ECLI:NL:RBZWB:2019:3812

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
02-107261-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Speekenbrink
  • mr. Goossens
  • mr. De Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennep en witwassen van geld

Op 26 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 mei 2019 te Oosterhout betrokken was bij de verkoop en het bezit van ongeveer 150 kilo hennep, evenals het witwassen van een geldbedrag van €20.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze hoeveelheid hennep aanwezig had in een pand en dat hij wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte, het aantreffen van de hennep en het geld, en de processen-verbaal van bevindingen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 222 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook een maximale taakstraf van 240 uur opgelegd. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokschulden en psychische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte willens en wetens het risico heeft genomen dat het geld afkomstig was van een misdrijf, en dat er geen aannemelijke legale herkomst van het geld is aangetoond. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van €20.000 bevolen, omdat niet kon worden vastgesteld aan wie het toebehoorde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/107261-19
vonnis van de meervoudige kamer van 26 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1988 te [Geboorteplaats- en Land]
wonende te [Adres]
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of geleverd en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand) een hoeveelheid van (in totaal) ongevee 150 kilo hennep in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 2 mei 2019, te Oosterhout, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbesdrag van 20.000 euro, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf dan wel uit eigen misdrijf.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging aanwezig hebben van een hoeveelheid van in ieder geval 150 kilo hennep en het witwassen van een geldbedrag van € 20.000,-. Voor wat betreft het aanwezig hebben van de hennep baseert de officier van justitie zich op de verklaring van verdachte, het aantreffen van de hennep, de processen-verbaal van bevindingen en de Narcotest. Ten aanzien van het witwassen acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aard, herkomst, vindplaats en rechthebbende van het geld heeft verborgen en verhuld en dat hij wist dat het geld middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig was. Het geld is aangetroffen op het dak van een garage en lag daarvoor in een woning waarin op grote schaal hennep gedroogd en gekweekt werd. Gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, het feit dat met drugs veel geld wordt verdiend, de aard van de coupures, geen legale herkomst van het geld blijkt, en verdachte geen duidelijkheid verschaft over wie de rechthebbende van dit geld is, kan het niet anders dan dat het geld afkomstig is van enig misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank, gelet op het dossier en de bekennende verklaring van verdachte, tot een bewezenverklaring van feit 1 kan komen. Van feit 2 dient verdachte te worden vrijgesproken. Het staat niet vast dat het geld van enig misdrijf afkomstig is en als dit al zo zou zijn, dat hij het wist. Verdachte wist alleen dat het geld er lag, dat het niet van hem was en hij heeft het weggegrist en weggegooid. Dat het geld in een hennepdrogerij en -kwekerij heeft gelegen, maakt niet dat er sprake is van zwart geld. Het kan bijvoorbeeld ook geleend geld voor het investeren in de drugshandel betreffen. Daarbij merkt de verdediging op dat het geld niet is onderzocht op geur en kleverigheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 augustus 2019 [1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 1] [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 2] [3] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [4] .
Feit 2
Op 2 mei 2019 zag verbalisant [Naam 1] dat verdachte zijn woning aan [straatnaam] te Oosterhout via de voordeur verliet en wegrende naar de overzijde van de straat. Verdachte had een zwartkleurige plastic tas vast. Na zijn aanhouding heeft verdachte, op vragen van verbalisant [Naam 3] , verklaard dat hij de tas op het dak van een van de garages had gegooid [5] . Verbalisant [Naam 4] is op de garagebox geklommen en zag daar een zwarte tas liggen. In de tas zaten drie telefoons, een sleutelbos en vijf bundels met op het oog honderden biljetten van twintig, tien en vijftig euro [6] . Het totaalbedrag van € 20.000,- is in beslag genomen [7] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 mei 2019omstreeks 17.00 uur thuiskwam en tussen de kerstverlichting op zijn dressoir in de woonkamer geld zag liggen. Het geldbedrag was niet van hem. Hij dacht dat het geld van [Naam 5] was of van een ander die een sleutel van zijn woning had in verband met de hennepdrogerij/kwekerij. Toen de wijkagent aan de deur stond heeft verdachte een vuilniszak gepakt en het geld bij elkaar gegrist en in deze vuilniszak gedaan. Vervolgens heeft verdachte deze vuilniszak tijdens het rennen op een garagebox gegooid [8] .
