ECLI:NL:RBZWB:2019:4015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
02-093674-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing in vereniging met bedreiging met geweld

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing in vereniging en diefstal van een auto. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 augustus 2019, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van een benadeelde partij tot de afgifte van autosleutels en het wegnemen van een Ford Transit, onder bedreiging met een vuurwapen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging betoogde dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kon komen, aangezien de verdachte zich aan de situatie had onttrokken.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing en diefstal. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had gedistantieerd van de handelingen die tot de tenlastelegging leidden en dat zijn latere handelingen niet konden bijdragen aan een bewezenverklaring van medeplegen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het aan hem tenlastegelegde feit en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/093674-19
vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2019, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 15 april 2019 te Rilland, in de gemeente
Reimerswaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de
afgifte van enig goed, te weten (auto-)sleutel(s), in elk geval (een)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto (Ford Transit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend een pistool, in elk geval een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] heeft/hebben
gericht en/of daarbij dreigend geroepen/gezegd - zakelijk weergegeven
- dat hij zijn autosleutels en mobiel moest afgeven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het tenlastegelegde feit. Hij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Verdachte heeft zich aan de situatie onttrokken. Achteraf is hij terug gegaan naar de medeverdachten en heeft hij geholpen de buit de loods in te dragen. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan er echter op basis van handelingen achteraf niet worden vastgesteld dat sprake is van medeplegen. Medeplichtigheid is niet ten laste gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 15 april 2019 deed [benadeelde partij] aangifte. Hij verklaarde dat hij die avond met zijn auto, een Ford Transit, was gestopt bij de Kreekraksluizen. Dit is een homo-ontmoetingsplaats. Rond 20.00 uur zag hij vier jongens lopen. Hij zag dat die vier jongens naar een Beige Renault Captur toe liepen en is toen weggereden in de richting van de sluizen. Hij zag dat er een auto achter hem aan reed en dat dit die vier jongens waren die hij eerder al had gezien. Ze reden in de Renault Captur. De Renault kwam aan de linkerzijde van zijn auto te staan. Hij deed het raam van de bestuurderskant open en zag dat het raam van de passagierskant open ging bij de Renault Captur. De chauffeur zei tegen hem dat zijn vriend wel met hem mee wilde rijden. Die jongen stapte bij hem in de auto en ze zijn weer terug gereden. Aangever heeft de auto vervolgens neergezet aan de linkerzijde van de parkeerplaats. Hij en de jongen zijn toen samen verder het park ingelopen. Vervolgens kwamen de jongens naar hen toegelopen. De chauffeur, de grootste van de vier jongens, had een pistool in zijn hand. Hij hield het pistool in zijn rechterhand en wees hiermee met gestrekte arm naar de borst van aangever. Dit was op ongeveer 80 centimeter van hem af. De chauffeur zei dat aangever zijn
autosleutel en zijn mobiel moest afgeven. Aangever zei dat hij zijn mobiel niet bij zich had. Hij heeft uit zijn rechter broekzak zijn autosleutels gepakt en deze aan de chauffeur gegeven. De mobiele telefoon lag in zijn auto. Nadat die jongens weg waren, is aangever naar de parkeerplaats gegaan en toen zag hij dat zijn auto weg was.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat zij het bos inliepen met z’n vieren. Toen kwam er iemand achter hen aan. Zij besloten hem te volgen en te zeggen dat iemand van hun vieren met hem mee wilde gaan. Hij was toen nog niet van plan om hem te gaan overvallen. Een van hen is met de man meegegaan. Het idee om die bus af te pakken en er misschien wel geld mee te verdienen, was ontstaan toen zij achter die man aanreden naar de parkeerplaats toe. [medeverdachte 2] zat toen al in de auto bij die man. [verdachte] wilde er niks mee te maken hebben en is met de Captur weggereden. Verdachte [medeverdachte 1] is samen met [medeverdachte 3] achter de man en [medeverdachte 2] aangelopen. Pas op het veldje zag de man hen weer. Op het veldje stonden hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de man. Verdachte [medeverdachte 1] heeft toen het wapen dat hij kort daarvoor van [medeverdachte 3] had gehad op de man gericht. Hij heeft aan die man gevraagd waar zijn autosleutels waren en waar zijn mobiele telefoon was. Door [medeverdachte 3] werd gezegd dat die man moest blijven staan. Verdachte [medeverdachte 1] heeft nog bij zijn zakken gevoeld om te kijken of hij zijn telefoon op zak had. Ze zijn weggerend en zijn met z’n drieën in de Ford Transit van de man gestapt. [medeverdachte 2] is achterin de laadruimte gaan zitten. [medeverdachte 3] heeft de auto bestuurd. [verdachte] heeft hen later op de plek waar zij de auto hebben weggezet, opgepikt. De telefoon van die man lag in de bus. De telefoon is uit het raam gegooid, omdat ze bang waren voor het tracken van de telefoon. Het was de bedoeling iets buit te maken en dat het dan iets op zou brengen. Dat ze iets zouden vinden in die bus.
Verdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hem dwongen om bij die man in de auto te gaan zitten. Hij is toen ingestapt en ze zijn terug naar de parkeerplaats gereden. Hij is met die man meegelopen het bos in. Toen hij omkeek, zag hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aankomen. [medeverdachte 1] trok een wapen en bedreigde de man. Hij moest zijn autosleutel afgeven. [medeverdachte 1] richtte het wapen met zijn hand op de borst van de man en zei dat de man zijn sleutels moest afgeven. De man gaf zijn sleutels. [medeverdachte 1] vroeg of de man nog een telefoon had of iets in zijn zakken had. De man zei dat deze in de auto lag. [medeverdachte 3] zei dat de man daar nog vijf minuten moest wachten en toen rende [medeverdachte 1] weg. [medeverdachte 3] rende hierna ook weg. Ongeveer twintig seconden later is verdachte [medeverdachte 2] ook weg gerend. [medeverdachte 1] deed de achterdeur open van de Ford Transit. [medeverdachte 3] reed. Verdachte [medeverdachte 2] is in de bus gestapt. [medeverdachte 1] is aan de passagierszijde ingestapt.
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met het idee kwamen om de spullen van de man mee te nemen. [medeverdachte 2] zat toen al in de auto van die man. Verdachte [verdachte] wilde er verder niets mee te maken hebben en is toen in de auto van [medeverdachte 1] z’n moeder weg gereden. Vervolgens kreeg hij een telefoontje van [medeverdachte 2] die zei dat ze naar de carpoolplaats bij Hoogerheide zouden rijden. Verdachte [verdachte] is daar ook heen gereden, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen in de Renault Captur gestapt. In de loods die [medeverdachte 3] huurt in Tholen heeft verdachte [verdachte] samen met [medeverdachte 3] de tassen uit die bus bekeken. De volgende dag is hij met [medeverdachte 1] gaan kijken naar de spullen en hebben zij alle spullen weer terug in de twee tassen gestopt.
Verdachte [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de medeverdachten is komen ophalen. Bij de loods aangekomen heeft hij de tas en jas van aangever uit de auto gehaald en naar de loods meegenomen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de vier verdachten gezamenlijk naar de homo-ontmoetingsplaats in Rilland zijn gegaan en zij daar in contact zijn gekomen met aangever. Verdachte [medeverdachte 2] is vervolgens bij aangever in de auto gestapt, waarna de drie overige verdachten achter de auto van aangever aan zijn gereden. Vervolgens is in de auto met daarin verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] het plan gemaakt om aangever te beroven. Verdachte [verdachte] heeft toen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] afgezet, waarna hij is weggereden. Verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn achter aangever en verdachte [medeverdachte 2] aangelopen het bos in. Verdachte [medeverdachte 3] heeft het wapen dat hij bij zich had aan verdachte [medeverdachte 1] gegeven. Verdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens het wapen op aangever gericht en gezegd dat hij zijn autosleutels en mobiel moest afgeven. Aangever heeft daarop zijn autosleutel afgegeven aan verdachte [medeverdachte 1] , die de sleutel aan verdachte [medeverdachte 3] heeft gegeven. Vervolgens zijn verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] weggereden in de auto van aangever, richting Hoogerheide. Verdachte [medeverdachte 3] bestuurde de auto. Verdachte [verdachte] is vervolgens naar de medeverdachten toegereden en daarna zijn zij naar de loods die verdachte [medeverdachte 3] huurde gereden. Verdachte [verdachte] heeft de tas en jas van aangever uit de auto gehaald en naar de loods meegenomen.
Ten laste gelegd is het medeplegen van afpersing van autosleutel(s), onder bedreiging met een vuurwapen, en het medeplegen van diefstal van de betreffende auto, door middel van een valse sleutel en (bedreiging met) geweld. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering vereist. Voor deze samenwerking is nodig dat verdachte zowel opzet had op het samenwerken, als op de gepleegde gedraging. Niet is gebleken dat verdachte zelf aanwezig is geweest bij de tenlastegelegde handelingen ter uitvoering van de afpersing en diefstal en dat zijn opzet daar dus op gericht is geweest. Afwezigheid bij de uitvoering hoeft niet aan het aannemen van medeplegen in de weg te staan, maar in dat geval komt meer gewicht te liggen bij de vraag naar de samenwerking en de bijdrage van verdachte bij de voltooiing van het misdrijf. De rechtbank stelt in dat kader vast dat verdachte zich heeft gedistantieerd op het moment dat het plan om aangever te beroven werd gemaakt. Na afloop van de beroving is verdachte naar de medeverdachten toegereden om hen op te halen en heeft hij de tas en jas van aangever uit de auto gehaald en naar de loods gedragen. Dit betreffen echter handelingen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen en ook pas zijn verricht op het moment dat de afpersing en diefstal al hadden plaatsgevonden. Deze handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank dus ook niet bijdragen aan een bewezenverklaring van medeplegen hiervan. Gelet op de beperkte wijze van ten laste leggen heeft de rechtbank niet de keus om tot een andere bewezenverklaring te komen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het aan hem tenlastegelegde feit;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van Es, voorzitter, mr. E.J. Zuijdweg en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2019.
Mr. E.J. Zuijdweg, mr. J.P.E. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.