ECLI:NL:RBZWB:2019:494

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
02-820631-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Veldhuizen
  • J. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Chantage van een burgemeester door bedreiging met openbaarmaking van een geheim

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afdreiging. De zaak betreft een burgemeester die gedurende een periode van meer dan twee jaar werd bedreigd door de verdachte en zijn medeverdachte. De burgemeester had een seksuele massage ondergaan van een jongeman, die later door de verdachte werd bedreigd met openbaarmaking van deze informatie, met als doel hem te dwingen tot het betalen van geldbedragen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de burgemeester meerdere keren benaderd en gedwongen om in totaal ongeveer € 15.000 te betalen, onder dreiging dat zij naar de media zouden stappen met het verhaal dat hij seks had gehad met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de afdreiging en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod. De rechtbank hield rekening met de impact van de bedreigingen op het slachtoffer en de rol van de verdachte in het geheel, die als minder zwaar werd beoordeeld dan die van de medeverdachte. De benadeelde partij, de burgemeester, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820631-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] Rotterdam, [adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Nicolaes, haar standpunten kenbaar heeft gemaakt. Verdachte is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 mei 2016 tot en met 30 september 2016 en/of de periode van 01 mei 2017 tot en met 08 februari 2018 te Kaatsheuvel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim te dwingen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, in elk geval van enig
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen gebeld en/of sms-jes en/of voicemailberichten en/of geschriften verstuurd naar die [naam 1] met de inhoud - zakelijk weergegeven - dat hij (een) geldbedrag(en) moet afgeven/betalen, want anders zal/zullen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar de media stappen en/of bekend maken dat hij, [naam 1] , seks heeft
gehad met een minderjarige, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot afgifte van (telkens) (grote) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 15.000).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaringen van zowel verdachte als van zijn mededader.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[naam 1] heeft verklaard dat hij in mei 2016 had gechat met een jongen die tegen betaling massages gaf. Deze jongen heette [naam 2] en [naam 1] dacht dat hij iets van 22 tot 24 jaar oud was. De afspraak was in Capelle aan den IJssel en het ging om een seksuele massage. [naam 2] had hem die massage gegeven.
Eén of twee dagen later werd hij door de man, die vandaag (rechtbank: het verhoor vond plaats op 8 februari 2018) was aangehouden, gebeld of ge-sms’t en die verweet hem dat hij seks/ontucht met een minderjarige had gehad en daarvoor strafbaar was. De man schold hem uit, uitte bedreigingen en eiste een gesprek. Later die dag had [naam 1] een afspraak met [naam 2] en die man, die [naam 3] bleek te heten. Zij troffen elkaar in Capelle aan den IJssel. Tijdens dat gesprek eiste [naam 3] 50.000 euro anders zou hij met dit verhaal naar de media gaan. Dit wilde [naam 1] niet vanwege zijn functie als burgemeester en daarom bood hij hem 5.000 euro aan. Volgens [naam 3] was [naam 2] 17 jaar, maar zijn identiteitskaart wilden ze niet laten zien.
Bij een pinautomaat had [naam 1] toen 1.000 euro gepind. Een week later trof hij in Capelle aan den IJssel wederom [naam 3] en gaf hij hem de resterende 4.000 euro. Maar [naam 3] bleef eindeloze sms’jes op zijn privé telefoon sturen en stuurde wekenlang per brief of sprak via de voicemail bedreigingen naar [naam 1] .
Op een gegeven moment kreeg [naam 1] ook sms’jes van die [naam 2] . Die zei dat hij ook 5.000 euro moest hebben, want hij was slachtoffer.
In het eerste halfjaar was [naam 3] ook een paar keer in Kaatsheuvel geweest en moest [naam 1] onder bedreiging gaan pinnen. [naam 1] was nog twee à drie keer in Capelle aan den IJssel geweest. Een van deze keren had [naam 3] tegen hem gezegd dat [naam 2] in het gips zat waarna hij [naam 2] daar zag strompelen. [naam 2] vertelde hem dat [naam 3] niet te vertrouwen was en hem van de trap had geduwd, waardoor [naam 2] zijn knie had gebroken. [naam 3] zei dat ze het zo maar moesten leren. [naam 1] had toen nogmaals 5.000 euro gegeven.
