Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald ter hoogte van € 1.500,=, wat overeenkomt met het bedrag dat hij heeft ontvangen voor het op zijn naam zetten van een huurcontract voor een ruimte die werd gebruikt voor hennepteelt. De officier van justitie had aanvankelijk een veel hoger bedrag van € 232.296,= gevorderd, maar dit werd later verlaagd naar € 1.650,=. De verdediging stelde dat het voordeel slechts € 300,= bedroeg, na aftrek van de betaalde huur. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 oktober 2019, waar beide partijen hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 1.500,= bedraagt, gebaseerd op een huurcontract dat op 1 oktober 2013 inging en waarover in totaal tien keer huur is betaald. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.