ECLI:NL:RBZWB:2019:4908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
02-120806-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Fleskens
  • mr. Kooijman
  • mr. Dekker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en in slaap vallen

Op 11 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juni 2017 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met te veel alcohol op en oververmoeid achter het stuur zat, viel in slaap tijdens het rijden. Hierdoor raakte hij met zijn voertuig in de berm en kwam hij op zijn kop tot stilstand in een sloot. Drie inzittenden van de auto, vrienden van de verdachte, liepen zwaar lichamelijk letsel op, waaronder gebroken ribben, hersenletsel en andere ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-120806-17
vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]geboren op [Geboortedag] 1993 te [Geboorteplaats]
wonende te [Geboorteplaats]
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
primair:hij op of omstreeks 24 juni 2017 te Tilburg, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig, bestaande dat gedrag hieruit, dat hij, verdachte,
- tijdens het rijden in slaap is gevallen en/of
- met een veel te hoge snelheid van ongeveer tussen de 137 en 153 kilometer per uur in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 130 kilometer per uur heeft overschreden, in elk geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid, en/of
- toen op zodanige wijze met zijn voertuig naar links is gekomen dat hij met één of meer wielen van het door hem bestuurde voertuig in de (linker) berm is geraakt en/of daar toen met zijn voertuig in een slip- of slingerbeweging geraakt, althans hebbende hij, verdachte, de macht over het stuur van zijn voertuig verloren, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in de rechterberm is (terecht)gekomen en/of vervolgens op zijn kop tot stilstand is gekomen in een (droogstaande) sloot, en/of
- terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 285 ug/l, in elk geval hoger dan 88 ug/l per milliliter bloed bleek te zijn,
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben, op meerdere plaatsen gebroken rug, hersenletsel (bloeding tussen schedel en hersenen), een longkneuzing en mist een stukje van de rechteroor, en/of
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte rechter long, ernstige schade beide longen opgelopen en twee rugwervels gebroken, en/of
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde (linker) oogkas, geen gevoel meer in de linkerzijde van het gezicht en wazig zien met het rechter oog, en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:hij op of omstreeks 24 juni 2017 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg de Rijksweg A-58,
- met een veel te hoge snelheid van ongeveer tussen de 137 en 153 kilometer per uur in elk geval de aldaar toegestane maximum snelheid van 130 kilometer per uur heeft overschreden, in elk geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid, en/of
- toen op zodanige wijze met zijn voertuig naar links is gekomen dat hij met één of meer wielen van het door hem bestuurde voertuig in de (linker) berm is geraakt en/of daar toen met zijn voertuig in een slip- of slingerbeweging geraakt, althans hebbende hij, verdachte, de macht over het stuur van zijn voertuig verloren, waarbij hij, verdachte met zijn voertuig in de rechter berm is (terecht) gekomen en/of vervolgens op zijn kop tot stilstand is gekomen in een (droogstaande) sloot, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2
De bewijsoverwegingen
De raadsman heeft in zijn pleidooi gewezen op de verklaring van verdachte waaruit naar de mening van de raadsman volgt dat verdachte niet in slaap is gevallen maar wel oververmoeid was.
De rechtbank overweegt dat de getuige [Naam 1] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij tijdens het rijden in slaap was gevallen en wakker schrok van het geluid van de ribbel van de witte strepen die vlakbij de vangrails liggen. Verdachte vertelde tegen haar dat hij probeerde uit te wijken, dat hij een ruk aan het stuur gaf en dat hij daardoor de macht over het stuur verloor met als gevolg het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank past deze verklaring in het beeld dat naar voren komt uit de verklaringen van de getuigen [Naam 2] , [Naam 3] , [Naam 4] en [Naam 5] . De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte zelf heeft bevestigd dat hij zo oververmoeid was dat hij niet meer in staat was om goed aan het verkeer deel te nemen. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij merkte dat tijdens het rijden zijn voet twee keer van het gas af ging en dat dit kwam door de vermoeidheid.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tijdens het rijden in slaap is gevallen.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden nu daartoe onvoldoende bewijs aanwezig is.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het ongeval dat heeft plaatsgevonden aan verdachte te wijten is doordat hij in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en dat door dat ongeval zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] .
