ECLI:NL:RBZWB:2019:493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
02-800092-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Veldhuizen
  • J. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en afdreiging van een burgemeester met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2019, is de verdachte veroordeeld voor afpersing en afdreiging van een burgemeester. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de burgemeester, die onder druk was gezet door de verdachte en zijn mededader. De burgemeester had een seksuele massage ondergaan, waarna de verdachte dreigde deze informatie openbaar te maken, tenzij er geld werd betaald. Gedurende een periode van tijd heeft de burgemeester in totaal ongeveer € 15.000,- betaald om te voorkomen dat deze informatie naar buiten zou komen. Op 8 februari 2018 heeft de verdachte de burgemeester met geweld gedwongen om geld en zijn pinpas met bijbehorende pincode af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader samenwerkten en dat er voldoende bewijs was voor de afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en elektronisch toezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks zijn psychische problemen. De benadeelde partij, de burgemeester, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 13.650,- voor materiële schade en € 1.000,- voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800092-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] Capelle aan den IJssel, [adres]
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Nicolaes, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
hij op omstreeks 08 februari 2018 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (totaal ongeveer 140,00 euro) en/of een pinpas en/of de (daarbij behorende) pincode, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- dreigend bij de woning van die [naam 1] is verschenen en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] (met kracht) heeft vast gepakt en/of (vervolgens) de woning en/of de slaapkamer in geduwd en/of
- die [naam 1] op het bed heeft geduwd en/of op hem is gaan zitten en/of
- ( vervolgens) die [naam 1] bij/in de nek/hals heeft vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij/in de nek/hals heeft geknepen en/of
- ( vervolgens) een geldbedrag en/of de pinpas en/of de (daarbij behorende pinpas heeft/hebben geëist;
en/of
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 mei 2016 tot en met 30 september 2016 en/of de periode van 01 mei 2017 tot en met 08 februari 2018 te Kaatsheuvel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim te dwingen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, in elk geval van enig
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen gebeld en/of sms-jes en/of voicemailberichten en/of geschriften verstuurd naar die [naam 1] met de inhoud - zakelijk weergegeven - dat hij (een) geldbedrag(en) moet afgeven/betalen, want anders zal/zullen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar de media stappen, en/of bekend maken dat hij, [naam 1] , seks heeft
gehad met een minderjarige, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot afgifte van (telkens) (grote) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 15.000).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het navolgende.
De afdreiging door verdachte en mededader [naam 3] is bewezen op grond van de aangifte door [naam 1] in combinatie met de bekennende verklaringen van zowel verdachte als zijn mededader.
Alhoewel verdachte de op 8 februari 2018 verweten afpersing ontkent, acht de officier van justitie ook dit feit bewezen, nu de verklaring die [naam 1] inzake de afdreiging heeft afgelegd overeenkwam met de verklaring van [naam 3] en dus als juist kan worden beschouwd. [naam 1] heeft inzake de afpersing zijn verklaring niet dramatischer gemaakt dan nodig. Er is aldus op grond van schakelbewijs met de bewijsmiddelen inzake de afdreiging volgens de officier van justitie ook voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het door verdachte gehanteerde geweld, en daardoor voor de afpersing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Ten aanzien van hetgeen zich op 8 februari 2018 heeft voorgedaan kan in ieder geval niet bewezen worden dat verdachte dit feit zou hebben gepleegd in vereniging met een of meer anderen. Bovendien is er geen wettig bewijs voor het aan verdachte verweten geweld. Dit wordt alleen verklaard door aangever, zodat steunbewijs ontbreekt.
Ten aanzien van de door verdachte en [naam 3] gepleegde afdreigingen heeft de raadsman zich, gezien de inhoud van de aangifte en de afgelegde bekentenissen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de afdreiging
[naam 1] heeft verklaard dat hij in mei 2016 had gechat met een jongen die tegen betaling massages gaf. Deze jongen heette [naam 2] en [naam 1] dacht dat hij iets van 22 tot 24 jaar oud was. De afspraak was in Capelle aan den IJssel en het ging om een seksuele massage. [naam 2] had hem die massage gegeven.
