met een mes, maar dat het mes niet van hem was. [10]
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de mishandeling van [naam 3] door hem meermalen met het handvat van een mes te slaan wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 december 2018 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een honkbalknuppel tegen het hoofd van die [naam 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 5 december 2018 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 2] (geboren [geboortedag 2] 1955) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een honkbalknuppel tegen het hoofd van die [naam 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 5 december 2018 te Tilburg [naam 3] (geboren [geboortedag 3] 1983) heeft mishandeld door die [naam 3] met het handvat van een mes meermalen tegen het lichaam te slaan.
Ten gevolge van een kennelijke verschrijving is in de vierde regel van het onder 2 tenlastegelegde opgenomen ‘ [naam 1] ’, terwijl dit had moeten zijn ‘ [naam 2] ’. De rechtbank herstelt deze verschrijving en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering dienen te worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is de verdediging van mening dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op de dag van de uitspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 december 2018 in de middag is een oom van verdachte aangesproken door zijn buurvrouw van de [adres 2] , omdat die oom zijn auto had geparkeerd voor het huis van zijn buren. Daarbij zou over en weer gescholden zijn. De vrouw van een andere oom van verdachte heeft daarop rond 21.00 uur die avond geprobeerd met een bezem de camera’s van de gevel van de [adres 2] te slaan. Daarop zijn de hoofdbewoner en zijn zwager [naam 2] naar buiten gekomen. Over wat daarna is gebeurd tussen hen en de vrouw van die andere oom lopen de lezingen uiteen, maar die andere oom verdachte heeft vervolgens zowel de hoofdbewoner als [naam 2] éénmaal met kracht met een vuist tegen het gezicht geslagen.
Later die avond na 23.00 uur is de grote vechtpartij voor en in de hal van de woning aan de [adres 2] ontstaan, waarbij ook verdachte geweld heeft gebruikt. Voor de rechtbank is duidelijk dat deze grote vechtpartij niet zou hebben plaatsgevonden als iedereen van de zijde van verdachte zich had beperkt tot het binnenshuis vieren van sinterklaasavond. Dat geldt niet alleen voor degene die als eerste de confrontatie met de hoofdbewoners van [adres 2] heeft gezocht. Dit familielid van verdachte is naar die woning gegaan en heeft daar vervolgens meermalen met kracht tegen de gesloten voordeur getrapt en meermalen met kracht geprobeerd de voorruit van de woonkamer in te slaan. Wanneer dit zinloze geweld eindelijk stopt, mede door ingrijpen van verdachte en andere familieleden, blijven verdachte en de andere familieleden en aanhang echter onnodig bij de betreffende woning hangen in plaats van terug te keren naar de woning waar zij vandaan kwamen.
Dat [naam 2] dan met een zwengel in de hand naar buiten komt, vindt de rechtbank begrijpelijk. Via de nog functionerende camera heeft hij immers meerdere personen van de zijde van verdachte kunnen zien, waarvan er een als een dolle tekeer gaat tegen de deur en het woonkamerraam van de woning van zijn zwager. Bovendien is tijdens het bezemincident eerder die avond na geweld tegen goederen ook geweld tegen hem en zijn zwager gebruikt. Ook het feit dat [naam 2] met die zwengel naar buiten komt, leidt er niet toe dat verdachte en de zijnen weg gaan. Als [naam 7] vervolgens een slaande beweging maakt met de zwengel, is dat voor hen als het ware een excuus om hun al langer bestaande frustratie over de familie [naam 1] de vrije loop te laten met een grote vechtpartij als gevolg. Verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan twee pogingen zware mishandeling en een gewone mishandeling.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door de Landelijke Commissie voor Straftoemeting opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet tot een bewezenverklaring gekomen van een poging doodslag bij feit 1, wat tot een heel ander uitgangspunt dan de eis van de officier van justitie. . Bij een poging gaat daar in beginsel één derde vanaf, zodat daarvoor een gevangenisstraf van negentien weken als uitgangspunt geldt.
Voorts heeft de rechtbank onderzocht of sprake is van omstandigheden die tot strafvermindering of strafverzwaring aanleiding geven.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte voordat de vechtpartij uitbrak heeft proberen te voorkomen dat de zaak zou escaleren.
Sterk in het nadeel van verdachte geldt dat uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij al eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. De proeftijd van een maand gevangenisstraf voorwaardelijk voor eveneens geweldsdelicten was pas op 13 oktober 2018 geëindigd. De rechtbank moet dus concluderen dat verdachte van die eerdere veroordelingen onvoldoende heeft geleerd.
In dat verband heeft de reclassering in haar rapport van 13 maart 2019 de kans op herhaling van een strafbaar feit ingeschat als gemiddeld en dat geldt ook voor de kans op letselschade. Zij adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • een ambulante behandeling gericht op agressieregulatie en omgaan met emoties;
  • meewerken aan middelencontrole en
  • meewerken aan een traject gericht op verkrijgen en behouden van werk.
Verdachte is bereid hieraan mee te werken.
Om verdachte er van te weerhouden dat hij zich in de toekomst weer schuldig maakt aan een geweldsdelict zal de rechtbank tevens een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat voor de twee pogingen zware mishandeling met een honkbalknuppel en een mishandeling met een mes(heft) een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen passend is, waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan dat voorwaardelijke deel zullen ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Het bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven, omdat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt gelijk aan het voorarrest op de dag van de uitspraak.