Met betrekking tot dit feit spelen naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheden waaronder het geldbedrag werd aangetroffen, een belangrijke rol. Het geld is volgens verdachte afkomstig van een persoon die de woning van verdachte gebruikte voor een hennepdrogerij/kwekerij, welke drogerij en kwekerij ook in de woning van verdachte werden aangetroffen. Bovendien passen de hoeveelheid en coupures van het geldbedrag bij de handel in (soft)drugs. Gelet hierop heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens het risico genomen dat het betreffende geld afkomstig was van enig misdrijf. Dat het geldbedrag zoals door de verdediging geopperd, mogelijk een legale herkomst heeft, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Sterker nog, gesteld noch gebleken is dat zich tot en met de zittingsdag iemand heeft gemeld om het geld op te eisen, wat bij een legale herkomst van € 20.000,- wel verwacht mag worden. Door het geldbedrag in een vuilniszak te stoppen en deze vervolgens op een garagebox te gooien heeft verdachte de werkelijke aard, herkomst en vindplaats verborgen en verhuld. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 2 mei 2019 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand) 150 kilo hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
op 2 mei 2019, te Oosterhout, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst en de vindplaats heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstaf van 44 weken waarvan 24 weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een taakstraf van 240 uur op te leggen. Bij het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, een behandelverplichting bij Novadic Kentron en een verbod op kansspelen te worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de bepaling van de straf uitgegaan moet worden van het gewicht aan droge hennep, dit betreft ongeveer 20% van het totaalgewicht van de natte hennep. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met het feit dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een enkelband heeft moeten dragen. Dit is ook een vorm van straf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzoekt de verdediging aan verdachte een straf op te leggen waarbij hij niet terug hoeft naar de gevangenis, maar een stok achter de deur krijgt om te werken aan zijn problematiek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, tezamen en in vereniging, aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en het witwassen van een geldbedrag van € 20.000,-. In de woning van verdachte was een hennepdrogerij aangelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij hierin werkzaamheden heeft verricht door de henneptoppen met een bepaalde substantie te bevochtigen en te drogen te leggen op de daarvoor bestemde rekken. Volgens verdachte was dit ongeveer de vierde keer dat hij een lading hennep op deze manier diende te bewerken. Deze handelingen staan weliswaar niet op de tenlastelegging, maar daarmee houdt de rechtbank wel rekening bij de bepaling van de straf. Dit geldt ook voor de in werking zijnde hennepkwekerij die in de woning van verdachte is aangetroffen met maar liefst 144 planten. Door deze handelingen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt voor softdrugs, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de hennepdrogerij en -kwekerij in zijn woning heeft laten opzetten in verband met zijn (gok)schulden. Verdachte zag op dat moment geen andere uitweg om iets aan zijn schuldenproblematiek te doen. Daarnaast speelden er bij verdachte diverse problemen op persoonlijk en psychisch vlak, zoals ook blijkt uit een door de verdediging ingebrachte rapportage over zijn psychische gesteldheid. De rechtbank begrijpt dat er op diverse vlakken problemen waren bij verdachte, maar verdachte heeft willens en wetens ervoor gekozen om zijn problemen op deze manier op te lossen, terwijl hij ook voor andere oplossingen had kunnen kiezen, zoals bijvoorbeeld het vragen om hulp.
Voor wat betreft de aangetroffen hoeveelheid hennep gaat de rechtbank, in navolging van de oriëntatiepunten van de LOVS, er van uit dat na droging van natte hennep een opbrengst van 25% gebruikelijk is. De rechtbank gaat er ook in deze zaak van uit dat na droging van de 150 kilogram natte hennep 25% van het gewicht aan droge hennep resteert en dat is 37,5 kilogram. Samen met de aangetroffen droge hennep van ruim 32 kilogram gaat de rechtbank uit van een totaal gewicht van ongeveer 69,5 kilogram.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 15 juli 2019. In dit rapport staat onder meer dat verdachte de feiten heeft gepleegd omdat hij door grote gokschulden depressief was geworden en geen andere uitweg meer zag dan zich aan het voorstel van de voor hem verder onbekende man te committeren. Verdachte was radeloos en zag het leven niet meer zitten. Verdachte heeft op veel leefgebieden problemen door het gokken en is in een neerwaartse spiraal terecht gekomen. Verdachte kampt met psychische problemen. Verdachte heeft een duidelijke hulpvraag op de gebieden psychische hulp, verslavingshulp en hulp bij het oplossen van praktische problemen. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verbod op kansspelen op te leggen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte d.d. 10 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verdachte heeft verder verklaard dat de tijd in voorarrest hem erg zwaar is gevallen. Verdachte heeft tot tweemaal toe een suïcidepoging ondernomen in de gevangenis. De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 13 juni 2019 geschorst, met onder andere elektronisch toezicht. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zijn werkzaamheden bij een eerdere werkgever weer opgepakt. Daarnaast heeft de vriendin van verdachte de gezamenlijke schulden en de schulden van verdachte in kaart gebracht en regelingen getroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij wil werken aan zijn verslavingsproblematiek. Hiervoor heeft hij in september een afspraak bij Novadic Kentron. Daarnaast gaat hij met zijn psychische problematiek aan de slag door het maken van een afspraak bij de huisarts en een psycholoog.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting schrijven voor het aanwezig hebben van 10 tot 25 kilo softdrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot 6 maanden voor en voor het aanwezig hebben van 25 tot 250 kilo softdrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot 12 maanden. De 69,5 kilo waar de rechtbank bij verdachte vanuit gaat, zit in het onderste kwart van de laatstgenoemde categorie.
Gelet op het witwasfeit en gezien de straffen die de rechtbank bij het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid pleegt op te leggen, zou in beginsel een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden zijn.
Gelet op de eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank aan verdachte echter een zodanige straf opleggen dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst nogmaals zijn problemen op een dergelijke manier oplost en te zorgen dat verdachte actief gaat werken aan zijn problematiek, is de rechtbank echter van oordeel dat een flinke stok achter de deur noodzakelijk is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van 222 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, opleggen. Daarbij zal de rechtbank de proeftijd bepalen op 3 jaar. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een maximale taakstraf van 240 uur opleggen, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 20.000,-, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat feit 2 is begaan met betrekking tot dat geldbedrag. Nu niet kan worden vastgesteld aan wie het toebehoort zal het verbeurd verklaard worden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 222 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte niet deelneemt aan kansspelen;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 3;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Speekenbrink, voorzitter, mr. Goossens en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019103852 Z van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 120.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Naam 1] , pagina 40.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Naam 2] , pagina 43 tot en met 46.
4.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 75.
5.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [Naam 1] , pagina 29 en 30.
6.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [Naam 4] , pagina 33.
7.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 7 en 8.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 12 augustus 2019.