Overwegingen
1. Stichting [naam stichting] heeft namens eiser bij het CIZ een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg vanuit de Wlz. In de aanvraag staat dat eiser een verstandelijke beperking heeft en bekend is met een autismespectrumstoornis. Eiser heeft gespecialiseerde dagbesteding bij zorgboerderij [naam zorgboederij]. Bij de aanvraag zijn bijlagen meegestuurd, zoals een psychodiagnostisch onderzoeksverslag uit het jaar 2004 en een IQ-onderzoek uit 2013.
2. De medisch adviseur van het CIZ heeft op 28 november 2018 geconcludeerd dat bij eiser de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld. Eiser heeft een diploma vmbo-t en heeft een jaar havo-4 gevolgd. Hij is gestart met een mbo-opleiding. Er is een knik in het functioneren geweest rond het 17e levensjaar, er lijkt sprake te zijn geweest van iets schizofreniforms, al is er geen diagnose gesteld ten aanzien van deze problematiek. Vanwege eisers schoolverleden kan niet worden vastgesteld dat er vóór deze knik sprake is geweest van een ontwikkelingsstoornis.
3. Na het afwijzende eerste besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft hij erop gewezen, dat hij op de basisschool is blijven zitten in groep 4 en dat hij beschikt over beneden gemiddelde intellectuele mogelijkheden. Zijn intelligentieprofiel is disharmonisch van opbouw. Dit is nog eens bevestigd in het onderzoek van het [onderzoek locatie] van 2013, waaruit bovendien blijkt van een stoornis in de informatieverwerking. Op grond hiervan is er wel sprake van een ontwikkelingsstoornis vóór het 17e levensjaar. Eiser onderbouwt dat onder andere met een verklaring van zijn mentor op het vmbo en de verklaring van een psychiater.
4. De medisch adviseur van het CIZ concludeert dat ook op grond van de aanvullende informatie de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld. Er is sprake van beperkingen in het adaptief functioneren, maar die kunnen worden verklaard vanuit een autismespectrumstoornis. Psychiatrie is echter geen grondslag binnen de Wlz.
5. Op basis van de medische adviezen komt het CIZ in het bestreden besluit tot de conclusie dat de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld. Er is ook geen sprake van een andere grondslag die toegang geeft tot Wlz-zorg.
De toepasselijke wetsbepalingen en overige regelgeving
6. Voor de toepasselijke wetsbepalingen en overige regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak. Daarin staat de tekst van de artikelen die hierna worden genoemd.
Strijd met artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg (Blz)?
7. Eiser voert onder andere aan dat het CIZ heeft gehandeld in strijd met artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg. CIZ stelt zich op het standpunt dat op 25 januari 2019 telefonisch contact is geweest met eisers vader waardoor aan deze bepaling is voldaan. CIZ wijst op de Nota van Toelichting bij artikel 3.2.2 van het Blz.
8. In de Nota van Toelichting bij artikel 3.2.2 van het Blz staat onder andere het volgende:
“Alle verzekerden die een Wlz-indicatie aanvragen, worden door het CIZ gezien. Dat kan zijn bij de verzekerde thuis, in of bij een zorginstelling waar de verzekerde al dan niet reeds verblijft, op een andere, gezamenlijk overeen te komen plaats of bij het CIZ. Aanvullend op het eigen onderzoek door het CIZ kan het aangewezen zijn in de oordeelsvorming de informatie te betrekken die bij anderen aanwezig is en die relevant is voor de beoordeling of een verzekerde recht heeft op Wlz-zorg.
Het onderzoek van de verzekerde in persoon dient zodanig te zijn, dat het CIZ op verantwoorde wijze zijn indicatie kan stellen. Dat sluit niet uit dat het onderzoek ook het karakter van een gesprek kan hebben dat over de telefoon plaatsvindt. Bijvoorbeeld wanneer op basis van de bij de aanvraag beschikbare informatie voldoende kan worden vastgesteld of de verzekerde op de te indiceren zorg is aangewezen. Waar niet met telefonisch contact kan worden volstaan, zal de verzekerde door het CIZ gezien moeten worden. Dat laatste is ook aan de orde indien de aanvrager dat wenst.”
Anders gezegd: als op basis van de aanvraag de situatie voldoende duidelijk is, mag het CIZ telefonisch een onderzoeksgesprek voeren. Mocht het CIZ dat ook in eisers situatie?
