Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juli 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, voerde aan dat de verdachte een BMW M3 had verworven met vermogen dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf, gepleegd door een medeverdachte. De verdediging betwistte deze beschuldigingen en stelde dat er geen bewijs was dat de medeverdachte zich schuldig had gemaakt aan een misdrijf, en dat de verdachte niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de BMW M3 met crimineel vermogen was gefinancierd.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was. Het vermoeden van witwassen was voornamelijk gebaseerd op een onjuiste vermelding in een proces-verbaal over de inkomsten van de medeverdachte. De rechtbank stelde vast dat de medeverdachte in voorgaande jaren wel degelijk inkomen had genoten, wat de basis voor de beschuldiging van witwassen ondermijnde. Aangezien er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging.
De rechtbank benadrukte dat zonder bewijs van criminele herkomst van het vermogen waarmee de BMW M3 was gefinancierd, er geen grond was voor een veroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.