Op 5 augustus 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van Stichting Platform Keelbos, vertegenwoordigd door A.H.M.J. Mathijsen. Het verzoek tot wraking was ingediend op 12 juli 2019 en betrof mr. Van Lanen, de rechter die belast was met de behandeling van een beroep in een andere zaak. Verzoeker stelde dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door tijdens de zitting naar een andere uitspraak te verwijzen en door vragen te stellen waarin de antwoorden al waren verwerkt. De rechter ontkende deze beschuldigingen en gaf aan dat zij jurisprudentie moest toepassen en niet afhankelijk was van door partijen genoemde uitspraken.
De wrakingskamer beoordeelde de gronden voor wraking aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. De rechter had geen eigen interpretatie gegeven aan de jurisprudentie en had geen feiten of omstandigheden aangedragen die de inhoud van het proces-verbaal van de zitting in twijfel trokken.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van proceskosten. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.