4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de afdreiging
[naam 1] heeft verklaard dat hij in mei 2016 had gechat met een jongen die tegen betaling massages gaf. Deze jongen heette [naam 2] en [naam 1] dacht dat hij iets van 22 tot 24 jaar oud was. De afspraak was in Capelle aan den IJssel en het ging om een seksuele massage. [naam 2] had hem die massage gegeven.
Eén of twee dagen later werd hij door de man, die vandaag (rechtbank: het verhoor vond plaats op 8 februari 2018) was aangehouden, gebeld of ge-sms’t en die verweet hem dat hij seks/ontucht met een minderjarige had gehad en daarvoor strafbaar was. De man schold hem uit, uitte bedreigingen en eiste een gesprek. Later die dag had [naam 1] een afspraak met [naam 2] en die man, die [verdachte] bleek te heten. Zij troffen elkaar in Capelle aan den IJssel. Tijdens dat gesprek eiste [verdachte] 50.000 euro anders zou hij met dit verhaal naar de media gaan. Dit wilde [naam 1] niet vanwege zijn functie als burgemeester en daarom bood hij hem 5.000 euro aan. Volgens [verdachte] was [naam 2] 17 jaar, maar zijn identiteitskaart wilden ze niet laten zien.
Bij een pinautomaat had [naam 1] toen 1.000 euro gepind. Een week later trof hij in Capelle aan den IJssel wederom [verdachte] en gaf hij hem de resterende 4.000 euro. Maar [verdachte] bleef eindeloze sms’jes op zijn privé telefoon sturen en stuurde wekenlang per brief of sprak via de voicemail bedreigingen naar [naam 1] .
Op een gegeven moment kreeg [naam 1] ook sms’jes van die [naam 2] . Die zei dat hij ook 5.000 euro moest hebben, want hij was slachtoffer.
In het eerste halfjaar was [verdachte] ook een paar keer in Kaatsheuvel geweest en moest [naam 1] onder bedreiging gaan pinnen. [naam 1] was nog twee à drie keer in Capelle aan den IJssel geweest. Een van deze keren had [verdachte] tegen hem gezegd dat [naam 2] in het gips zat waarna hij [naam 2] daar zag strompelen. [naam 2] vertelde hem dat [verdachte] niet te vertrouwen was en hem van de trap had geduwd, waardoor [naam 2] zijn knie had gebroken. [verdachte] zei dat ze het zo maar moesten leren. [naam 1] had toen nogmaals 5.000 euro gegeven.
Toen hij vertrok liep [verdachte] achter hem aan en gaf hem een schrift met daarin bedreigingen. [verdachte] zou er mee naar de media gaan, naar Peter R. de Vries enzovoorts. [verdachte] had daarbij gezegd: “ [naam 1] we zijn nu vrienden voor het leven”. Hij wist hem volgens [naam 1] te manipuleren en had hem in zijn greep want hij wilde absoluut niet dat het in de media kwam.
[naam 2] bleef ook, separaat van [verdachte] , contact met hem zoeken. Hij zocht dringend hulp en tegelijkertijd deed hij een sociaal beroep op hem. [naam 2] gaf aan dat hij in een opvanghuis in Rotterdam verbleef en zou zijn weggegaan van [verdachte] . [naam 1] had toen een keer nog 250 euro gegeven. Daarna belde [naam 2] hem en eiste hij 5.000 euro. Hij zei dat hij bewijs had dat [naam 1] bij hem was geweest en een handdoek met zijn sperma zou hebben, wat zou kunnen. Als hij hem die 5.000 euro gaf, dan zou hij die handdoek terugkrijgen. [naam 1] had hem toen 5.000 euro betaald.
[naam 2] en [verdachte] waren ieder nog een keer medio augustus of september 2016 bij hem aan de deur geweest, maar toen had hij ze weggestuurd.
Tot mei 2017 hoorde [naam 1] niets meer van ze en toen ontving hij een brief waarin stond: “Het is nu een jaar geleden dat jij seks hebt gehad met een minderjarige. Nog niet alles is betaald.” Vanaf dat moment hadden ze geen contact meer gezocht.
In totaal had [naam 1] ongeveer 15.000 euro aan die jongens betaald.