7.De benadeelde partij

[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 815,79 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 515,79 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 15,79 ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de zij het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam 2] (geboren op [geboortedag 2] 1955) en [naam 3] (geboren op [geboortedag 3] 1983)
De benadeelde partijen [naam 2] (geboren op [geboortedag 2] 1955) en [naam 3] (geboren op [geboortedag 3] 1983) vorderingen ieder een schadevergoeding.
Het strafbaar feit dat de grondslag voor de vorderingen vormt, is blijkens de schriftelijke vorderingen van 26 juni 2019 een vecht- en steekpartij. Gelet op het feit dat in deze vecht- en steekpartij meerdere geweldshandelingen zijn verricht welke niet enkel de tenlastegelegde feiten aan verdachte betreffen is de rechtbank van oordeel dat deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De overige benadeelde partijen
De benadeelde partijen [naam 8] en [naam 9] vorderen ieder ook een schadevergoeding. Hun vorderingen zijn in het onderhavige dossier terechtgekomen, doordat vanuit het Openbaar Ministerie ook het parketnummer van verdachte is ingevuld op hun individuele schadevergoedingsverzoek. Verdachte is echter niet gedagvaard en dus ook niet veroordeeld voor enig feit dat op een van hen betrekking heeft. De rechtbank zal hen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging zware mishandeling
feit 2:poging zware mishandeling
feit 3:mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen 48 uur na onherroepelijk het vonnis tussen 9:00- 12:00u
telefonisch meldt bij Reclassering Nederland via telefoonnummer 088-8041504. Verdachte dient zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte zich laat behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering, gericht op agressie regulatie en het omgaan met emoties. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte verplicht is om openheid van zaken te geven, zich actief in gesprekken op te stellen en praktijksituaties bespreekbaar te maken omtrent sociaal netwerk, zijn dagbesteding, financiële situatie, zijn middelengebruik, zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden, houding en andere onderwerpen die de reclassering van belang acht in het kader van gedragsverandering;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 515,79, waarvan € 15,79 ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [naam 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 515,79 te betalen, bij niet betaling te vervangen door tien dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam 1] vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partijen [naam 2] , [naam 3] , [naam 8] en [naam 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

Voorlopige hechtenis

- heft het bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. Feraaune en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 juli 2019.
Mr. De Brouwer, mr. Gillesse en Van Dijke zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2018286886 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 363.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 14 e.v.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgenomen op pagina 67 e.v.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgenomen op pagina 79 e.v.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgenomen op pagina 49 e.v.
6.Eigen waarneming van de op de terechtzitting getoonde digitale beelden, die als DVD bij het proces-verbaal zijn gevoegd.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 176 e.v.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgenomen op pagina 57 e.v.
9.Eigen waarneming van de op de terechtzitting getoonde digitale beelden, die als DVD bij het proces-verbaal zijn gevoegd.
10.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 2 juli 2019.