ECLI:NL:RBZWB:2019:4910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
16-401, 17-868, 19-3369, 18-2591
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Goossens
  • mr. Felix
  • mr. Schnitzler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschriften inzake verschoningsrecht en inbeslagneming

Op 8 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende klaagschriften die waren ingediend op grond van artikel 98 juncto artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klaagschriften betroffen de inbeslagneming van stukken in een strafzaak, waarbij de klager, geboren op 6 [Geboortedag] 1954, vertegenwoordigd werd door mr. J.W. Soeteman. De rechtbank heeft de procedure in de raadkamer behandeld, waarbij diverse eerdere beschikkingen en klaagschriften zijn besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een splitsing is gemaakt tussen zaakrelevante en niet-zaakrelevante stukken, en dat de verdediging het eens was met deze selectie. De officier van justitie heeft verzocht om de niet-zaakrelevante stukken te vernietigen, terwijl de verdediging heeft gesteld dat de inbeslaggenomen stukken onder het verschoningsrecht vallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de klaagschriften ten aanzien van de zaakrelevante stukken ongegrond verklaard, terwijl de klaagschriften voor de niet-zaakrelevante stukken gegrond zijn verklaard en vernietiging van deze stukken is bevolen. De beslissing is genomen met inachtneming van de bescherming van de belangen van derde cliënten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummers: 16/401, 17/868, 19/3369 (hierna: [Klager] ) en 18/2591 (hierna: [Klager] )
Beslissing op de klaagschriften ex artikel 98 juncto artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
met betrekking tot inbeslagneming in de zaak van:
[Klager]
geboren op 6 [Geboortedag] 1954, te [Geboorteplaats- en Land]
wonende te [Adres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.W. Soeteman, Singel 362, 1016 AH Amsterdam.
Klager is [Klager] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, dat - ondertekend namens klager - tijdig is ingediend ter griffie van het op grond van artikel 98 Sv juncto artikel 552a Sv bevoegde gerecht;
  • de beschikking van de rechtbank van 31 maart 2016 in [Klager] ;
  • de beschikking van de Hoge Raad van 8 november 2016 in [Klager] ;
  • de beschikking van de rechtbank van 23 februari 2017 in [Klager] ;
  • de beschikking van de rechter-commissaris van 27 juni 2017 in [Klager] ;
  • het klaagschrift van 14 juli 2017 in [Klager] ;
  • de beschikking van de rechter-commissaris van 7 maart 2018 in [Klager] ;
  • het klaagschrift van 22 maart 2018 in [Klager] ;
  • het proces-verbaal van de raadkamer van 18 mei 2018;
  • het proces-verbaal van de raadkamer van 13 september 2018;
  • het proces-verbaal van de raadkamer van 18 december 2018;
  • de beschikking van de rechter-commissaris van 5 april 2019 in [Klager] ;
  • het klaagschrift van 15 april 2019 in [Klager] ;
  • het proces-verbaal van de raadkamer van 18 april 2019;
  • de beslissing van de raadkamer van 29 mei 2019;
  • de e-mail van 23 oktober 2019 van de officier van justitie;
  • de e-mail van 23 oktober 2019 van de raadsman van klager;
  • het proces-verbaal van de raadkamer van 25 oktober 2019, waaruit volgt dat – in overleg – partijen niet zijn verschenen en de zaak zonder nadere mondelinge behandeling in raadkamer zal worden afgedaan.

2.De beschikking van 29 mei 2019

De rechtbank heeft –kortgezegd en voor het overige verwijzend naar de inhoud van de beschikking van 29 mei 2019– alle stukken inzake [Klager] in handen van de officier van justitie gesteld, opdat deze volgens de in raadkamer van 18 april 2019 voorgestelde werkwijze een splitsing zou maken in zaakrelevante stukken en stukken die betrekking hebben op derde cliënten. De rechtbank heeft vervolgens aan de raadsman van klager verzocht zijn schriftelijk standpunt over de gedane splitsing aan de raadkamer mede te delen.

