ECLI:NL:RBZWB:2019:4

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
C02/353140 / HA RK 18-245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter in verkeerssanctiezaak

Op 2 januari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een verkeerssanctiezaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. Borm, de kantonrechter die belast was met de behandeling van het beroep van de verzoeker, dat voortvloeide uit een opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek mondeling ingediend tijdens de zitting op 18 december 2018, maar de kantonrechter weigerde in te stemmen met het verzoek.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet deugdelijk was gemotiveerd. De verzoeker had geen specifieke bezwaren tegen de kantonrechter geuit, maar had in plaats daarvan algemene beschuldigingen geuit over de rechterlijke macht in Nederland. Dit voldeed niet aan de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat gemotiveerd moet zijn op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer besloot het verzoek buiten behandeling te laten en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De behandeling van de oorspronkelijke zaak, met zaaknummer 7156931 MB VERZ 18-362, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters M. Peters, A. van Kralingen en J. Breeman, met de Jong als griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: C02/353140 / HA RK 18-245
beslissing van 2 januari 2019
op het (mondelinge) wrakingsverzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- het proces-verbaal van de behandeling door mr. Borm, kantonrechter in deze rechtbank, van de hierna te noemen zaak ter terechtzitting van 18 december 2018, waarin opgenomen het door verzoeker op die zitting gedaan mondelinge wrakingsverzoek, en
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Borm als kantonrechter belast met de behandeling van het door verzoeker ingestelde beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) ter zake van een door de officier van justitie aan verzoeker opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding (zaaknummer 7156931 MB VERZ 18-362).
2.2.
Mr. Borm, verder te noemen de kantonrechter, berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 12a van de Wahv is titel IV van het Vierde boek van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing, zo derhalve ook artikel 512 Sv (en volgende), waarin wordt bepaald dat op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden. Daarnaast dient ingevolge artikel 513, lid 2 Sv het wrakingsverzoek gemotiveerd te zijn.
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 18 december 2018 heeft verzoeker de kantonrechter reeds bij aanvang van de behandeling van de zaak gewraakt. Ter zake daarvan is in het proces-verbaal het volgende vermeld:

Betrokkene komt binnen en vraagt direct naar de naam van de kantonrechter. De
kantonrechter geeft hierop antwoord. Betrokkene vraagt of de kantonrechter integer en loyaal is en toont vervolgens een aantal (kranten) artikelen en wetsartikelen, waaronder een
afschrift van de artikelen 120 Grondwet en 162 Wetboek van Strafvordering. Betrokkene
vraagt de kantonrechter of zij deze wetsartikelen kent. Na daarop bevestigend te hebben
geantwoord, deelt de kantonrechter mee over te willen gaan tot de inhoudelijke behandeling
van de zaak. Betrokkene legt wederom de vraag aan de kantonrechter voor of zij loyaal en
integer is. De kantonrechter deelt mee dat zij van mening is loyaal en integer te zijn en dat dit van een rechter mag worden verwacht. Betrokkene verzoekt de kantonrechter de door hem meegebrachte bescheiden te lezen om aan te tonen dat zij met de inhoud daarvan instemt, alvorens verder te gaan. Indien de kantonrechter niet aan dit verzoek voldoet zal hij haar wraken. Betrokkene geeft daarbij aan de rechterlijke macht in Nederland corrupt te vinden. De kantonrechter deelt mede dat het zo niet werkt op een zitting en dat zij wil overgaan tot het bespreken van het beroep dat betrokkene heeft ingesteld. Betrokkene deelt hierop mede dat hij de kantonrechter wraakt. De kantonrechter vraagt aan betrokkene waarop hij zijn wrakingsverzoek baseert. Hij deelt mede dat hij dit voornamelijk baseert op artikel 120 Grondwet en geeft verder geen toelichting. Betrokkene blijft bij zijn wrakingsverzoek. De kantonrechter geeft daarop aan dat de behandeling van de zaak vandaag niet verder kan gaan en dat betrokkene zo spoedig mogelijk zal worden opgeroepen door een wrakingskamer.”
3.3.
Geconstateerd moet worden dat verzoeker zijn wrakingsverzoek niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Hetgeen door hem wordt aangevoerd ziet niet specifiek op de kantonrechter, doch op bij verzoeker kennelijk bestaande en overigens niet duidelijk benoemde bezwaren tegen rechters in het algemeen. Het wrakingsverzoek voldoet dan ook niet aan het daaraan wettelijk gestelde motiveringsvereiste. Hierin vindt de wrakingskamer reden het wrakingsverzoek buiten behandeling te laten.
3.4.
Op grond van het vorenstaande kan een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege blijven.
3.5.
Daarnaast ziet de wrakingskamer aanleiding om op de voet van artikel 515, lid 4 Sv te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. Door het doen van een wrakingsverzoek op de wijze als waarvan in het onderhavige geval sprake is, heeft verzoeker misbruik gemaakt van het middel van wraking. Dit geldt temeer nu verzoeker, hoewel hij daartoe door de kantonrechter ter zitting in de gelegenheid is gesteld, geen toelichting op zijn wrakingsverzoek heeft willen geven.

4.De beslissing

De Rechtbank
- laat het wrakingsverzoek buiten behandeling;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak niet in behandeling zal worden genomen, en
- bepaalt voorts dat de behandeling van de zaak met zaaknummer 7156931 MB VERZ 18-362 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 2 januari 2019 door mrs. Peters, van Kralingen en Breeman, in tegenwoordigheid van de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken. Deze beslissing is vanwege afwezigheid van mr. Peters ondertekend door Mr. Van Kralingen.