ECLI:NL:RBZWB:2019:33

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
02-688220-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag en snelheidsovertreding

Op 1 oktober 2016 vond er op de Tractaatweg te Westdorpe, gemeente Terneuzen, een ernstig verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een BMW, een andere auto inhaalde terwijl dit verboden was. Dit leidde tot een botsing met een tegemoetkomende Renault, waarbij een inzittende, [naam 1], dodelijk gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan hoge mate van onvoorzichtigheid, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De verdachte had zich gehaast en wist dat hij niet mocht inhalen, maar deed dit toch. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte niet alleen de verkeersregels overtrad, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar bracht. Daarnaast werd de verdachte op 8 mei 2017 betrapt op een snelheid van 161 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 100 km/u was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688220-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] Goes, [adres]
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 december 2018, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens op 28 december 2018 formeel gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij, op of omstreeks 01 oktober 2016, te Westdorpe, gemeente Terneuzen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
BMW), daarmede rijdende over de weg, de Tractaatweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende over voormelde weg,
geen gevolg te geven aan een, in het midden (tussen de rijstroken) van de
rijbaan van die weg aangebrachte, zogeheten "dubbele doorgetrokken streep"
(aanduidende: "bestuurders mogen de streep niet overschrijden"),
doch, gezien de rijrichting, voornoemde, zogeheten "dubbele doorgetrokken
streep", "links" heeft overschreden en/of (vervolgens) een, gezien de
rijrichting, vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte,
eveneens over die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, Toyota), "links" is
gaan inhalen waarbij hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de rijbaan van die weg, bestemd voor
het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan en/of is blijven rijden,
op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend
motorrijtuig (personenauto, Renault) hem, verdachte, tot op (zéér) korte
afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
tegen (de linkerzijde van) voormeld motorrijtuig (personenauto, Renault) is
gebotst/gereden, waarna (vervolgens) genoemd motorrijtug (personenauto,
Renault) (slippend/schuivend over de rijbaan van die weg) tegen een
motorrijtuig (personenauto, VW) is gebotst/gereden,
waardoor een inzittende (genaamd: [naam 1] ) van voormeld motorrijtuig
(personenauto, Renault) werd gedood,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 en/of het
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 01 oktober 2016, te Westdorpe, gemeente Terneuzen, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmede rijdende over de
weg, de Tractaatweg,
geen gevolg heeft gegeven aan een, in het midden (tussen de rijstroken) van de
rijbaan van die weg aangebrachte, zogeheten "dubbele doorgetrokken streep"
(aanduidende: "bestuurders mogen de streep niet overschrijden"),
doch, gezien de rijrichting, voornoemde, zogeheten "dubbele doorgetrokken
streep", "links" heeft overschreden en/of (vervolgens) een, gezien de
rijrichting, vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte,
eveneens over die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, Toyota), "links" is
gaan inhalen waarbij hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de rijbaan van die weg, bestemd voor
het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan en/of is blijven rijden,
op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend
motorrijtuig (personenauto, Renault) hem, verdachte, tot op (zéér) korte
afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
tegen (de linkerzijde van) voormeld motorrijtuig (personenauto, Renault) is
gebotst/gereden, waarna (vervolgens) genoemd motorrijtug (personenauto,
Renault) (slippend/schuivend over de rijbaan van die weg) tegen een
motorrijtuig (personenauto, VW) is gebotst/gereden,