Eén of twee dagen later werd hij door de man, die vandaag (rechtbank: het verhoor vond plaats op 8 februari 2018) was aangehouden, gebeld of ge-sms’t en die verweet hem dat hij seks/ontucht met een minderjarige had gehad en daarvoor strafbaar was. De man schold hem uit, uitte bedreigingen en eiste een gesprek. Later die dag had [naam 1] een afspraak met [naam 2] en die man, die [verdachte] bleek te heten. Zij troffen elkaar in Capelle aan den IJssel. Tijdens dat gesprek eiste [verdachte] 50.000 euro anders zou hij met dit verhaal naar de media gaan. Dit wilde [naam 1] niet vanwege zijn functie als burgemeester en daarom bood hij hem 5.000 euro aan. Volgens [verdachte] was [naam 2] 17 jaar, maar zijn identiteitskaart wilden ze niet laten zien.
Bij een pinautomaat had [naam 1] toen 1.000 euro gepind. Een week later trof hij in Capelle aan den IJssel wederom [verdachte] en gaf hij hem de resterende 4.000 euro. Maar [verdachte] bleef eindeloze sms’jes op zijn privé telefoon sturen en stuurde wekenlang per brief of sprak via de voicemail bedreigingen naar [naam 1] .
Op een gegeven moment kreeg [naam 1] ook sms’jes van die [naam 2] . Die zei dat hij ook 5.000 euro moest hebben, want hij was slachtoffer.
In het eerste halfjaar was [verdachte] ook een paar keer in Kaatsheuvel geweest en moest [naam 1] onder bedreiging gaan pinnen. [naam 1] was nog twee à drie keer in Capelle aan den IJssel geweest. Een van deze keren had [verdachte] tegen hem gezegd dat [naam 2] in het gips zat waarna hij [naam 2] daar zag strompelen. [naam 2] vertelde hem dat [verdachte] niet te vertrouwen was en hem van de trap had geduwd, waardoor [naam 2] zijn knie had gebroken. [verdachte] zei dat ze het zo maar moesten leren. [naam 1] had toen nogmaals 5.000 euro gegeven.
Toen hij vertrok liep [verdachte] achter hem aan en gaf hem een schrift met daarin bedreigingen. [verdachte] zou er mee naar de media gaan, naar Peter R. de Vries enzovoorts. [verdachte] had daarbij gezegd: “ [naam 1] we zijn nu vrienden voor het leven”. Hij wist hem volgens [naam 1] te manipuleren en had hem in zijn greep want hij wilde absoluut niet dat het in de media kwam.
[naam 2] bleef ook, separaat van [verdachte] , contact met hem zoeken. Hij zocht dringend hulp en tegelijkertijd deed hij een sociaal beroep op hem. [naam 2] gaf aan dat hij in een opvanghuis in Rotterdam verbleef en zou zijn weggegaan van [verdachte] . [naam 1] had toen een keer nog 250 euro gegeven. Daarna belde [naam 2] hem en eiste hij 5.000 euro. Hij zei dat hij bewijs had dat [naam 1] bij hem was geweest en een handdoek met zijn sperma zou hebben, wat zou kunnen. Als hij hem die 5.000 euro gaf, dan zou hij die handdoek terugkrijgen. [naam 1] had hem toen 5.000 euro betaald.
[naam 2] en [verdachte] waren ieder nog een keer medio augustus of september 2016 bij hem aan de deur geweest, maar toen had hij ze weggestuurd.
Tot mei 2017 hoorde [naam 1] niets meer van ze en toen ontving hij een brief waarin stond: “Het is nu een jaar geleden dat jij seks hebt gehad met een minderjarige. Nog niet alles is betaald.” Vanaf dat moment hadden ze geen contact meer gezocht.