Hulpofficier van justitie Moller heeft op 13 februari 2018 mondeling van [naam 1] een klacht ontvangen met de wens dat tegen de dader(s) strafvervolging wordt ingesteld.
[naam 1] verklaarde op 10 februari 2018 dat hij [verdachte] en [naam 2] alleen maar contant heeft betaald. Hij had op een gegeven moment zijn opnamelimiet verhoogd naar 2.000 euro. Zo kon [naam 1] elke keer 2 x 2.000 euro op een dag en daarna nog 1.000 euro pinnen.
[naam 3] , geboren op [geboortedag 2] 1992, heeft verklaard dat hij via een website adverteerde om massages te geven. Hij had in de woning van [verdachte] in Capelle aan den IJssel een man die burgemeester was een massage gegeven. Die man belde de volgende dag en toen begon [verdachte] hem te bedreigen dat [naam 3] zijn neefje was en minderjarig en dat [verdachte] een beter belegde boterham wilde. Die man was bereid om te betalen.
[verdachte] had een heel schrift vol bedreigingen geschreven met, bijvoorbeeld, we gaan naar Peter R. de Vries.
Bij een ruzie met [verdachte] had [naam 3] zijn knie gebroken. Bij de burgemeester had hij als bijnaam de naam [naam 2] gebruikt. [naam 3] was ook bij de burgemeester in Kaatsheuvel geweest, hij dacht twee maal. [verdachte] vroeg de burgemeester steeds om geld en [naam 3] kreeg volgens hem steeds de helft daarvan. De burgemeester ging steeds geld pinnen en gaf dat dan aan hen.
Toen [verdachte] een keer geld had gekregen van de burgemeester en niet met hem deelde, had hij de burgemeester gebeld en gezegd dat hij een handdoek had met zijn sperma. Hij heeft daarna een vuile handdoek uit de wasmand (zonder spermasporen) aan de burgemeester gegeven en in ruil daarvoor kreeg hij 2.000 euro van hem.
Verdachte heeft verklaard dat een jongen die zich [naam 2] noemde ene [naam 1] , die burgemeester was, had gemasseerd. Verdachte ging vervolgens allerlei dingen verzinnen om die burgemeester bang te maken en te dwingen om hem geld te geven. Omdat die man burgemeester was en hem een keer had betaald zou hij blijven betalen, daarom had hij hem gechanteerd. Hij denkt dat het om ongeveer 15.000 euro ging.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de afdreiging in vereniging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan samen met medeverdachte [naam 3] , nu de inhoud van de aangifte overeenkomt met de bekennende verklaringen van verdachte en [naam 3] . [naam 3] en verdachte opereerden zowel gezamenlijk als soms afzonderlijk van elkaar, maar plukten beiden de vruchten van de gedane betalingen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de afpersing
[naam 1] heeft verklaard dat op 8 februari 2018, omstreeks 17:30 uur bij zijn woning in Kaatsheuvel werd aangebeld. Hij opende de voordeur, keek naar buiten en zag plotseling [verdachte] . Hij zag en voelde dat hij hem naar binnen duwde door met twee handen hem bij zijn jas vast te pakken. [naam 1] probeerde zich los te trekken, maar [verdachte] duwde hem verder de woning en vervolgens zijn slaapkamer op de begane grond in. [verdachte] duwde hem op bed en pakte met zijn hand de keel van [naam 1] vast. [naam 1] zei dat hij hem lost moest laten, maar [verdachte] kneep hard in zijn keel. [naam 1] voelde zich bedreigd en was bang. Hij had wel drie keer geprobeerd om omhoog te komen, maar steeds drukte [verdachte] hem bij zijn keel terug. [naam 1] was echt bang voor zijn leven en hoorde dat hij riep: “ [naam 1] ik wil mijn geld hebben”. Hij wilde zien wat [naam 1] in zijn portemonnee had, [naam 1] pakte zijn portemonnee uit zijn broekzak en [verdachte] vroeg hoeveel geld hij had. [naam 1] had ongeveer 150 euro en had gezegd dat ze naar de pinautomaat konden gaan.
[verdachte] wilde vervolgens zijn pinpas en pincode hebben. [naam 1] had zijn pincode opgeschreven op een briefje dat op zijn slaapkamer lag en vervolgens liepen zij samen naar de pinautomaat in Kaatsheuvel. [verdachte] liep een paar meter achter [naam 1] .