waarbij een persoon, genaamd: [naam 1] , dodelijk letsel heeft bekomen
en waarbij aan: [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of
[naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] , letsel en/of schade
werd toegebracht,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij, op of omstreeks 08 mei 2017, in de gemeente Borsele, buiten de bebouwde
kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Sloeweg N-62, welke weg als autoweg was
aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 161 kilometer per uur,
in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur
met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde, waarbij zij sprake acht van schuld, bestaande uit een hoge mate van onvoorzichtig rijgedrag, en het onder feit 2 tenlastegelegde. Zij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 primair en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken. Er is sprake geweest van onvoorzichtigheid, namelijk inhalen waar dat niet mocht, maar dit levert in lijn met hetgeen de Hoge Raad in vaste jurisprudentie heeft overwogen, geen aanmerkelijke onoplettendheid dan wel onvoorzichtigheid op, zoals ten laste gelegd. Van een andere verwijtbare gedraging dan inhalen waar dat niet mocht met als gevolg een aanrijding, is niet gebleken. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 1 subsidiair en feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van feit 1
Op 1 oktober 2016 vond er op de Tractaatweg te Westdorpe, gemeente Terneuzen, een ongeval plaats. Bij dit ongeval waren de navolgende voertuigen betrokken: een BMW (bestuurder verdachte), een Renault Laguna (bestuurder [naam 7] en passagiers [naam 6] en [naam 1] ), een Volkswagen Eos (bestuurder [naam 5] en passagiers [naam 4] en [naam 3] ) en een Toyota Corolla (bestuurder [naam 2] en als passagier zijn vrouw). [1]
De Tractaatweg bestond ter plaatse van het ongeval uit één rijbaan, met twee rijstroken bestemd voor verkeer in beide richtingen. De rijstroken waren gescheiden door een dubbele doorgetrokken middenasstreep met daartussen een groengekleurd vlak. Voor wat betreft de toestand van de weg zijn er geen bijzonderheden vastgesteld die van belang waren voor de toedracht, de oorzaak of de gevolgen van het ongeval. Ten tijde van het onderzoek was het wegdek nat en vertoonden beide rijstroken spoorvorming waarin regenwater aanwezig was. Het weer was bewolkt en regenachtig en er was geen reden om aan te nemen dat de weersomstandigheden tijdens het ongeval anders zouden zijn geweest. Op het moment van de aanrijding was het dag. Het ongeval werd bij de politiemeldkamer gemeld om 15.34 uur. [2]
Naar aanleiding van het ongeval werden de navolgende hypothesen onderzocht: het ongeval was ontstaan door de factor mens, het ongeval was ontstaan door de factor voertuig en het ongeval was ontstaan door de factor omgeving.
Ten aanzien van de onderzochte hypothese mens werd het volgende vastgesteld. De bestuurders van de BMW (verdachte) en de Volkswagen reden op de rechterrijstrook van de Tractaatweg in de richting van België. De bestuurder van de Renault reed op de linkerrijstrook van de Tractaatweg, komende uit de richting van België. Verdachte heeft met zijn BMW een voor hem rijdende personenauto ingehaald, terwijl dit ter plaatse verboden was en heeft vervolgens de hem tegemoetkomende Renault aan de linkerzijde geschampt en aangereden op de achteras, waarbij het linker voorwiel van de BMW tegen het linker achterwiel van de Renault kwam. Omdat de Renault aan de linkerzijde op de achteras geraakt werd, draaide deze om zijn lengteas en slipte hierdoor over de rijbaan, waarbij deze door de uit de richting van Terneuzen komende Volkswagen geraakt werd aan de rechterachterzijde. De bestuurder van de Volkswagen werd plots geconfronteerd door een op zijn weghelft bevindende Renault en kon een aanrijding met dit voertuig niet voorkomen. Het slachtoffer zat aan de rechterachterzijde in de Renault en is door de impact dusdanig gewond geraakt dat deze ter plaatse aan zijn verwondingen is overleden.
Ten aanzien van de onderzochte hypothese voertuig werd vastgesteld dat er tijdens het voertuigonderzoek voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, geen gebreken c.q. omstandigheden werden geconstateerd die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben.
