4.3De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:op of omstreeks 24 juni 2017 te Tilburg, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam te rijden, bestaande dat gedrag hieruit, dat hij, verdachte,
- tijdens het rijden in slaap is gevallen en
- toen op zodanige wijze met zijn voertuig naar links is gekomen dat hij met één of meer wielen van het door hem bestuurde voertuig in de (linker) berm is geraakt en daar toen met zijn voertuig in een slipbeweging geraakt, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in de rechterberm is (terecht)gekomen en vervolgens op zijn kop tot stilstand is gekomen in een (droogstaande) sloot, en
- terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 285 ug/l per milliliter bloed bleek te zijn,
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben, op meerdere plaatsen gebroken rug, hersenletsel (bloeding tussen schedel en hersenen), een longkneuzing en mist een stukje van de rechteroor, en
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte rechter long, ernstige schade beide longen opgelopen en twee rugwervels gebroken, en
waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde (linker) oogkas, geen gevoel meer in de linkerzijde van het gezicht en wazig zien met het rechter oog,
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging zijn in de vijfde regel van het primair tenlastegelegde de woorden ‘te rijden’ weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.