[naam 1] is op weg daar naartoe een café binnengegaan. [verdachte] liep mee. De politie is gebeld en die hebben [verdachte] meegenomen.
[naam 1] verklaarde later dat hij die dag aan [verdachte] zijn contante geld had gegeven en dat deze het briefje, waarop hij onder dwang zijn pincode had geschreven, nog had. Het was zijn werkelijke pincode. [naam 1] had na zijn aangifte een muts aangetroffen in zijn slaapkamer op de grond voor zijn bed. Deze muts moet het eigendom van [verdachte] zijn.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 8 februari 2018 bij [naam 1] heeft aangebeld en toen deze de deur opende is hij naar binnen gegaan en heeft hij geld geëist. [naam 1] gaf hem 130 euro aan contant geld en verdachte had dat in zijn broekzak gestopt. Vervolgens gaf [naam 1] hem zijn pinpas en zijn pincode, waarna zij samen naar een pinautomaat zijn gelopen. Onderweg liep [naam 1] een café binnen, belde daar de politie en vervolgens is verdachte door de politie meegenomen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de afpersing in vereniging
De rechtbank stelt allereerst vast dat zowel aangever [naam 1] als verdachte verklaren dat verdachte alleen naar de woning van zijn slachtoffer was gekomen. De politie heeft ook geen andere dader aangehouden. Zo er een afpersing is gepleegd, dan is dat in ieder geval niet door meerdere daders gebeurd, zodat de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Verdachte ontkent dat er sprake is geweest van geweld. Hij heeft aangebeld, [naam 1] gaf hem volgens verdachte vrijwillig zijn contante geld en pinpas met bijbehorende code. Zij liepen in alle rust naar de pinautomaat en toen [naam 1] zei dat hij in een café de politie ging bellen liep verdachte gewoon met hem mee naar binnen en nam hij daar wat te drinken.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Zij stelt allereerst vast dat [naam 1] direct een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Zijn versie van het gebeurde is logisch en [naam 1] verklaarde ook consistent ten opzichte van zijn vorige, inzake de afdreiging afgelegde, verklaringen. Dit in tegenstelling tot verdachte, die er tot aan de zitting, toen hij de volledige inhoud van het dossier kende, voor heeft gekozen om geen duidelijk verhaal te vertellen over het gebeurde en nu op de zitting in feite alles bekent, behalve nu juist het toegepaste geweld.
Voor de overtuiging speelt voor de rechtbank ook nog een rol dat [naam 1] medio 2017, toen na herhaalde afpersingen en een lange tijd rust beide daders weer om geld bij hem aanklopten, hen wegstuurde zonder te betalen. Het ligt dus niet voor de hand dat [naam 1] op 8 februari 2018 op het eerste (vriendelijke) verzoek van verdachte direct met zijn pinpas en pincode op de proppen kwam.
Ten slotte komt de verklaring van [naam 1] overeen met de verklaringen van de in het café aanwezige getuigen, op wie [naam 1] een verwilderde, paniekerige indruk maakte en met name ook omdat zij verklaarden dat de haren van [naam 1] opvallend in de war zaten.
Er is, anders dan de raadsman stelt, wel degelijk sprake van steunbewijs, naast de aangifte van [naam 1] . Niet alleen omdat er, zoals de officier van justitie ook stelde, schakelbewijs is ten opzichte van de verklaringen inzake de hiervoor bewezen verklaarde afdreiging.
Maar met name ook doordat verdachte op de zitting bleef volhouden dat hij in de woning van [naam 1] niet verder is gekomen dan de gang. Hij ontkende expliciet in de slaapkamer van [naam 1] te zijn geweest. En juist daar trof [naam 1] later een muts aan die, zo acht de rechtbank aannemelijk, alleen maar kan zijn gedragen door verdachte. Verdachte moet die tijdens de schermutselingen voor en op het bed van [naam 1] zijn verloren. De vindplaats van die muts maakt de aangifte van [naam 1] extra geloofwaardig.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat [naam 1] geheel vrijwillig zijn werkelijke pincode met bijbehorende pinpas klakkeloos aan verdachte zou hebben afgegeven dermate onaannemelijk dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte die [naam 1] (met geweld) heeft afgeperst.