Ten aanzien van de onderzochte hypothese omgeving werd vastgesteld dat de weg ter plaatse nat was en inhalen verboden was. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 oktober 2016 in zijn auto over de Tractaatweg reed en daar betrokken is geraakt bij een aanrijding. Hij voelde zich gehaast, omdat zijn moeder op hem aan het wachten was, en was geïrriteerd door de auto die voor hem 80 kilometer per uur reed, terwijl het een weg betrof waar de maximumsnelheid 100 kilometer per uur is. Hij wist dat hij ter plaatse niet mocht inhalen. Verdachte zag wel een tegenligger maar hij is toch de auto voor hem in gaan halen. Toen hij de auto voorbij stak, begon het net wat harder te regenen. Verdachte zag dat de tegenligger dichterbij kwam en heeft toen de keuze gemaakt door te rijden in plaats van te remmen en weer achter de auto die voor hem reed te gaan rijden. [4]
Getuige [naam 8] reed in zijn auto over de Tractaatweg, in de richting van de Belgische grens. Voor hem reed een Volkswagen. Eén of twee auto's voor die Volkswagen reed een blauwe of paarse BWM. Hij zag dat de BMW in ging halen en zag dat de BMW de inhaalactie niet haalde. Er kwam namelijk een tegenligger aan. Deze Renault kon geen kant op. Op dat moment zag hij dat de BMW en de Renault elkaar schampten, waardoor de Renault rond begon te draaien. De Volkswagen, die direct voor hem reed, kon de tegemoet komende Renault, die onbestuurbaar leek, niet meer ontwijken en klapte daar vol bovenop. [5]
Getuige [naam 7] reed in zijn auto, een Renault, over de N62, komende uit de richting van België. [naam 6] zat naast hem in de auto op de bijrijdersstoel en [naam 1] zat rechts op de achterbank. Plotseling zag hij vanuit de rijbaan van het tegengestelde verkeer een auto rijden die ging inhalen. Op het moment dat de blauwe auto op zijn weghelft kwam, was de onderlinge afstand een paar honderd meter. Hij schrok behoorlijk, want zijn inschatting was dat er tussen zijn auto en de blauwe auto onvoldoende ruimte was om in te halen. Plotseling raakte zijn auto in een spin. Hij zag dat zijn auto 180 graden gedraaid op de rijbaan voor het tegengestelde verkeer terecht kwam. In de tussentijd zag hij ook een auto uit tegengestelde richting op hem af komen rijden. De achterzijde van de auto werd door deze andere auto geraakt en daarna kwam zijn auto op de rijbaan voor tegengesteld verkeer tot stilstand. Na de botsing is hij uit de auto gestapt. Hij zag dat [naam 1] door omstanders uit de auto werd gehaald en naast de auto werd neergelegd. Vervolgens werd hij gereanimeerd. Onderweg in de ambulance naar het ziekenhuis in Terneuzen kreeg hij te horen dat [naam 1] was overleden. [6]
Getuige [naam 6] zat als bijrijder voorin in de auto van [naam 7] . Zij reden op een gegeven moment op een tweebaansweg. Er kwam een tegemoetkomende blauwe BMW die verkeer aan het inhalen was, maar hij zag dat er geen ruimte was en dat het niet goed zou gaan. De bestuurder van de BMW stuurde ineens weer terug naar zijn rijbaan en raakte hen hierbij. De auto is gaan tollen en toen met een harde knal tegen een ander voertuig gebotst. [naam 7] had een bloedende hoofdwond. [naam 1] hing met zijn hoofd achterover en reageerde niet meer. Hij had ook geen polsslag meer. [7]
