ECLI:NL:RBZWB:2019:4780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
02-665963-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Van der Linden
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bij medeplichtigheid aan hennepteelt

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald ter hoogte van € 1.500,=, wat overeenkomt met het bedrag dat hij heeft ontvangen voor het op zijn naam zetten van een huurcontract voor een ruimte die werd gebruikt voor hennepteelt. De officier van justitie had aanvankelijk een veel hoger bedrag van € 232.296,= gevorderd, maar dit werd later verlaagd naar € 1.650,=. De verdediging stelde dat het voordeel slechts € 300,= bedroeg, na aftrek van de betaalde huur. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 oktober 2019, waar beide partijen hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 1.500,= bedraagt, gebaseerd op een huurcontract dat op 1 oktober 2013 inging en waarover in totaal tien keer huur is betaald. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/665963-14 (ontneming)
beslissing van de rechtbank d.d. 1 november 2019
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats 1]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. P. van Tour, advocaat te Rotterdam

1.De procedure

Betrokkene is bij vonnis van heden door deze rechtbank veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Aanvankelijk heeft de officier van justitie gevorderd het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op € 232.296,=. Ter zitting is gevorderd het voordeel te schatten op € 1.650,=.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid van hennepteelt door het ter beschikking stellen van een ruimte ten behoeve van hennepteelt en daarmee een voordeel heeft behaald ter hoogte van € 1.650,=. Dit bedrag is gebaseerd op de verklaring van verdachte dat hij een vergoeding zou ontvangen van € 150,= per maand.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat het voordeel € 300,= bedraagt, namelijk het bedrag dat van de verstrekte € 3000,= over is gebleven na aftrek van de betaalde huur.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan en de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit het vonnis van deze rechtbank van heden.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in het hiervoor aangehaalde vonnis het oordeel dat betrokkene door middel van het begaan van voormeld feit een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- betrokkene heeft erkend dat hij een huurcontract heeft gesloten voor een ruimte in een pand aan de [adres 2] te Oosterhout en dat hij hiervoor € 150,= per maand zou ontvangen;
- de huur van die ruimte is ingegaan op 1 oktober 2013;
- uit de faktuurhistorie blijkt dat er daarna in totaal tien keer huur is betaald.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 1.500,=, zijnde 10 maanden à € 150,=.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 1.500,=.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 1.500,=.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 1.500,=, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van den Goorbergh en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 november 2019.