3.Het standpunt van klager

Per e-mail van 23 oktober 2019 heeft de verdediging zich ten aanzien van [Klager] op het standpunt gesteld het eens te zijn met de gedane selectie door de officier van justitie. De verdediging heeft verzocht om de niet-geselecteerde stukken te vernietigen, zodat het verschoningsrecht niet verder dan noodzakelijk wordt geschonden. Ten aanzien van [Klager] heeft de verdediging gesteld dat de inbeslaggenomen stukken onder het verschoningsrecht vallen en dat geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft in de e-mail van 23 oktober 2019 medegedeeld dat een selectie is gemaakt van de relevante documenten/bescheiden uit de informatie die is gemaakt van de in beslag genomen gegevensdragers. De selectie is begin 2019 geplaatst op een usb stick en aan de raadsman gezonden. De officier van justitie heeft per e-mail meegedeeld dat de raadsman hem heeft laten weten dat er tussen de geselecteerde stukken geen stukken zitten die betrekking hebben op een andere cliënt of een andere zaak dan waarop de verdenking en het strafrechtelijk onderzoek betrekking heeft. De officier van justitie heeft verzocht om de niet-zaakrelevante stukken
niette vernietigen, maar heeft verzocht om de volledige image te bewaren gedurende het onderzoek ter zitting in een beveiligde omgeving.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [Klager] :
Door de verdediging is betoogd dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. De rechtbank heeft in haar beschikking van 29 mei 2019 reeds geoordeeld dat er in zowel [Klager] als [Klager] sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Het klaagschrift zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van [Klager] :
Op grond van de schriftelijk ingediende standpunten van de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de selectie op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Waar het volgens de beschikking van 29 mei 2019 de bedoeling was dat er een selectie zou worden gemaakt door het Openbaar Ministerie tussen zaakrelevante stukken en niet-zaakrelevante stukken (stukken die zien op derden-cliënten), stelt de rechtbank vast dat is gebeurd. Immers, de raadsman heeft laten weten dat er in de geselecteerde stukken geen stukken zitten die betrekking hebben op een andere cliënt.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier mee gewaarborgd dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder is gegaan dan strikt noodzakelijk en is voldoende zorg betracht om de belangen van derde cliënten te beschermen.
Door de raadsman is verzocht de niet-zaakrelevante stukken te vernietigen. De officier van justitie heeft verzocht om de niet-zaakrelevante stukken te bewaren gedurende het onderzoek ter zitting in een beveiligde omgeving. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of de niet-zaakrelevante stukken in bewaring dienen te blijven of dat deze dienen te worden vernietigd.
De rechtbank stelt vast dat reeds in de vorige beschikking is beschreven dat zij dient te beslissen welke stukken verstrekt kunnen worden en welke stukken dienen te worden vernietigd. De te vernietigen stukken zien op de gegevens van derden-cliënten. Gelet hierop en gezien het belang van derden-cliënten dat dient te worden beschermd, ziet de rechtbank niet in op welke grond deze gegevens thans zouden moeten worden bewaard. De rechtbank bepaalt dan ook dat de niet-zaakrelevante stukken dienen te worden vernietigd. De zaakrelevante stukken, met welke selectie de raadsman heeft ingestemd, kunnen aan het dossier in de strafzaak worden toegevoegd.
Gelet op het hiervoor overwogene, zal de rechtbank de klaagschriften ten aanzien van de zaakrelevante stukken ongegrond verklaren. De klaagschriften zullen voor het overige gegrond worden verklaard en de niet-zaakrelevante stukken dienen te worden vernietigd.
Aan deze beslissingen dient vanzelfsprekend pas gevolg te worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de klaagschriften in [Klager] ongegrond voor zover ze de geselecteerde zaakrelevante stukken (op de usb-stick) betreffen;
- verklaart de klaagschriften in [Klager] gegrond voor zover ze de niet-zaakrelevante stukken betreft en beslist tot vernietiging van deze stukken;
- verklaart het klaagschrift in [Klager] ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissingen pas na onherroepelijk worden van deze beslissing uitgevoerd dienen te worden.
Deze beslissing is op 8 november 2019 gegeven door mr. Goossens, voorzitter, mr. Felix en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen en Schuurmans, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2019.