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:op of omstreeks 24 juni 2017 te Tilburg, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam te rijden, bestaande dat gedrag hieruit, dat hij, verdachte,
- tijdens het rijden in slaap is gevallen en
- toen op zodanige wijze met zijn voertuig naar links is gekomen dat hij met één of meer wielen van het door hem bestuurde voertuig in de (linker) berm is geraakt en daar toen met zijn voertuig in een slipbeweging geraakt, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in de rechterberm is (terecht)gekomen en vervolgens op zijn kop tot stilstand is gekomen in een (droogstaande) sloot, en
- terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 285 ug/l per milliliter bloed bleek te zijn,
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben, op meerdere plaatsen gebroken rug, hersenletsel (bloeding tussen schedel en hersenen), een longkneuzing en mist een stukje van de rechteroor, en
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte rechter long, ernstige schade beide longen opgelopen en twee rugwervels gebroken, en
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde (linker) oogkas, geen gevoel meer in de linkerzijde van het gezicht en wazig zien met het rechter oog,
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging zijn in de vijfde regel van het primair tenlastegelegde de woorden ‘te rijden’ weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een rijontzegging voor de duur van 18 maanden met aftrek.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, waaronder de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, het feit dat verdachte geen relevant strafblad heeft, de strafmaatrichtlijnen van het Openbaar Ministerie en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de op te leggen straf gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten het gegeven dat hij de zorg draagt voor zijn kind en daarnaast een fulltime baan als pakketbezorger heeft. Gelet daarop en gezien de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, heeft de raadsman verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf te matigen.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de rijontzegging gezien het tijdverloop voor een groot deel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 24 juni 2017 als bestuurder van een personenauto in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam gedragen. Hij is met te veel drank op gaan rijden terwijl hij oververmoeid was en is achter het stuur in slaap gevallen. Als gevolg daarvan is hij in de linker berm terechtgekomen en met zijn auto in een slipbeweging geraakt, waarbij hij vervolgens in de rechterberm terecht is gekomen en de auto op zijn kop in een droogstaande sloot tot stilstand is gekomen. Door het ongeval hebben drie van de inzittenden, zijnde vrienden van verdachte, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zo hebben [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] onder meer hun rug op meerdere plaatsen gebroken, is er bij [Slachtoffer 1] daarnaast sprake van hersenletsel en een longkneuzing en bij [Slachtoffer 2] ernstige schade aan beide longen en heeft [Slachtoffer 3] een verbrijzelde oogkas, geen gevoel meer in de linkzijde van zijn gezicht en ziet hij wazig met zijn rechter oog.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan, indien er sprake is van aanmerkelijke schuld, een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel en een alcoholgehalte zoals is bewezenverklaard, uit van een taakstraf van 160 uur en 18 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid. Afgezet tegen deze oriëntatiepunten, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 240 uur passend en geboden is. Immers, in deze zaak is sprake van drie slachtoffers met zwaar lichamelijk letsel.
Bij de bepaling van de straf speelt verder een rol dat het feit is gepleegd op 24 juni 2017 terwijl de rechtbank zich pas nu over de zaak buigt. Een verdachte heeft er recht op dat zijn vervolging binnen een redelijke termijn plaatsvindt. Niet gebleken is dat de onnodige vertraging in de vervolging op enige wijze aan verdachte te wijten is. Het onderzoek was reeds geruime tijd afgerond. Na het aanbrengen van de zaak bij een verkeerd forum begin 2018, is de zaak van die politierechterzitting ingetrokken en vervolgens veel te lang blijven liggen.
De rechtbank is van oordeel dat een als redelijk te achten vervolgingstermijn is overschreden met ongeveer vier maanden. Gelet daarop zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste rijontzegging deels voorwaardelijk opleggen en komt zij tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die door de raadsman naar voren zijn gebracht, waaronder het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, en met het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank niet opleggen. Zij acht dit, gezien voornoemde feiten en omstandigheden, niet opportuun.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 9.600 aan materiële schade en een nog onbekend bedrag aan immateriële schade.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het is niet bekend welk bedrag de verzekering reeds heeft uitgekeerd aan [Slachtoffer 2] en evenmin welk bedrag aan immateriële schade wordt gevorderd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2019.