Het oordeel van de rechtbank
Nadat verdachte een seksuele massage tegen betaling had gegeven, moeten verdachte en zijn mededader kennis hebben gekregen van het feit dat de betreffende klant een burgemeester was. De status van dat ambt was voor hen aanleiding om hem te gaan bedreigen met het, volstrekt onware, feit dat hij seks zou hebben gehad met een minderjarige. De wetenschap dat een dergelijke bekendmaking, hoe onjuist ook, een forse smet op zijn blazoen zou opleveren, was voor hun slachtoffer voldoende reden om € 5.000,= in contanten te betalen om die dreiging een halt toe te roepen. Dit had echter tot resultaat dat bij zowel verdachte als zijn mededader de veronderstelling ontstond dat er nog meer te halen viel.
Zowel gezamenlijk als afzonderlijk van elkaar werd hun slachtoffer steeds opnieuw onder druk gezet en tot steeds nieuwe betalingen gedwongen. Zij schroomden er zelfs niet voor om een gebroken knie als een soort pressiemiddel in te zetten.
In totaal persten de verdachten hem zonder ook maar enige scrupule circa € 15.000,= af.
De rechtbank tilt er zwaar aan dat onschuldige mensen door dit soort bedreigingen of het openbaar maken van een (volstrekt onwaar) geheim zich zodanig in het nauw gedwongen voelen dat zij, vaak tegen beter weten in, gaan betalen in een poging om die dreiging af te wenden, terwijl betalingen de chantagemogelijkheden natuurlijk alleen maar versterken. Verdachte en, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, zijn mededader hebben daar totaal niet bij stil gestaan. Zij hadden slechts aandacht voor hun eigen financiële problemen en waren bij dit op het oog makkelijke slachtoffer uit op geldelijk gewin.
De rechtbank stelt echter wel vast dat de rol van verdachte in het geheel aanmerkelijk minder was dan die van medeverdachte [naam 3] . Dat hij echter slechts handelde onder de enorme druk van die [naam 3] en deze niet kon weerstaan acht de rechtbank niet aannemelijk. Hij nam actief en zelfstandig deel aan de chantage, deelde fors mee in de buit en met name ook nam hij zelf contact op met het slachtoffer om de handdoek met vermeende DNA-sporen tegen betaling te ruilen.
Hun handelen heeft, mede door de daaraan voor dit slachtoffer in het bijzonder gekoppelde publiciteit, voor hem een enorme impact gehad. De rechtbank houdt daar bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening mee. Met name de repeterende voortduring van de afpersing en de daarmee samenhangende maatschappelijke verontwaardiging brengen de rechtbank, nu er geen vergelijkbare oriëntatiepunten voorhanden zijn, tot het oordeel dat op dergelijke strafbare feiten slechts kan worden geantwoord met een langdurige gevangenisstraf. In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat hij geen initiërende rol in het geheel speelde, maar in zijn nadeel mag meewegen dat verdachte zich aan het strafproces heeft onttrokken en nooit enige spijt voor zijn daden heeft betuigd.
Verdachte is weliswaar eerder met justitie in aanraking geweest, maar is niet eerder tot onvoorwaardelijke celstraffen veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een forse stok achter de deur van belang is. Zij acht namelijk het door het slachtoffer verzochte contact- en locatieverbod van groot belang, zodat zij deze verboden als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk deel van de straf noodzakelijk en in het belang van het slachtoffer acht.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie echter bovenmatig, gezien de beperkte rol van verdachte in het geheel ten opzichte van de veel verdergaande daden van [naam 3] en mede gezien de persoon van verdachte, voor zover daarvan uit het dossier blijkt.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan
4 maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als geëist, een passende sanctie.