Op 16 juli 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet kon verenigen met de behandeling van zijn zaak door mr. [voorletter] Hindriks. De procedure begon met een mulderzitting op 2 juli 2019, waar de zaak van de verzoeker werd behandeld en een mondelinge uitspraak werd gedaan. Na deze uitspraak diende de verzoeker op 7 juli 2019 een wrakingsverzoek in, dat op 8 juli 2019 werd ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om een rechter te wraken nadat deze een eindbeslissing heeft genomen. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid om een rechter te wraken na het geven van een mondelinge uitspraak, aangezien de rechter dan geen verdere bemoeienis met de zaak heeft. De rechtbank merkte op dat de enige mogelijkheid om de zaak opnieuw voor te leggen aan een rechter, na een vonnis, hoger beroep is, maar dat dit in dit geval niet mogelijk was vanwege de ondergrens van € 70,00 voor hoger beroep. De beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd in het openbaar uitgesproken door de rechters M. van Kralingen, A. Breeman en E. Eijssen-Vruwink, in aanwezigheid van griffier mr. Rockx.