Getuige [naam 5] reed in zijn auto, een Volkswagen, over de Tractaatweg, in de richting van de Belgische grens. Het weer was niet al te best. Het was wat herfstachtig en af en toe was er wat regen. Kort na vertrek bij het verkeerslicht viel hem al een aparte kleur blauwe personenauto op. Dit was een BMW. Ondanks de dubbele doorgetrokken belijning haalde hij links in. Hij reed daarbij niet helemaal de tegenhelft op. Hij bleef enigszins bij de dubbele belijning rijden. De auto reed al zeker voor de helft van zijn autolengte naast zijn voorganger, toen [naam 5] een tegenligger zag. Hij zag dat de BMW met zijn linkervoorkant de linkerzijkant van de zwarte tegenligger raakte. Hij zag die zwarte auto eventjes opveren. Door de slag die de zwarte auto kreeg, tolde die zwarte auto en ging min of meer dwars over de weg. Hij zag die zwarte auto met de rechterzijkant op hem af komen schuiven. Hij kwam zo richting zijn weghelft. Nog binnen de twee seconden zat hij vol op die zwarte auto. Ten gevolge van het ongeval had hij een kleine verwonding aan zijn rechterwenkbrauw en overal wat pijnen en kneuzingen. Zijn vrouw had veel pijn in de borst en enkelbandletsel en zijn stiefdochter een breuk van een ruggenwervel. [8]
Getuige [naam 2] reed in zijn auto, een Toyota, over de Tractaatweg richting Zelzate. Er waren op dat moment veel tegenliggers en er was een inhaalverbod. Het regende volgens hem op dat moment ook. Toen de BMW hem inhaalde, zag hij dat deze rakelings langs hem kwam. Er was absoluut onvoldoende ruimte om hem in te halen vanwege het drukke verkeer. [9]
Ter plaatse van het ongeval is een lijkschouw uitgevoerd. Hieruit bleek dat er bij
[naam 1] voelbaar gebroken ribben waren, links ter hoogte van het hart. Geconcludeerd werd dat er sprake is van niet-natuurlijk overlijden van [naam 1] door inwendig letsel in de borstkas aan de linkerkant, na in de rechterflank van de auto, waarin hij als achterpassagier zat, geraakt te zijn. [10]
bewijsoverwegingen
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Ook hoeft een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Dit kan pas als aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend worden aangemerkt wanneer daaraan gedrag ten grondslag ligt dat gegeven de omstandigheden van het geval niet voldoet aan de eisen die aan verkeersdeelnemers in het algemeen mogen worden gesteld.
De volgende feiten en omstandigheden zijn in dit kader relevant en worden door de rechtbank vastgesteld.
Het ongeval vond plaats op een niet-ongevaarlijke weg, immers ter plaatse gold een inhaalverbod. Op het moment van het ongeval was het regenachtig. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij zich gehaast en ongeduldig voelde en is gaan inhalen, terwijl hij wist dat hij niet mocht inhalen en hij een tegenligger zag aankomen. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat er geen ruimte was om in te halen. Verdachte heeft, ondanks voornoemde omstandigheden, toch geprobeerd het voor hem rijdende voertuig in te halen, heeft naar links gestuurd en is op de weghelft voor het tegemoet komende verkeer gaan rijden. Vervolgens is hij, toen de tegenligger dichterbij kwam en verdachte zich realiseerde dat er te weinig ruimte was om in te halen, door blijven rijden in plaats van af te remmen om terug te kunnen gaan naar zijn eigen weghelft.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte vertoonde gedrag hiermee substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
Zodanig verkeersgedrag draagt de gevolgtrekking dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gehandeld en dat het ongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is te wijten.
