ECLI:NL:RBZWB:2019:3711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
02-094708-19, 02-067569-17(tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • J. de Weert
  • A. Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld bij tankstation, inclusief bedreiging met een op vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 16 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 17 en 18 april 2019 in Bergen op Zoom, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte sloffen sigaretten en bankbiljetten heeft gestolen. Tijdens de diefstal op 17 april werd de aangeefster, werkzaam bij een tankstation, bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte de goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend en de rechtbank heeft haar medeplegen van de diefstal met geweld bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor haar verslavingsproblematiek. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/094708-19 + 02/067569-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd te PI Zuid Oost - HvB Ter Peel Evertsoord, 5977 NM Evertsoord, Paterstraat 4
raadsvrouw: mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1
zij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker te tonen en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker
op die [naam 2] te richten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] (gevestigd aan de [naam 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of haar mededaders, en welk goed verdachte en/of haar mededaders uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende hadden genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk
geval ter betaling aan te bieden, en welk goed verdachte en/of haar mededaders aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
zij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte's mededader(s) opzettelijk voornoemde [naam 2] een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker getoond en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker op die [naam 2] gericht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, althans enig(e) goed(eren), door zich voor te doen als bonafide koper van bovengenoemd(e) goed(eren);
en/of
zij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte's mededader(s) opzettelijk voornoemde [naam 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker getoond en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker op die [naam 2] gericht;
2
zij op of omstreeks 18 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankbiljet (van 10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 3] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te trekken/snokken van die [naam 3] ;
3
zij op of omstreeks 13 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankbiljet (van 50 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 4] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te
trekken/snokken van die [naam 4] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde en de tenlastegelegde feiten 2 en 3.
Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich hiervoor op de aangifte, de camerabeelden en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam 5] . De verklaring van aangeefster is betrouwbaar, aangezien deze consistent en gedetailleerd is en deels wordt ondersteund door de camerabeelden. Daar staat tegenover dat verdachte en medeverdachte [naam 5] geen volledige openheid van zaken geven en hun rol proberen af te zwakken. Hoewel er geen vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp onder verdachte of medeverdachte [naam 5] is aangetroffen, is er geen reden te bedenken waarom aangeefster hierover een leugenachtige verklaring zou afleggen. Ook voor de strafverzwarende omstandigheid, te weten het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is daarom voldoende bewijs voorhanden.
Voor wat betreft de feiten 2 en 3 verwijst de officier van justitie naar de aangiftes, de getuigenverklaringen en de bekennende verklaringen van verdachte. Uit het vonnis van rechtbank Noord-Holland van 4 december 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:11066) volgt dat het onverhoeds uit de handen trekken van een bankbiljet kan worden aangemerkt als een geweldshandeling. Ten aanzien van feit 3 acht zij onvoldoende bewijs voorhanden voor het door verdachte in vereniging plegen van de diefstal. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat zij ervan uit dat verdachte deze gekwalificeerde diefstal alleen heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de diefstal van het primair tenlastegelegde feit 1 en de tenlastegelegde feiten 2 en 3. Zij bepleit echter partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1. Voor de strafverzwarende omstandigheid, te weten het ten laste gelegde gebruik van geweld, is onvoldoende bewijs voorhanden, nu enkel aangeefster hierover heeft verklaard en onder verdachte en medeverdachte [naam 5] geen vuurwapen of iets dat daarop lijkt, is aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring afgelegd en volledige openheid van zaken gegeven. Zij heeft het gebruik van een vuurwapen of een voorwerp dat daarop lijkt ontkend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
[naam 2] (aangeefster) heeft aangifte [1] gedaan van diefstal met geweld en bedreiging. Zij verklaart dat zij op 17 april 2019 werkzaam was bij tankstation [naam 1] in Bergen op Zoom. Een man en een vrouw kwamen binnen. De vrouw legde een flesje drinken op de toonbank en vroeg om zeven sloffen sigaretten. Nadat de goederen door aangeefster op de toonbank waren gelegd, heeft de vrouw die samen met het flesje drinken meegenomen onder de mededeling dat de man, die op dat moment naast haar stond, zou betalen. De man heeft vervolgens met een betaalpas met onvoldoende saldo pinhandelingen uitgevoerd, terwijl de vrouw met de nog niet betaalde goederen naar de auto liep. Nadat de pintransactie was mislukt, is de man naar de auto gelopen om een andere pinpas te halen. Aangeefster is achter de man aangelopen en zag dat hij naar een wit busje liep. Toen zij bij het busje aan kwam zag zij de vrouw in de auto zitten en zij hoorde dat de vrouw vanuit de auto riep: “Snel, snel.” Zij zag toen zij de deur van de auto open heeft getrokken, dat de sigaretten voor verdachte op de grond stonden en dat zij geïrriteerd vroeg of ze even met de man mocht praten waarna ze de deur dicht trok. Aangeefster hoorde dat de vrouw toen weer riep: "snel, snel". Zij zag vervolgens dat ze weg wilden rijden en zij trok weer de deur open aan de passagierskant. Zij zag toen dat de man een pistool pakte uit zijn jas of zijn broek. Zij zag toen dat hij het pistool op haar richtte. Ze reden daarna vol gas weg. Het pistool was een donker en klein pistool. Het was een kleintje vergeleken bij het pistool wat agenten bij zich hebben.