Toen hij vertrok liep [naam 3] achter hem aan en gaf hem een schrift met daarin bedreigingen. [naam 3] zou er mee naar de media gaan, naar Peter R. de Vries enzovoorts. [naam 3] had daarbij gezegd: “ [naam 1] we zijn nu vrienden voor het leven”. Hij wist hem volgens [naam 1] te manipuleren en had hem in zijn greep want hij wilde absoluut niet dat het in de media kwam.
[naam 2] bleef ook, separaat van [naam 3] , contact met hem zoeken. Hij zocht dringend hulp en tegelijkertijd deed hij een sociaal beroep op hem. [naam 2] gaf aan dat hij in een opvanghuis in Rotterdam verbleef en zou zijn weggegaan van [naam 3] . [naam 1] had toen een keer nog 250 euro gegeven. Daarna belde [naam 2] hem en eiste hij 5.000 euro. Hij zei dat hij bewijs had dat [naam 1] bij hem was geweest en een handdoek met zijn sperma zou hebben, wat zou kunnen. Als hij hem die 5.000 euro gaf, dan zou hij die handdoek terugkrijgen. [naam 1] had hem toen 5.000 euro betaald.
[naam 2] en [naam 3] waren ieder nog een keer medio augustus of september 2016 bij hem aan de deur geweest, maar toen had hij ze weggestuurd.
Tot mei 2017 hoorde [naam 1] niets meer van ze en toen ontving hij een brief waarin stond: “Het is nu een jaar geleden dat jij seks hebt gehad met een minderjarige. Nog niet alles is betaald.” Vanaf dat moment hadden ze geen contact meer gezocht.
In totaal had [naam 1] ongeveer 15.000 euro aan die jongens betaald. [1]
Hulpofficier van justitie Moller heeft op 13 februari 2018 mondeling van [naam 1] een klacht ontvangen met de wens dat tegen de dader(s) strafvervolging wordt ingesteld. [2]
[naam 1] verklaarde op 10 februari 2018 dat hij [naam 3] en [naam 2] alleen maar contant heeft betaald. Hij had op een gegeven moment zijn opnamelimiet verhoogd naar 2.000 euro. Zo kon [naam 1] elke keer 2 x 2.000 euro op een dag en daarna nog 1.000 euro pinnen. [3]
Verdachte, die inderdaad ongeveer 24 jaar oud bleek in 2016, heeft verklaard dat hij via een website adverteerde om massages te geven. Hij had in de woning van [naam 3] in Capelle aan den IJssel een man die burgemeester was een massage gegeven. Die man belde de volgende dag en toen begon [naam 3] hem te bedreigen dat verdachte zijn neefje was en minderjarig en dat [naam 3] een beter belegde boterham wilde. Die man was bereid om te betalen.
[naam 3] had een heel schrift vol bedreigingen geschreven met, bijvoorbeeld, we gaan naar Peter R. de Vries.
Bij een ruzie met [naam 3] had verdachte zijn knie gebroken. Bij de burgemeester had hij als bijnaam de naam [naam 2] gebruikt. Verdachte was ook bij de burgemeester in Kaatsheuvel geweest, hij dacht twee maal. [naam 3] vroeg de burgemeester steeds om geld en verdachte kreeg volgens hem steeds de helft daarvan. De burgemeester ging steeds geld pinnen en gaf dat dan aan hen.