9. Vast staat, dat het CIZ voor het eerste besluit geen telefonisch onderzoeksgesprek met eiser heeft gevoerd. Dat is in strijd met de wet en onzorgvuldig. De bestuursrechter toetst echter niet het eerste besluit maar het besluit in bezwaar. In bezwaar kan het CIZ een onzorgvuldigheid herstellen. Dat betekent dat de vraag moet worden beantwoord of het CIZ in bezwaar heeft kunnen volstaan met een telefonisch onderzoeksgesprek, of dat eiser toch gezien had moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ voldoende informatie tot zijn beschikking had om een besluit te nemen. Het CIZ hoefde daarom eiser niet in persoon te zien. Dat is anders als daarom wordt verzocht in de aanvraag of in het telefoongesprek. Daarvan is niet gebleken. Het CIZ heeft ten onrechte geen telefoonnotitie in het dossier opgenomen maar op de zitting is niet gezegd dat zo’n verzoek is gedaan.
10. De conclusie is, dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 3.2.2, eerste lid, van het Blz.
De zorgvuldigheid en motivering van de medische adviezen
11. Eiser stelt, dat de medisch adviseur te vergaande conclusies heeft getrokken uit het behalen van het diploma vmbo, het afronden van havo 4 en het starten met een mbo-opleiding. Volgens eiser blijkt uit de in bezwaar overgelegde verklaring van zijn mentor dat eiser het diploma vmbo heeft behaald dankzij intensieve begeleiding. Er is alleen een schoolexamen afgenomen, hij heeft niet meegedaan aan het centraal schriftelijk examen. De school wilde hem vooral langer in een beschermde omgeving laten ontwikkelen om te voorkomen dat hij direct naar het mbo zou moeten gaan. Binnen het vmbo gaat het om het reproduceren van kleinere delen stof en is maar minimaal inzicht nodig. Toch is eiser hierbij intensief begeleid. Binnen het havo volstond alleen reproduceren niet meer en viel eiser door de mand. Ook uit de verklaring van de psychiater van 24 januari 2019 blijkt volgens eiser dat sprake is van een stoornis in de informatieverwerking.
12. De rechtbank is van oordeel dat de medisch adviseur in bezwaar niet heeft gemotiveerd waarom deze verklaringen geen aanleiding vormen de eerdere conclusie van de medisch adviseur te wijzigen of te herzien. Ook is niet voldoende gemotiveerd dat de beperkingen in het adaptief vermogen verklaard kunnen worden vanuit eisers autismespectrumstoornis. De medisch adviseur geeft zijn conclusies weer maar geeft geen inzicht in zijn gedachtegang die hem tot deze conclusies hebben gebracht. Door deze conclusies desondanks over te nemen heeft het CIZ niet voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. Met het voorgaande is gegeven dat het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:9, 3:49 en 7:12 van de Awb moet worden vernietigd.
Had het CIZ bij eiser een IQ-test moeten laten afnemen?
13. Eiser voert aan, dat het CIZ nader onderzoek had moeten laten verrichten naar zijn IQ. Dat dit niet is gebeurd, is volgens hem onzorgvuldig. Het CIZ heeft op de zitting gezegd dat eiser mogelijk een lage IQ-score heeft, maar dat het erom gaat dat het CIZ niet kan constateren dat sprake is van beperkingen in het adaptief functioneren die zijn ontstaan in de vroege ontwikkelingsleeftijd, een en ander als bedoeld in de Beleidsregels 2019.
14. Uit overweging 12 volgt, dat dit standpunt van het CIZ op dit moment geen stand kan houden. Of dit betekent dat het CIZ inderdaad een IQ-test moet afnemen, kan pas worden beoordeeld na nadere besluitvorming door het CIZ. Mocht de medisch adviseur bij nader inzien tot de conclusie komen dat wel sprake is van beperkingen in het adaptief en cognitief functioneren als bedoeld in de Beleidsregels 2019, én ook dat wordt voldaan aan artikel 3.2.1, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wlz, dan kan het CIZ eiser niet tegenwerpen dat zijn huidige IQ-score niet bekend is en zal het CIZ daarnaar zo nodig onderzoek moeten doen. Over eisers IQ-resultaten vóór zijn 18e heeft het CIZ voldoende informatie.
Als de medisch adviseur deugdelijk gemotiveerd bij de eerdere conclusie blijft en het CIZ op grond daarvan de conclusie van het bestreden besluit handhaaft, zal de rechtbank moeten beoordelen of CIZ het in overweging 12 genoemde gebrek heeft hersteld. Dit wordt hierna uitgelegd.
Toepassing bestuurlijke lus
15. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het CIZ in de gelegenheid stellen om alsnog te voldoen aan zijn vergewisplicht en het bestreden besluit deugdelijk te motiveren. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
16. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het CIZ het gebrek kan herstellen bepalen op vier weken. Als het CIZ hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het CIZ dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het CIZ wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.