ECLI:NL:RBZWB:2019:4590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
02-82100-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Kooijman
  • J. Dekker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord en bedreiging met vuurwapen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 25 september 2016 in Bergen op Zoom zou hebben geprobeerd om [naam 1], [naam 2] en [naam 3] van het leven te beroven, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het schieten met een vuurwapen in de richting van een personenauto waarin de slachtoffers zich bevonden. De zaak werd behandeld op de zitting van 3 oktober 2019, waar zowel de officier van justitie, mr. Snoeks, als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie concludeerde dat er weliswaar geschoten was, maar dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de dader was. De verklaringen van de betrokkenen waren inconsistent en er was geen technisch bewijs dat de verdachte op de plaats delict had bevonden.

De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het vaststond dat er geschoten was, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor zowel de poging tot moord als de bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Tevens werd het in beslag genomen voorwerp, een S&B Luger huls, onttrokken aan het verkeer en werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/821100-16 en 02/213107-14 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
primair:hij op of omstreeks 25 september 2016 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] van het leven te beroven, (vanaf een driewielige motor) met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van een personenauto (waarin [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] zich bevonden) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 25 september 2016 te Bergen op Zoom [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een driewielige motor met hoge snelheid achter de personenauto (waarin [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] zich bevonden) gereden en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van die personenauto (waarin [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] zich bevonden) geschoten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Naar de mening van de officier van justitie staat vast dat er is geschoten maar valt onvoldoende te bewijzen dat dit door verdachte is gedaan. Betrokkenen verklaren wisselend en zowel onderling als innerlijk tegenstrijdig. Geen van de betrokkenen kan of wil de identiteit van de vierde persoon bekend maken. [naam 2] en [naam 3] willen ook geen aangifte doen en zijn niet langer bereikbaar voor de politie. Dat maakt naar de mening van de officier van justitie hun verklaringen er niet betrouwbaarder op. Daarnaast is er geen technisch bewijs op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat verdachte op de plaats delict was. De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en het subsidiair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen in het dossier die afkomstig zijn van direct betrokkenen niet consistent, niet volledig en daarmee niet betrouwbaar zijn. De betrokkenen aan de zijde van aangever willen geen medewerking verlenen aan het vaststellen van hun identiteit, zwijgen over de vierde persoon en verklaren wisselend over het al dan niet zien van een wapen bij verdachte. Daarnaast past de herkenning van verdachte op een driewielige motor zonder helm niet in de camerabeelden.
Verdachte is zelf ook niet direct openhartig en draait tot op de zitting om de feiten heen, echter hij zat destijds niet in de beste periode van zijn leven.
Er moet daarom worden gekeken naar wat onomstotelijk vast staat, het objectieve bewijs, te weten de camerabeelden, de processen-verbaal van bevindingen, het forensisch onderzoek en de verklaring van de niet betrokken getuige [naam 4] . Gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen is er naar de mening van de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De raadsman heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat weliswaar vast staat dat er op betrokkenen is geschoten maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van zowel het primair als het subsidiair aan verdachte tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte vrijspreken.

5.De overwegingen omtrent het beslag

5.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerp is achtergebleven op de openbare weg nadat door een nog onbekende een strafbaar feit is gepleegd namelijk het schieten op betrokkenen.
Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda d.d. 18 december 2014, te worden afgewezen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De opgelegde maatregel berust op artikel 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: S&B Luger huls;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 oktober 2019.