In totaal had [naam 1] ongeveer 15.000 euro aan die jongens betaald. [1]
Hulpofficier van justitie Moller heeft op 13 februari 2018 mondeling van [naam 1] een klacht ontvangen met de wens dat tegen de dader(s) strafvervolging wordt ingesteld. [2]
[naam 1] verklaarde op 10 februari 2018 dat hij [verdachte] en [naam 2] alleen maar contant heeft betaald. Hij had op een gegeven moment zijn opnamelimiet verhoogd naar 2.000 euro. Zo kon [naam 1] elke keer 2 x 2.000 euro op een dag en daarna nog 1.000 euro pinnen. [3]
[naam 3] , geboren op [geboortedag 2] 1992, heeft verklaard dat hij via een website adverteerde om massages te geven. Hij had in de woning van [verdachte] in Capelle aan den IJssel een man die burgemeester was een massage gegeven. Die man belde de volgende dag en toen begon [verdachte] hem te bedreigen dat [naam 3] zijn neefje was en minderjarig en dat [verdachte] een beter belegde boterham wilde. Die man was bereid om te betalen.
[verdachte] had een heel schrift vol bedreigingen geschreven met, bijvoorbeeld, we gaan naar Peter R. de Vries.
Bij een ruzie met [verdachte] had [naam 3] zijn knie gebroken. Bij de burgemeester had hij als bijnaam de naam [naam 2] gebruikt. [naam 3] was ook bij de burgemeester in Kaatsheuvel geweest, hij dacht twee maal. [verdachte] vroeg de burgemeester steeds om geld en [naam 3] kreeg volgens hem steeds de helft daarvan. De burgemeester ging steeds geld pinnen en gaf dat dan aan hen.
Toen [verdachte] een keer geld had gekregen van de burgemeester en niet met hem deelde, had hij de burgemeester gebeld en gezegd dat hij een handdoek had met zijn sperma. Hij heeft daarna een vuile handdoek uit de wasmand (zonder spermasporen) aan de burgemeester gegeven en in ruil daarvoor kreeg hij 2.000 euro van hem. [4]
Verdachte heeft verklaard dat een jongen die zich [naam 2] noemde ene [naam 1] , die burgemeester was, had gemasseerd. Verdachte ging vervolgens allerlei dingen verzinnen om die burgemeester bang te maken en te dwingen om hem geld te geven. Omdat die man burgemeester was en hem een keer had betaald zou hij blijven betalen, daarom had hij hem gechanteerd. Hij denkt dat het om ongeveer 15.000 euro ging. [5]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de afdreiging in vereniging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan samen met medeverdachte [naam 3] , nu de inhoud van de aangifte overeenkomt met de bekennende verklaringen van verdachte en [naam 3] . [naam 3] en verdachte opereerden zowel gezamenlijk als soms afzonderlijk van elkaar, maar plukten beiden de vruchten van de gedane betalingen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de afpersing
[naam 1] heeft verklaard dat op 8 februari 2018, omstreeks 17:30 uur bij zijn woning in Kaatsheuvel werd aangebeld. Hij opende de voordeur, keek naar buiten en zag plotseling [verdachte] . Hij zag en voelde dat hij hem naar binnen duwde door met twee handen hem bij zijn jas vast te pakken. [naam 1] probeerde zich los te trekken, maar [verdachte] duwde hem verder de woning en vervolgens zijn slaapkamer op de begane grond in. [verdachte] duwde hem op bed en pakte met zijn hand de keel van [naam 1] vast. [naam 1] zei dat hij hem lost moest laten, maar [verdachte] kneep hard in zijn keel. [naam 1] voelde zich bedreigd en was bang. Hij had wel drie keer geprobeerd om omhoog te komen, maar steeds drukte [verdachte] hem bij zijn keel terug. [naam 1] was echt bang voor zijn leven en hoorde dat hij riep: “ [naam 1] ik wil mijn geld hebben”. Hij wilde zien wat [naam 1] in zijn portemonnee had, [naam 1] pakte zijn portemonnee uit zijn broekzak en [verdachte] vroeg hoeveel geld hij had. [naam 1] had ongeveer 150 euro en had gezegd dat ze naar de pinautomaat konden gaan.
