Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 19/710, waarin eiseres, een vereniging uit Breda, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van 14 bomen op een locatie in Breda. Eiseres betoogde dat de natuurwaarden niet in onevenredige mate mochten worden aangetast en dat de voorwaarden die aan de vergunning waren verbonden niet uitvoerbaar waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, mits aan de voorwaarden van de ecoloog wordt voldaan. De rechtbank oordeelde dat de vergunning voor het kappen van de bomen toelaatbaar was, omdat het college alle betrokken belangen voldoende had afgewogen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.