In de strafzaak tegen de verdachte, die op 25 oktober 2019 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben en ter beschikking stellen van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. De zaak vond plaats in Breda en betreft een incident dat zich voordeed tijdens de jaarwisseling van 2017 op 2018 in Etten-Leur. De verdachte had 144 mortierbommen van 3 inch en 72 mortierbommen van 4 inch in zijn bezit, wat in Nederland illegaal is. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk voorhanden had en dit aan anderen ter beschikking stelde, maar sprak hem vrij van de invoer en opslag van het vuurwerk, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.
De rechtbank behandelde de zaak op zittingen van 9 en 11 oktober 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte had een feestje georganiseerd en tijdens de viering vond er een explosie plaats die aanzienlijke schade veroorzaakte aan woningen en letsel aan omstanders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor het voorhanden hebben van het vuurwerk, maar niet voor de explosies zelf. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, en verklaarde de verdachte strafbaar voor de overtreding van het Vuurwerkbesluit.
De rechtbank benadrukte de impact van het incident op de bewoners van de straat en de gevolgen die het had voor de betrokkenen. De verdachte toonde spijt en had persoonlijke omstandigheden die in zijn voordeel werden meegewogen. De rechtbank hoopte met de opgelegde straf te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw in de fout zou gaan met illegaal vuurwerk.