Aangeefster heeft deze verklaring bevestigd toen zij op 31 juli 2019 is gehoord bij de rechter-commissaris. [2]
Verbalisant [naam 6] heeft de camerabeelden van het tankstation bekeken [3] . Hij heeft waargenomen dat de vrouw de zeven sloffen sigaretten van de toonbank heeft gepakt en weg gelopen is. Verder heeft hij waargenomen dat de man een poging doet om te pinnen, met twee pasjes. De man loopt daarna richting de uitgang van de winkel. De kassamedewerkster volgt hem.
Verbalisant [naam 7] [4] heeft ter plaatse de beelden bekeken en herkende de man en de vrouw als zijnde verdachte en medeverdachte [naam 5] .
Verdachte heeft ter zitting [5] bekend dat zij de sloffen sigaretten en het flesje drinken heeft meegenomen naar buiten en dat zij deze sigaretten niet betaald heeft.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij met medeverdachte [naam 5] bij het tankstation was. Wanneer haar wordt voorgehouden dat dit een vooropgezet plan was, heeft zij verklaard dat ze wel dacht dat dat klopt. [6]
Medeverdachte [naam 5] [7] heeft verklaard dat verdachte met de sigaretten naar buiten is gelopen en dat zij de sigaretten hebben meegenomen zonder te betalen.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte samen en in vereniging met [naam 5] de in de tenlastelegging genoemde goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. De rechtbank staat vervolgens voor de beantwoording van de vraag of deze diefstal heeft plaatsgevonden onder dreiging van geweld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat aangeefster de verklaring die zij heeft afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris heeft herhaald. Zij blijft hierbij consistent in haar verklaring en zij ontkent stellig dat het aan haar door [naam 5] getoonde voorwerp een gasaansteker kan zijn geweest, ook als haar een foto wordt getoond van de bij verdachte aangetroffen gasaansteker. Daarnaast geldt dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster misschien de gasaansteker heeft gezien. Deze verklaring van verdachte vormt in zoverre een bevestiging van de aangifte dat er in ieder geval iets aan aangeefster is getoond nadat zij de deur van de auto heeft opengedaan en verdachte heeft aangesproken.
Dat de deur van de auto door aangeefster is opengedaan, zoals zij heeft verklaard, wordt bovendien bevestigd door het feit dat ook verdachte zegt dat de sigaretten bij haar voeten stonden. Aangeefster zag de sigaretten bij de voeten van verdachte staan, en dit kan zij alleen maar gezien hebben als de deur van de auto open is geweest.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verklaring van aangeefster precies en gedetailleerd is en voor zover die door andere bewijsmiddelen kan worden gecontroleerd, wordt bevestigd. Dat blijkt onder andere uit de het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden.
De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de in de aangifte beschreven bedreiging met geweld. Zij is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [naam 5] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan aangeefster.
Hoewel verdachte niet zelf het op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gehanteerd is zij, nadat dit aan aangeefster is getoond, met medeverdachte en de gestolen goederen weggereden, terwijl zij daarbij tegen [naam 5] ‘snel, snel’ riep en de deur van de auto dicht trok. Gelet hierop heeft verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er binnen de geschetste context ook een bedreiging tegen aangeefster zou volgen. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de bedreiging met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank acht het medeplegen van het dreigen met geweld dan ook bewezen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 2 augustus 2019;
- de aangifte van [naam 3] van 18 april 2019 [8] .
Feit 3
Verdachte heeft ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring afgelegd voor zover het haar aandeel betreft en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Gelet daarop en het eensluidende standpunt van de officier van justitie zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 2 augustus 2019;
- de aangifte van [naam 4] van 13 april 2019 [9] .