Toen [naam 3] een keer geld had gekregen van de burgemeester en niet met hem deelde, had hij de burgemeester gebeld en gezegd dat hij een handdoek had met zijn sperma. Hij heeft daarna een vuile handdoek uit de wasmand (zonder spermasporen) aan de burgemeester gegeven en in ruil daarvoor kreeg hij 2.000 euro van hem. [4]
Medeverdachte [naam 3] heeft verklaard dat een jongen die zich [naam 2] noemde ene [naam 1] , die burgemeester was, had gemasseerd. [naam 3] ging vervolgens allerlei dingen verzinnen om die burgemeester bang te maken en te dwingen om hem geld te geven. Omdat die man burgemeester was en hem een keer had betaald zou hij blijven betalen, daarom had hij hem gechanteerd. Hij denkt dat het om ongeveer 15.000 euro ging. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan samen met medeverdachte [naam 3] , nu de inhoud van de aangifte overeenkomt met de bekennende verklaringen van verdachte en [naam 3] . Verdachte en [naam 3] opereerden zowel gezamenlijk als soms afzonderlijk van elkaar, maar plukten beiden de vruchten van de gedane betalingen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
een of meerderetijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van
1mei 2016 tot en met
30september 2016
en/of de periode van 01 mei 2017 tot en met 08 februari 2018te Kaatsheuvel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift
en/of openbaring van een geheim te dwingen tot de afgifte van meerdere geldbedragen,
in elk geval van enig
geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
(s)meermalen gebeld
en/of sms-jes en
/ofvoicemailberichten en
/ofgeschriften verstuurd naar die [naam 1] met de inhoud - zakelijk weergegeven - dat hij een geldbedrag
(en)moet afgeven
/betalen, want anders zal
/zullen hij, verdachte en/ofzijn mededader
(s)naar de media stappen en/of bekend maken dat hij, [naam 1] , seks heeft
gehad met een minderjarige, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot afgifte van
(telkens)grote geldbedragen
(van in totaal ongeveer15.000).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
Daarnaast dient aan verdachte te worden opgelegd het contact- en locatieverbod zoals de benadeelde partij heeft gevorderd met, zo mogelijk, Elektronisch Toezicht voor de duur van een jaar.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Nadat verdachte een seksuele massage tegen betaling had gegeven, moeten verdachte en zijn mededader kennis hebben gekregen van het feit dat de betreffende klant een burgemeester was. De status van dat ambt was voor hen aanleiding om hem te gaan bedreigen met het, volstrekt onware, feit dat hij seks zou hebben gehad met een minderjarige. De wetenschap dat een dergelijke bekendmaking, hoe onjuist ook, een forse smet op zijn blazoen zou opleveren, was voor hun slachtoffer voldoende reden om € 5.000,= in contanten te betalen om die dreiging een halt toe te roepen. Dit had echter tot resultaat dat bij zowel verdachte als zijn mededader de veronderstelling ontstond dat er nog meer te halen viel.
Zowel gezamenlijk als afzonderlijk van elkaar werd hun slachtoffer steeds opnieuw onder druk gezet en tot steeds nieuwe betalingen gedwongen. Zij schroomden er zelfs niet voor om een gebroken knie als een soort pressiemiddel in te zetten.
In totaal persten de verdachten hem zonder ook maar enige scrupule circa € 15.000,= af.
De rechtbank tilt er zwaar aan dat onschuldige mensen door dit soort bedreigingen of het openbaar maken van een (volstrekt onwaar) geheim zich zodanig in het nauw gedwongen voelen dat zij, vaak tegen beter weten in, gaan betalen in een poging om die dreiging af te wenden, terwijl betalingen de chantagemogelijkheden natuurlijk alleen maar versterken. Verdachte en, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, zijn mededader hebben daar totaal niet bij stil gestaan. Zij hadden slechts aandacht voor hun eigen financiële problemen en waren bij dit op het oog makkelijke slachtoffer uit op geldelijk gewin.
