ECLI:NL:RBZWB:2019:4323
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.J.G. Eijssen-Vruwink
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bemiddelingskosten in het kader van een huurovereenkomst
In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.W. Meijer, een terugbetaling van € 850,00 aan bemiddelingskosten die zij had betaald aan gedaagde, die als bemiddelaar had opgetreden bij het sluiten van een huurovereenkomst. Eiseres stelde dat gedaagde 'twee heren' had gediend, aangezien hij ook in opdracht van de verhuurder had gehandeld. Eiseres beriep zich op de artikelen 7:425, 7:427 en 7:417 van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat een lasthebber geen recht op loon heeft als hij voor twee partijen werkt, waarvan één een consument is. Gedaagde voerde aan dat de vordering was verjaard en dat hij geen bemiddelingsovereenkomst met de verhuurder had afgesloten.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres, voor zover deze was gebaseerd op artikel 7:417 lid 4 BW, was verjaard. Echter, de vordering op basis van artikel 7:264 BW, die betrekking had op onredelijk voordeel, was niet verjaard. De rechter concludeerde dat er zowel tussen eiseres en gedaagde als tussen gedaagde en de verhuurder een bemiddelingsovereenkomst tot stand was gekomen. De bepaling die gedaagde recht gaf op courtage was nietig, waardoor eiseres de bemiddelingskosten onverschuldigd had betaald. De rechter wees de vordering van eiseres toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.