De rechtbank acht niet bewezen dat zij dit feit in vereniging met [naam 5] heeft gepleegd en zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, 7 sloffen sigaretten en een flesje drinken, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen;
2
op 18 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, een bankbiljet (van 10 euro), dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te trekken van die [naam 3] ;
3
op 13 april 2019 te Bergen op Zoom een bankbiljet (van 50 euro), dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te trekken van die [naam 4] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op hetgeen zij bewezen acht, aan verdachte op te leggen, een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en daarbij op te leggen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij heeft bij de formulering van haar eis de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) als uitgangspunt genomen en rekening gehouden met de ernst van de feiten, de strafverzwarende omstandigheden, de persoon van verdachte, alsmede het feit dat verdachte (deels) haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op hetgeen zij bewezen acht, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, met eventueel een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld bij tankstation [naam 1] . Verdachte’s mededader [naam 5] heeft, nadat zij met de gestolen goederen weg wilden rijden en aangesproken werden door een 20-jarige verkoopmedewerkster, een op een vuurwapen lijkend voorwerp aan haar getoond. Verdachte en haar mededader zijn puur uitgegaan van eigen financieel gewin en hebben kennelijk niet stilgestaan bij de gevolgen die een dergelijke daad voor anderen heeft.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan nog twee diefstallen waarbij zij gebruik heeft gemaakt van geweld. Zij heeft daarbij misbruik gemaakt van de goedheid van anderen door hen een gunst te vragen om vervolgens het door die slachtoffers tevoorschijn gehaalde geld met kracht uit hun handen te trekken. Eén van de slachtoffers betreft een meisje van 15 jaar oud. Dat laatste rekent de rechtbank verdachte zwaar aan en acht dit strafverhogend. In strafverminderende zin staat hier tegenover dat het gebruikte (dreiging met) geweld bij deze feiten zich aan de onderkant van het geweldspectrum bevindt.
Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een haar betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juli 2019. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor delicten met een geweldscomponent.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte behoudens de geweldscomponent van het eerste feit ter zitting haar verantwoordelijkheid heeft getoond en spijt heeft betuigd.
Uit het reclasseringsadvies van 4 juli 2019 en de houding van verdachte ter zitting blijkt voorts dat verdachte serieus stappen wil zetten om van haar verslaving af te komen. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan de in het rapport voorgestelde behandeling en maatregelen mee te werken.
Dat neemt niet weg dat gelet op de ernst van het feit naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van de straf, namelijk vier maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank volgt daarbij de reclassering in haar advies dat verdachte de navolgende bijzondere voorwaarden dienden te worden opgelegd:
  • meldplicht bij reclassering
  • een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname
  • meewerken aan schuldhulpverlening
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • meewerken aan middelencontrole
De rechtbank zal deze voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf als bijzondere voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld. Gelet op de ernstige schulden- en verslavingsproblematiek en de behoefte aan middelen die met de verslaving samenhangt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Het recidivegevaar wordt door de reclassering als hoog ingeschat en het risico op letselschade wordt eveneens ingeschat als hoog.
Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partijen

[naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] vordert voor feit 2 een schadevergoeding van € 285,00, bestaande uit € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte en haar mededader hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat voor zover dit bedrag door haar mededader is betaald, verdachte niet is gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente vanaf 18 april 2019 toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam 4]
De benadeelde partij [naam 4] vordert voor feit 3 een schadevergoeding van € 50,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente vanaf 13 april 2019 toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf van twee weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 28 juni 2017 in de zaak met parketnummer 02/067569-17, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Zij zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal melden bij SVG Reclassering Limburg op het adres Laurentiusplein 10, 6043 CS Roermond, of een andere reclasseringsinstelling van de regio waar betrokkene zich gaat vestigen, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een (forensische) GGZ instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan het aflossen van haar schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt het verlenen van medewerking aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in haar financiën en schulden;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd en als controlemethoden urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 28 juni 2017 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/067569-17
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van twee weken;
Benadeelde partijen
[naam 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van € 285,00, waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door haar mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 3] (feit 2), € 285,00, waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door haar mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[naam 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 50,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] (feit 3), € 50,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. De Weert en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het eindproces-verbaal met documentcode DOS.RLS.EIND.SADKK97.YALDC88 van Politie Zeeland - West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 138.
2.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van [naam 2] , van 31 juli 2019.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 6] , pagina 21-23.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 7] , pagina 31.
5.De verklaring van verdachte ter zitting van 2 augustus 2019.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 75.
7.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 5] , pagina 103-107.
8.Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , pagina 110-112
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 124.