ECLI:NL:RBZWB:2019:3551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
02-820702-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Bogaert
  • mr. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een zaak van witwassen waarbij het bewijs onvoldoende is vastgesteld

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juli 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, voerde aan dat de verdachte een BMW M3 had verworven met vermogen dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf, gepleegd door een medeverdachte. De verdediging betwistte deze beschuldigingen en stelde dat er geen bewijs was dat de medeverdachte zich schuldig had gemaakt aan een misdrijf, en dat de verdachte niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de BMW M3 met crimineel vermogen was gefinancierd.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was. Het vermoeden van witwassen was voornamelijk gebaseerd op een onjuiste vermelding in een proces-verbaal over de inkomsten van de medeverdachte. De rechtbank stelde vast dat de medeverdachte in voorgaande jaren wel degelijk inkomen had genoten, wat de basis voor de beschuldiging van witwassen ondermijnde. Aangezien er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging.

De rechtbank benadrukte dat zonder bewijs van criminele herkomst van het vermogen waarmee de BMW M3 was gefinancierd, er geen grond was voor een veroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820702-17
vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1962 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [adres]
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juli 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2016 tot en met 29 juni 2016, te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten: een personenauto van het merk BMW M3 met het kenteken [kenteken] , althans enig(e) voorwerp(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en),
onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Een zwager van verdachte, [medeverdachte] , heeft zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan witwassen door met vermogen afkomstig uit enig misdrijf de aanschaf van een BMW M3 met het kenteken [kenteken] te financieren. Verdachte heeft deze BMW M3 op zijn naam gezet, terwijl hij wist dat de BMW M3 van [medeverdachte] was en hij heeft daarmee verhuld dat [medeverdachte] de rechthebbende van de BMW M3 was. Tevens had verdachte, nu het een auto uit een duurder segment betrof, redelijkerwijs moeten vermoeden dat die BMW was aangeschaft met vermogen dat geen legale herkomst had. Verdachte betaalde giraal de verzekeringspremies voor de BMW M3, waarna hij van [medeverdachte] deze bedragen contant ontving. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit begaan heeft, waarbij sprake is van een verhullingshandeling en een omzettingshandeling. Zij acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. In het dossier is geen bewijs voorhanden dat [medeverdachte] misdrijven pleegde en dat hij met de inkomsten daaruit de BMW M3 gekocht heeft. Verdachte had verder niet redelijkerwijs hoeven te vermoeden dat [medeverdachte] inkomsten uit enig misdrijf genereerde en dat hij hiermee de BMW gefinancierd heeft. Verdachte wist immers dat [medeverdachte] wel eens geld geleend heeft en dat [medeverdachte] inkomsten uit arbeid heeft genoten. Van een bewuste en nauwe samenwerking is ook geen sprake geweest. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde witwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het vermoeden van witwassen ten aanzien van verdachte is door de officier van justitie geënt op de omstandigheid dat [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door met vermogen afkomstig uit enig misdrijf de aanschaf van een BMW M3 te financieren en dat verdachte dit wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden en vervolgens behulpzaam is geweest bij dat witwassen.
In de zaak tegen [medeverdachte] , onder parketnummer 02/810634-16, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring. Immers, het onderzoek in die zaak is voor een groot deel gebaseerd op een onjuiste vermelding in een proces-verbaal dat [medeverdachte] enkel inkomsten uit arbeid heeft gegenereerd in 2016, terwijl de rechtbank heeft vastgesteld dat uit de gegevens van de belastingdienst blijkt dat [medeverdachte] in 2014 en 2015 ook behoorlijke inkomsten uit arbeid heeft genoten. De door de officier van justitie in de zaak van [medeverdachte] aangedragen feiten en omstandigheden zijn niet van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, reden waarom de rechtbank [medeverdachte] bij vonnis van vandaag heeft vrijgesproken van het hem tenlastegelegde witwassen van de BMW M3.
Gelet hierop kan in de zaak tegen verdachte evenmin worden vastgesteld dat het vermogen waarmee de BMW M3 gefinancierd is, een criminele herkomst heeft. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze auto. De rechtbank zal hem dan ook vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Bogaert en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van Van der Gaag, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
6 augustus 2019.
Mr. Bogaert is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.