[verdachte] wilde vervolgens zijn pinpas en pincode hebben. [naam 1] had zijn pincode opgeschreven op een briefje dat op zijn slaapkamer lag en vervolgens liepen zij samen naar de pinautomaat in Kaatsheuvel. [verdachte] liep een paar meter achter [naam 1] .
[naam 1] is op weg daar naartoe een café binnengegaan. [verdachte] liep mee. De politie is gebeld en die hebben [verdachte] meegenomen. [6]
[naam 1] verklaarde later dat hij die dag aan [verdachte] zijn contante geld had gegeven en dat deze het briefje, waarop hij onder dwang zijn pincode had geschreven, nog had. Het was zijn werkelijke pincode. [naam 1] had na zijn aangifte een muts aangetroffen in zijn slaapkamer op de grond voor zijn bed. Deze muts moet het eigendom van [verdachte] zijn. [7]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 8 februari 2018 bij [naam 1] heeft aangebeld en toen deze de deur opende is hij naar binnen gegaan en heeft hij geld geëist. [naam 1] gaf hem 130 euro aan contant geld en verdachte had dat in zijn broekzak gestopt. Vervolgens gaf [naam 1] hem zijn pinpas en zijn pincode, waarna zij samen naar een pinautomaat zijn gelopen. Onderweg liep [naam 1] een café binnen, belde daar de politie en vervolgens is verdachte door de politie meegenomen. [8]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de afpersing in vereniging
De rechtbank stelt allereerst vast dat zowel aangever [naam 1] als verdachte verklaren dat verdachte alleen naar de woning van zijn slachtoffer was gekomen. De politie heeft ook geen andere dader aangehouden. Zo er een afpersing is gepleegd, dan is dat in ieder geval niet door meerdere daders gebeurd, zodat de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Verdachte ontkent dat er sprake is geweest van geweld. Hij heeft aangebeld, [naam 1] gaf hem volgens verdachte vrijwillig zijn contante geld en pinpas met bijbehorende code. Zij liepen in alle rust naar de pinautomaat en toen [naam 1] zei dat hij in een café de politie ging bellen liep verdachte gewoon met hem mee naar binnen en nam hij daar wat te drinken.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Zij stelt allereerst vast dat [naam 1] direct een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Zijn versie van het gebeurde is logisch en [naam 1] verklaarde ook consistent ten opzichte van zijn vorige, inzake de afdreiging afgelegde, verklaringen. Dit in tegenstelling tot verdachte, die er tot aan de zitting, toen hij de volledige inhoud van het dossier kende, voor heeft gekozen om geen duidelijk verhaal te vertellen over het gebeurde en nu op de zitting in feite alles bekent, behalve nu juist het toegepaste geweld.
Voor de overtuiging speelt voor de rechtbank ook nog een rol dat [naam 1] medio 2017, toen na herhaalde afpersingen en een lange tijd rust beide daders weer om geld bij hem aanklopten, hen wegstuurde zonder te betalen. Het ligt dus niet voor de hand dat [naam 1] op 8 februari 2018 op het eerste (vriendelijke) verzoek van verdachte direct met zijn pinpas en pincode op de proppen kwam.
Ten slotte komt de verklaring van [naam 1] overeen met de verklaringen van de in het café aanwezige getuigen, op wie [naam 1] een verwilderde, paniekerige indruk maakte en met name ook omdat zij verklaarden dat de haren van [naam 1] opvallend in de war zaten.
Er is, anders dan de raadsman stelt, wel degelijk sprake van steunbewijs, naast de aangifte van [naam 1] . Niet alleen omdat er, zoals de officier van justitie ook stelde, schakelbewijs is ten opzichte van de verklaringen inzake de hiervoor bewezen verklaarde afdreiging.