Het risico dat verdachte heeft genomen heeft geleid tot de botsing tussen de Renault en de Volkswagen en daarmee tot het overlijden van het slachtoffer. Aan het vereiste van de dubbele causaliteit is voldaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
ten aanzien van feit 2
Nu verdachte het aan hem onder 2 tenlastegelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- het proces-verbaal snelheid van 8 mei 2017; [11]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 17 december 2018. [12]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij,op
of omstreeks01 oktober 2016, te Westdorpe, gemeente Terneuzen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
BMW), daarmede rijdende over de weg, de Tractaatweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door in hoge
, althans aanzienlijkemate onvoorzichtig
en
/ofonachtzaam en
/ofonnadenkend en
/ofondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende over voormelde weg,
geen gevolg te geven aan een, in het midden (tussen de rijstroken) van de
rijbaan van die weg aangebrachte, zogeheten "dubbele doorgetrokken streep"
(aanduidende: "bestuurders mogen de streep niet overschrijden"),
doch, gezien de rijrichting, voornoemde, zogeheten "dubbele doorgetrokken
streep", "links" heeft overschreden en
/of(vervolgens) een, gezien de
rijrichting, vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte,
eveneens over die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, Toyota), "links" is
gaan inhalen waarbij hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de rijbaan van die weg, bestemd voor
het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan en
/ofis blijven rijden,
op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend
motorrijtuig (personenauto, Renault) hem, verdachte, tot op (zéér) korte
afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
tegen (de linkerzijde van) voormeld motorrijtuig (personenauto, Renault) is
gebotst
/gereden, waarna (vervolgens) genoemd
motorrijtuig(personenauto,
Renault) (slippend
/schuivendover de rijbaan van die weg) tegen een
motorrijtuig (personenauto, VW) is gebotst
/gereden,
waardoor een inzittende (genaamd: [naam 1] ) van voormeld motorrijtuig
(personenauto, Renault) werd gedood,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 en
/ofhet
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;
2.
hij,op
of omstreeks08 mei 2017, in de gemeente Borsele, buiten de bebouwde
kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Sloeweg N-62, welke weg als autoweg was
aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 161 kilometer per uur,
in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur
met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte ten aanzien van feit 1 primair op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzetting van 3 jaar met aftrek van de periode dat verdachte in deze zaak zijn rijbewijs kwijt was. Ten aanzien van feit 2 vordert zij een geldboete van € 1.000,-, te vervangen door 20 dagen hechtenis bij niet-betaling, en een rijontzegging van 2 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in deze zaak zijn rijbewijs kwijt was.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verzocht wordt om de overschrijding van de redelijke termijn te verdisconteren in de strafmaat. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met de LOVS-oriëntatiepunten en het blanco antecedentenoverzicht van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 1 oktober 2016, door als bestuurder van een personenauto in te halen waar dat niet mocht en ook niet kon, een aan zijn ernstige schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [naam 1] is overleden en meerdere mensen gewond zijn geraakt. Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 beschermt in het bijzonder het belang van de lichamelijke gezondheid en integriteit van verkeersdeelnemers. Dit beschermde belang weegt zwaar. Verder beschermt voormeld artikel - in algemenere zin - de verkeersveiligheid. Het maatschappelijk belang van de verkeersveiligheid is zeer groot. Een ieder neemt - zij het niet met dezelfde intensiteit - deel aan het verkeer en heeft dus direct belang bij verkeersveilig gedrag van de medeweggebruikers. Alle verkeersdeelnemers moeten er op kunnen vertrouwen dat andere verkeersdeelnemers zich aan de zorgvuldigheidsnormen houden. Verdachte heeft door zijn onverantwoordelijke gedrag dit belang ernstig geschonden en daardoor veel leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. Zo blijkt uit de door haar ter zitting voorgelezen verklaring van de dochter van het slachtoffer dat zij en haar familie nog iedere dag het gemis voelen van hun dierbare die uit hun leven is weggerukt. Ook heeft verdachte door zijn handelen veel leed veroorzaakt bij degenen die direct betrokken waren bij het ongeval en op wie het ongeval zowel lichamelijk als mentaal een grote impact heeft gehad.
