ECLI:NL:RBZWB:2019:3550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
02-810634-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Bogaert
  • mr. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak gebaseerd op onjuiste inkomensgegevens

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van witwassen, waarbij het vermoeden was gebaseerd op een proces-verbaal dat ten onrechte stelde dat hij in voorgaande jaren geen inkomen had, terwijl hij wel degelijk een aanzienlijk inkomen had. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juli 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie stelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor witwassen, onder andere door de aanwezigheid van een dure auto en het ontbreken van een verklaring voor de herkomst van het vermogen. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat de verdachte wel degelijk legale inkomsten had, onderbouwd door gegevens van de Belastingdienst.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het witwassen niet wettig en overtuigend was. De rechtbank stelde vast dat de informatie van de Belastingdienst onjuist was en dat de verdachte in de jaren vóór 2016 ook inkomen had genoten. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het vermogen van de verdachte uit strafbare feiten afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen BMW M3 aan de verdachte. De overige bewijsverweren van de verdediging werden niet besproken, omdat de rechtbank niet toekwam aan verdere stappen in het bewijsproces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810634-16
vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juli 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2016 tot en met 3 maart 2017, te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten: een personenauto van het merk BMW M3 met het kenteken [kenteken] , althans enig(e) voorwerp(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en),
onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Nu er geen direct bewijs is voor een specifiek gronddelict is de officier van justitie, uitgaande van het zes-stappenarrest, van oordeel dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Uit het proces-verbaal verdenking blijkt dat het vermoeden bestaat dat verdachte handelt in verdovende middelen, dat hij de beschikking heeft over een auto uit het duurdere segment, namelijk een BMW M3, maar dat hij weinig tot geen geld te spenderen heeft. Door het uitblijven van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte over de herkomst van het vermogen waarmee hij de in de tenlastelegging genoemde BMW M3 heeft kunnen financieren, kan het volgens de officier van justitie niet anders zijn dan dat het vermogen van verdachte een illegale herkomst heeft. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit begaan heeft, waarbij sprake is van een omzettingshandeling. Zij acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. In het proces-verbaal van verdenking wordt ervan uitgegaan dat verdachte vóór 2016 geen inkomen uit arbeid heeft gegenereerd. Echter, uit de in het dossier gevoegde informatie van de Belastingdienst blijkt dat verdachte wel degelijk inkomsten uit arbeid had genoten in de jaren vóór 2016. Daarnaast heeft verdachte geld geleend van zijn broer. Verdachte heeft al op de raadkamerzitting van 29 augustus 2017, bij de behandeling van het door hem ingediende klaagschrift tot teruggave van de inbeslaggenomen BMW M3, stukken in het geding gebracht om de legale herkomst van zijn vermogen aan te tonen, maar de officier van justitie heeft verzuimd deze stukken te verifiëren. Nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte het vermogen waarmee de BMW M3 gefinancierd is, uit strafbare feiten heeft vergaard en er door verdachte een plausibele verklaring wordt gegeven over de herkomst van het geld kan de rechtbank niet komen tot een bewezenverklaring en dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde witwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
Bij de beoordeling van het tenlastegelegde feit (witwassen) stelt de rechtbank het volgende voorop.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel “afkomstig uit enig misdrijf ” bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij ligt het op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal het tenlastegelegde verwijt dat verdachte wordt gemaakt aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Vermoeden van witwassen
Het vermoeden van witwassen is door de officier van justitie geënt op het proces-verbaal van verdenking waaruit naar voren komt dat het vermoeden bestaat dat verdachte handelt in verdovende middelen, dat hij de beschikking heeft over een auto uit het duurdere segment, namelijk een BMW M3 en dat hij weinig tot geen inkomen heeft.
Ten aanzien van deze witwasindicatoren overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht in het dossier voldoende aanwijzingen aanwezig waaruit een vermoeden naar voren komt dat verdachte betrokken is bij drugshandel. Hij komt immers veelvuldig voor in de politiesystemen met betrekking tot drugsdelicten, waaronder veel MMA-meldingen en TCI-meldingen. Verdachte blijkt veelvuldig in contact te staan met personen die eveneens gelieerd worden aan drugshandel. In de woning van verdachte zijn verdovende middelen aangetroffen en uit zijn strafblad blijkt dat hij al een aantal keren is veroordeeld voor drugsdelicten.
De rechtbank constateert echter dat het onderzoek in deze zaak voor een groot deel is gebaseerd op een proces-verbaal “Belastingdienst gegevens” (pagina 71 van het dossier), waarin is vermeld dat verdachte enkel inkomsten uit arbeid heeft gegenereerd in 2016.
De rechtbank stelt vast dat deze weergave van de gegevens van de Belastingdienst onjuist is en dat verdachte ook vóór 2016 een behoorlijk inkomen heeft genoten. Immers, uit de bij dat proces-verbaal gevoegde stukken van de Belastingdienst (pagina 73) blijkt dat verdachte in 2014 en 2015 ook inkomsten uit arbeid heeft genoten, respectievelijk € 67.311 en € 51.698. De rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat verdachte met deze legale inkomsten de BMW M3 gefinancierd heeft.
Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem van het tenlastegelegde witwassen vrijspreken.
De rechtbank komt niet toe aan de volgende stappen van het stappenplan. De overige door de verdediging naar voren gebrachte bewijsverweren behoeven derhalve geen bespreking.

5.Het beslag

Nu verdachte is vrijgesproken, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen BMW M3 aan verdachte.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen BMW M3 met het kenteken
[kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Bogaert en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van Van der Gaag, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
6 augustus 2019.
Mr. Bogaert is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.