Maar met name ook doordat verdachte op de zitting bleef volhouden dat hij in de woning van [naam 1] niet verder is gekomen dan de gang. Hij ontkende expliciet in de slaapkamer van [naam 1] te zijn geweest. En juist daar trof [naam 1] later een muts aan die, zo acht de rechtbank aannemelijk, alleen maar kan zijn gedragen door verdachte. Verdachte moet die tijdens de schermutselingen voor en op het bed van [naam 1] zijn verloren. De vindplaats van die muts maakt de aangifte van [naam 1] extra geloofwaardig.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat [naam 1] geheel vrijwillig zijn werkelijke pincode met bijbehorende pinpas klakkeloos aan verdachte zou hebben afgegeven dermate onaannemelijk dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte die [naam 1] (met geweld) heeft afgeperst.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
omstreeks08 februari 2018 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (totaal
ongeveer130,00euro) en
/ofeen pinpas en
/ofde daarbij behorende pincode,
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan die [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- dreigend bij de woning van die [naam 1] is verschenen en
/of
- vervolgens die [naam 1] (met kracht) heeft vast gepakt en
/of (vervolgens)de woning en
/ofde slaapkamer in geduwd en
/of
- die [naam 1] op het bed heeft geduwd en
/of op hem is gaan zitten en/of
- vervolgens die [naam 1] bij
/inde
nek/hals heeft vastgepakt en
/of meermalen, althans eenmaal, met kracht bij/in de nek
/halsheeft geknepen en
/of
- vervolgens een geldbedrag en
/ofde pinpas en
/ofde daarbij behorende pin
pascodeheeft
/hebbengeëist;
en
/of
hijop
een of meerderetijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van
1mei 2016 tot en met
30september 2016 en
/of de periode vanin1mei 2017
tot en met 08 februari 2018te Kaatsheuvel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift
en/of openbaring van een geheim te dwingen tot de afgifte van meerdere geldbedragen,
in elk geval van enig
geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
(s)meermalen gebeld
en/of sms-jes en
/ofvoicemailberichten en
/ofgeschriften verstuurd naar die [naam 1] met de inhoud - zakelijk weergegeven - dat hij een geldbedrag
(en)moet afgeven
/betalen, want anders zal
/zullenhij, verdachte
en/of zijn mededader(s)naar de media stappen en/of bekend maken dat hij, [naam 1] , seks heeft
gehad met een minderjarige, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot afgifte van
(telkens)grote geldbedragen
(van in totaal ongeveer15.000).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de (cursief) bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. Als bijzondere voorwaarden zouden moeten worden opgelegd een meld- en (ambulante) behandelplicht, een contactverbod en een locatieverbod met elektronisch toezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst opgemerkt dat de aanpak van justitie bij deze kwetsbare, schizofrene en soms psychotische dader anders had gemoeten.
Door zijn schizofrenie en het daaruit voortvloeiende diametrale denken was verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar of zelfs volledig ontoerekeningsvatbaar. Dienaangaande dient niet het psychiatrisch rapport, dat niet voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldig-heidsnormen, het uitgangspunt te zijn, maar het oordeel van de specialisten die verdachte hebben gediagnosticeerd.
Zo de feiten verdachte al kunnen worden toegerekend dan verzoekt de raadsman om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Het strafrechtelijke doel van zowel de generale preventie als van vergelding is immers al bereikt doordat verdachte met zijn persoonlijkheid niet alleen al vijf maanden in voorarrest heeft moeten doorbrengen, maar ook nog eens in een niet bij zijn persoonlijkheid passende inrichting, te weten de P.I. in Vught. De raadsman bepleit dienaangaande maatwerk. Volstaan kan worden met een verder voorwaardelijke straf, waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Dit geeft verdachte voorts de mogelijkheid om inkomsten te vergaren en op die manier de toegebrachte schade aan de benadeelde partij te vergoeden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na een seksuele massage tegen betaling moeten verdachte en zijn mededader kennis hebben gekregen van het feit dat de betreffende klant een burgemeester was. De status van dat ambt was voor hen aanleiding om hem te gaan bedreigen met het, volstrekt onware, feit dat hij seks zou hebben gehad met een minderjarige. De wetenschap dat een dergelijke bekendmaking, hoe onjuist ook, een forse smet op zijn blazoen zou opleveren, was voor hun slachtoffer voldoende reden om € 5.000,= in contanten uit te betalen om die dreiging een halt toe te roepen. Dit had echter tot resultaat dat bij zowel verdachte als zijn mededader de veronderstelling ontstond dat er nog meer te halen viel. Zowel gezamenlijk als afzonderlijk van elkaar werd hun slachtoffer steeds opnieuw onder druk gezet en tot steeds nieuwe betalingen gedwongen. Zij schroomden er zelfs niet voor om een gebroken knie als een soort pressiemiddel in te zetten.