Voorts heeft verdachte, zeven maanden na het veroorzaken van dit ernstige ongeval, met een snelheid van 161 kilometer per uur gereden op een weg waar de maximumsnelheid 100 kilometer per uur was. Hij heeft daarmee de toegestane snelheid overschreden met 61 kilometer per uur, terwijl voornoemd ongeval bij hem nog vers in het geheugen moet hebben gezeten. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Verder overweegt de rechtbank dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Dit recht strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn, die door de Hoge Raad wordt gesteld op twee jaar, vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit de verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen de verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval is die termijn gestart op 1 oktober 2016, de dag waarop verdachte is aangehouden. Het heeft vervolgens twee jaar en drie maanden geduurd voordat de rechtbank vonnis wijst. De redelijke termijn is gelet op het voorgaande met drie maanden overschreden. Gelet op de geringe mate van overschrijding zal de rechtbank hieraan geen consequenties verbinden en volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank, naast het bovenstaande, rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als in hoge mate onvoorzichtig. In beginsel zoekt zij dan aansluiting bij de landelijke oriëntatiepunten van straftoemeting met betrekking tot ernstige schuld ten aanzien van het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij een slachtoffer is gedood. Deze oriëntatiepunten adviseren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee jaar onvoorwaardelijk. In aanmerking genomen dat in dit geval tevens meerdere personen gewond zijn geraakt en dat sprake is van een strafverzwarende omstandigheid in de zin van artikel 175, derde lid, van de WVW 1994 (gevaarlijk inhalen) acht de rechtbank, gelet ook op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank stelt vast dat verdachte na zijn aanhouding niet in verzekering is gesteld en er dus geen aftrek van voorarrest mogelijk is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op aard en ernst van het feit, tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen moet volgen. Zij acht een ontzegging voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest op zijn plaats. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte in te scherpen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de medeweggebruikers, maar ook om weggebruikers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag. De rechtbank heeft grote zorgen over het rijgedrag van verdachte, nu hij kort na het ongeval een forse snelheidsovertreding heeft begaan. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de ontzegging, namelijk 1 jaar, voorwaardelijk op te leggen om recidive te voorkomen. Zij zal de proeftijd daarbij bepalen op 3 jaar.
Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank aan verdachte, conform de door de officier van justitie gevorderde straf, aan verdachte een geldboete van € 1.000,- opleggen, te vervangen door 20 dagen hechtenis bij niet-betaling en een rijontzegging van 2 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in deze zaak zijn rijbewijs kwijt was. Die straf is passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en feit 1 primair is begaan met behulp van dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 13, 175, 177, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 21, 92 en 121 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 2 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2:overtreding van artikel 21 van het RVV 1990;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
ten aanzien van feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 (drie) jaar, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
ten aanzien van feit 2
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,= (duizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 (twintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, kenteken [kenteken] , merk BMW 3er Reihe, kleur grijs.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 januari 2019.
Mr. Skalonjic is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-201655310-1 van de politie eenheid Zeeland - West-Brabant, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur (ZB), team verkeer (ZB), opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 108.
2.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek van 12 december 2016, pagina 29, tweede, vijfde, zesde en achtste alinea, en pagina 29a, eerste alinea.
3.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek van 12 december 2016, pagina 27a, negende alinea, pagina 47a, zevende en achtste alinea, en pagina 48, eerste tot en met vijfde alinea.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 december 2018.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] van 1 oktober 2016, pagina 78, zevende, achtste en tiende alinea, en pagina 79, eerste alinea.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] van 4 oktober 2016, pagina 80, zesde tot en met negende alinea, en pagina 81, tweede en derde alinea.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] van 1 oktober 2016, pagina 90, zesde en zevende alinea.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] van 4 oktober 2016, pagina 87, zesde, achtste en negende alinea, pagina 88, tweede, vierde en vijfde alinea, en pagina 89, eerste alinea.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 10 oktober 2016, pagina 85, zesde tot en met negende alinea, en pagina 86, eerste alinea.
10.Het schriftelijk stuk, inhoudende een verslag betreffende een niet-natuurlijke dood van 1 oktober 2016, pagina 53a.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1900/080520172121005527 van de politie eenheid Zeeland - West-Brabant, regio Zeeland, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 december 2018.