De rechtbank stelt echter wel vast dat de rol van verdachte in het geheel aanmerkelijk minder was dan die van medeverdachte [naam 3] . Dat hij echter slechts handelde onder de enorme druk van die [naam 3] en deze niet kon weerstaan acht de rechtbank niet aannemelijk. Hij nam actief en zelfstandig deel aan de chantage, deelde fors mee in de buit en met name ook nam hij zelf contact op met het slachtoffer om de handdoek met vermeende DNA-sporen tegen betaling te ruilen.
Hun handelen heeft, mede door de daaraan voor dit slachtoffer in het bijzonder gekoppelde publiciteit, voor hem een enorme impact gehad. De rechtbank houdt daar bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening mee. Met name de repeterende voortduring van de afpersing en de daarmee samenhangende maatschappelijke verontwaardiging brengen de rechtbank, nu er geen vergelijkbare oriëntatiepunten voorhanden zijn, tot het oordeel dat op dergelijke strafbare feiten slechts kan worden geantwoord met een langdurige gevangenisstraf. In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat hij geen initiërende rol in het geheel speelde, maar in zijn nadeel mag meewegen dat verdachte zich aan het strafproces heeft onttrokken en nooit enige spijt voor zijn daden heeft betuigd.
Verdachte is weliswaar eerder met justitie in aanraking geweest, maar is niet eerder tot onvoorwaardelijke celstraffen veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een forse stok achter de deur van belang is. Zij acht namelijk het door het slachtoffer verzochte contact- en locatieverbod van groot belang, zodat zij deze verboden als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk deel van de straf noodzakelijk en in het belang van het slachtoffer acht.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie echter bovenmatig, gezien de beperkte rol van verdachte in het geheel ten opzichte van de veel verdergaande daden van [naam 3] en mede gezien de persoon van verdachte, voor zover daarvan uit het dossier blijkt.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan
4 maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als geëist, een passende sanctie.
Verdachte heeft sinds 2017 zijn slachtoffer niet meer benaderd. Het belang van zijn slachtoffer om na deze veroordeling niet alsnog met hem te worden geconfronteerd acht de rechtbank relevant. De rechtbank zal daarom een contact- en locatieverbod opleggen voor de duur van de proeftijd van twee jaar. Het hieraan gekoppelde elektronisch toezicht, dat een ingrijpend karakter heeft, zal de rechtbank beperken tot de duur van een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Hiermee wordt het belang van het slachtoffer afdoende gewaarborgd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] , wonende te Kaatsheuvel, vordert een schadevergoe-ding van € 15.300,=. De schade valt uiteen in een bedrag van € 13.650,= aan materiële kosten en € 1.650,= aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 13.650,= ter zake van materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde afdreiging en acht verdachte en zijn mededader aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen in die zin dat, nu er twee daders zijn, de rechtbank deze hoofdelijk zal toewijzen, zodat hetgeen de ene betaalt, de ander niet meer behoeft te voldoen.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ad € 1.650,= is met name gemotiveerd met de door medeverdachte [naam 3] afzonderlijk van verdachte gepleegde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien deze motivering, alleen die medeverdachte verantwoordelijk te achten voor deze ontstane schade, zodat zij ten aanzien van verdachte dat gedeelte van de vordering zal afwijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57 en 318 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
rechtdoende bij
verstek
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 4 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van
twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [naam 1] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van tien kilometer van Kaatsheuvel, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- bepaalt dat verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde(n), zulks zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, maar
gedurende één jaar maximaal;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij de reclassering naar bevind van zaken het toezicht geleidelijk dient te gaan afbouwen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] , wonende te Kaatsheuvel van € 13.650,= ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 13.650,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 104 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 8 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2018032971/ZB4R018015 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 349.
2.Het proces-verbaal, pagina 93.
3.Het proces-verbaal verhoor aangever, pagina 101.
4.Het in het afzonderlijke slotproces-verbaal, eveneens met dossiernummer 2018032971/ ZB4R0180015 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgenomen proces-verbaal van verhoor, pagina 12 e.v.
5.Het proces-verbaal van verhoor, pagina 53 e.v.