In totaal persten de verdachten hem zonder ook maar enige scrupule circa € 15.000,= af.
De rechtbank tilt er zwaar aan dat onschuldige mensen door dit soort bedreigingen of het openbaar maken van een (volstrekt onwaar) geheim zich zodanig in het nauw gedwongen voelen dat zij, vaak tegen beter weten in, gaan betalen in een poging om die dreiging af te wenden, terwijl betalingen de chantagemogelijkheden natuurlijk alleen maar versterken. Verdachte en, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, zijn mededader hebben daar totaal niet bij stil gestaan. Zij hadden slechts aandacht voor hun eigen financiële problemen en waren bij dit op het oog makkelijke slachtoffer uit op geldelijk gewin.
Na een relatief lange periode van rust maakte verdachte het echter nog ernstiger, door bij het slachtoffer, die inmiddels geen burgemeester meer was, zijn huis binnen te dringen.
Hij maakte hem met geweld zijn contante geld afhandig en schroomde er niet voor hem daarna te dwingen om zijn pinpas met bijbehorende pincode aan hem af te geven.
Na alle dreigementen en betalingen maakte het geweld in zijn eigen huis zoveel indruk dat het slachtoffer eventuele negatieve publiciteit voor lief nam en nu wel naar de politie wist te stappen.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar, althans in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar, is gezien zijn schizofrenie zoals zijn behandelaars hebben gediagnostiseerd. De rechtbank gaat daar niet in mee. Allereerst omdat verdachte er bij psychiater Huisman voor koos om niet mee te werken aan het onderzoek naar zijn detentiegeschiktheid, maar vooral ook omdat het juist verdachte was die het initiatief nam en de chantage organiseerde en plande, waarvoor de nodige structuur, organisatie en duurzaamheid vereist is. En dat allemaal voor zijn eigen financiële gewin. Het was ook verdachte die, na een lange rustperiode, ervoor koos om nogmaals zijn slachtoffer onder druk te zetten en daarbij zelfs fysiek geweld niet schuwde. Tot slot wekte verdachte op de zitting ook geenszins de indruk, de ernst van zijn daden niet te hebben kunnen inschatten. Het is dus zeer onaannemelijk dat dit berekende gedrag van verdachte voortvloeit uit de schizofrenie.
Dat het onderzoek van verdachte door de psychiater niet zorgvuldig is geweest, is de rechtbank niet gebleken. Dat verdachte inderdaad rustig heeft gewacht totdat de politie kwam, hetgeen ook in de ogen van de rechtbank vreemd overkomt, betekent in ieder geval niet dat er gebreken aan dit onderzoek of de uitkomst ervan kleven.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten dan ook volledig toe.
De feiten hebben, mede door de daaraan voor dit slachtoffer in het bijzonder gekoppelde publiciteit, voor hem een enorme impact gehad. De rechtbank houdt daar bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening mee. Met name de repeterende voortduring van de afpersing, het gehanteerde geweld en de daarmee samenhangende maatschappelijke verontwaardiging brengen de rechtbank, nu er geen vergelijkbare oriëntatiepunten voorhanden zijn, tot het oordeel dat op dergelijke strafbare feiten slechts kan worden geantwoord met een langdurige gevangenisstraf. Daar betrekt de rechtbank bij dat verdachte al eerder voor vermogens- én voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van mening dat een forse stok achter de deur van belang is, zodat verdachte zich zal houden aan het voorgestelde contact- en locatieverbod, welke verboden de rechtbank als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf noodzakelijk en in het belang van het slachtoffer acht.
Zij acht de eis van de officier van justitie echter bovenmatig, mede gezien de persoon van verdachte.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (van 161 dagen), zoals de raadsman voorstelde, geen recht doen aan deze zeer ernstige feiten.
Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als geëist.
Gezien de persoon van verdachte, het repeterende karakter van zijn daden en het belang van zijn slachtoffer, acht de rechtbank de voorgestelde proeftijd van 2 jaar te kort. Zij zal deze bepalen op 3 jaar.
De bezwaren die verdachte en de raadsman op de zitting hebben geuit ten aanzien van het dragen van een enkelband acht de rechtbank niet dermate onoverkomelijk dat deze dienen te prevaleren boven de zekerheid voor zijn slachtoffer dat met name de komende tijd kan worden gecontroleerd of verdachte zich ook werkelijk aan de opgelegde bijzondere voorwaarden zal houden. Zij zal daarom ook opleggen dat verdachte zich dient te houden aan Elektronisch Toezicht, al zal de rechtbank conform het advies van de reclassering die verplichting niet opleggen gedurende de gehele proeftijd, maar dient deze te worden afgebouwd in de loop van het eerste jaar na de ingang daarvan.
6.4
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen muts, aangezien voorshands niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt. Verdachte heeft immers niet willen bevestigen dat dit zijn eigendom betrof.
6.5
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de afdreiging is begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met het algemeen belang.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] , wonende te Kaatsheuvel, vordert een schadevergoe-ding van € 15.300,=. De schade valt uiteen in een bedrag van € 13.650,-- aan materiële kosten en € 1.650,= immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 13.650,= ter zake van materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde afdreiging en acht verdachte en zijn mededader aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen in die zin dat, nu er twee daders zijn, de rechtbank deze hoofdelijk zal toewijzen, zodat hetgeen de ene betaalt, de ander niet meer behoeft te voldoen.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ad € 1.650,= is met name gemotiveerd door de ontvangen dreigbrieven en hetgeen zich op 8 februari 2018 heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien deze motivering, alleen verdachte verantwoordelijk te achten voor deze ontstane schade, zodat zij medeverdachte [naam 3] niet mede zal veroordelen tot betaling van deze schade.
De benadeelde partij zal ontegenzeglijk psychische schade hebben geleden door de doordringende manier waarop verdachte hem met leugens, waartegen hij zich met zijn publieke functie nauwelijks kon verdedigen, geld aftroggelde. Met name het op 8 februari 2018 aan zijn deur verschijnen en het toen uitgeoefende geweld moet diepe indruk op [naam 1] hebben gemaakt. De rechtbank acht echter onvoldoende aangetoond dat de immateriële schade ook daadwerkelijk een bedrag van € 1.650,= moet hebben bedragen. Zij acht een bedrag van € 1.000,= toewijsbaar, gelet op het geleden leed.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. [naam 1] kan zijn vordering voor dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
afpersing en
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van
drie jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen voor schizofrenie bij de Bouman GGZ/Antes groep of soortgelijke ambulante forensische zorg op de tijden en plaatsen als door of namens die groep aan te geven;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [naam 1] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van tien kilometer van Kaatsheuvel, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- bepaalt dat verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde(n), zulks zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, maar
gedurende één jaar maximaal;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij de reclassering naar bevind van zaken het toezicht geleidelijk dient te gaan afbouwen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een groene muts (G1843321);
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
vier poststukken (G1850451) en
een handgeschreven notitie (G1843321);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] , wonende te Kaatsheuvel van € 13.650,= ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 13.650,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 104 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte voorts tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] , wonende te Kaatsheuvel, van € 1.000,= ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 1.000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 8 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2018032971/ZB4R018015 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 349.
2.Het proces-verbaal, pagina 93.
3.Het proces-verbaal verhoor aangever, pagina 95.
4.Het in het afzonderlijke slotproces-verbaal, eveneens met dossiernummer 2018032971/ ZB4R0180015 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgenomen proces-verbaal van verhoor, pagina 12 e.v..
5.Het proces-verbaal van verhoor, pagina 53 e.v.
6.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 88 e.v.
7.Het proces-verbaal van verhoor, pagina 95 e.v.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 25 januari 2019.