ECLI:NL:RBZWB:2019:4981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
02-820891-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Bogaert
  • A. Veldhuizen
  • J. Verschuren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA met 1100 kilo pre-precursoren

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2017 in Veen, gemeente Aalburg, samen met een medeverdachte 1100 kilogram PMK-glycidezuur voorhanden heeft gehad. Dit materiaal is een pre-precursor voor MDMA, een verboden stof onder de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap en voorwaardelijk opzet had op het voorhanden hebben van deze stoffen, die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De verdachte had eerder al meerdere keren soortgelijke stoffen opgehaald en opgeslagen, wat de rechtbank als een aanmerkelijke kans op criminele bestemming beschouwde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een relatief kleine rol had en dat hij uit naïviteit handelde, maar dat de productie en handel in drugs krachtig bestreden moet worden. De persoonlijke gevolgen voor de verdachte waren aanzienlijk, aangezien hij zijn bedrijf en woning heeft verloren door deze zaak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, niet heeft gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte als een naïeve katvanger gezien, die niet volledig op de hoogte was van de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820891-17
vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. E. Vroegh, advocaat te Haarlem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2017, te Veen, gemeente Aalburg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in
het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine
en/of amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of
metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en)
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd
op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
in een loods aan de [adres 2] te Veen, 1100 kilogram, althans een
grote hoeveelheid (methylester van) PMK-glycidezuur,
voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich - samen met zijn mededader - schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen op 25 juli 2017. Verdachte heeft tenminste het voorwaardelijk opzet gehad op het voorhanden hebben van 1100 kilo PMK-glycidezuur, een pre-precursor van MDMA toen hij het vervoerde en in zijn loods had opgeslagen. Hij wist dat het niet helemaal in de haak was en hij kon ook weten dat het goederen betrof die bestemd waren voor drugshandel gelet op de sterk stinkende chemische lucht, die geenszins doet denken aan badzout. Ook via media moet het verdachte bekend zijn geweest dat drugschemicaliën op dergelijke wijze worden verkregen en opgeslagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft weliswaar alle feitelijke handelingen toegegeven, maar er was geen sprake van opzet op het aanwezig hebben van PMK-glycidezuur dan wel van wetenschap van het gebruik hiervan voor de productie van synthetische drugs. Hij heeft een weder- dan wel vriendendienst verricht voor [naam] waarvoor hij maar een klein bedrag zou ontvangen.
PMK-glycidezuur kan ook voor legale doeleinden worden gebruikt en de stank was niet zodanig dat hieruit zou moeten kunnen worden afgeleid dat het niet anders kon dan dat het voor synthetische drugsproductie gebruikt werd. Verdachte heeft in alle openheid gehandeld; overdag, op naam van het bedrijf van zijn vrouw, met camera’s, getekend voor ontvangst en hij heeft zelfs zonder handschoenen gewerkt, waaruit ook blijkt dat hij geen wetenschap heeft gehad. Ook de verhuurder heeft niet verdachts gezien of gemerkt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 juli 2017 heeft een medewerker van het transportbedrijf [bedrijf 1] gemeld dat er een verdachte zending was binnengekomen. [1] De vracht rook chemisch en was aangeboden door [bedrijf 2] uit Portugal en was bestemd voor [bedrijf 3] te Veen, welke bedrijven niet via internet te traceren waren. Er waren eerder dergelijke transporten geweest en deze waren steeds opgehaald door ongure types. De vracht zou moeten bestaan uit ‘Kalium Format’, maar op het onderliggende etiket stond de vermelding ‘Methyleendioxy’. De politie heeft de vracht bekeken. Het betrof twee pallets met in totaal 40 zakken à 25 kilo. Deze zijn ter plekke bemonsterd door het LFO en de inhoud van de zakken bleek PMK-glycidaat te bevatten, een grondstof voor de fabricage van de precursor PMK.
Door het observatieteam van de politie werd gezien dat op 25 juli 2017 twee mannen in een Hyundai met kenteken [kenteken] twee pallets met bruine zakken in de aanhangwagen achter de Hyundai hebben geladen en dat deze vervolgens naar het terrein aan de [adres 2] te Veen zijn gereden [2] . De Hyundai stond op naam van [bedrijf 3] BV en de loods was voorzien van een bord ‘ [bedrijf 3] ’. [3] Hierop heeft de politie de loods betreden. Eén van de mannen in de loods stelde zich voor als [verdachte] . De andere man gaf aan [naam] te heten. Verdachte [verdachte] reed een rolcontainer het gangpad in en plaatste het schuin voor een blauwe gesloten rolcontainer. In de blauwe gesloten rolcontainer bleek later een gedeelte van de partij PKM-glycidaat te zijn opgeslagen. In de aanhanger achter de Hyundai trof de politie een pallet aan met daarop een aantal 25 kilo- zakken. In totaal werd in de loods en in de aanhanger 1100 kilogram van wat later bleek de methylester van PKM-glycidezuur [4] aangetroffen. Dit kan worden omgezet in PMK, een grondstof voor MDMA.
Verdachte heeft verklaard dat hij [naam] heeft geholpen met het laden en lossen van pallets door gebruik te maken van zijn loods en heftruck. [5] [bedrijf 3] BV is het bedrijf op naam van zijn vrouw. Het zou volgens [naam] gaan om grondstoffen om badzout mee te maken. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment rook dat het niet goed was. Ook vond hij het opvallend dat het niet alleen meer ging over het laden en lossen maar ook om het ompakken van de spullen. Hij verklaarde dat hij wist dat [naam] “niet helemaal goed was” en dat hij, verdachte, verkeerd en naïef is geweest. Het gebruik van twee telefoons van [naam] in combinatie met de geur gaven verdachte een onderbuikgevoel [6] . Hij heeft verklaard dat hij zeven keer spullen heeft gelost, waarvan circa vier keer de goederen bij hem zijn afgeleverd. De goederen werden opgehaald door [naam] of andere chauffeurs met busjes zonder opschrift. [naam] was hier altijd bij. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ervan bewust is dat hij een risico heeft genomen.
Verder heeft verdachte in zijn verhoren verklaard dat hij er 50 euro per pallet, 100 euro per pallet dan wel iets voor de spaarpot voor zijn dochter voor zou krijgen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte samen met medeverdachte [naam] op 25 juli 2017 in Veen de PMK-glycidaat voorhanden heeft gehad en heeft gelost.
Juridisch kader
Artikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen
wetenof
ernstige reden hebben om te vermoedendat de goederen met betrekking tot welke hij vorenbedoelde gedragingen verricht heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet die gedragingen ook verricht hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen. Alleen
wetenschaphebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Bij het voorhanden hebben van stoffen die in principe niet verboden zijn, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte
opzethad op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen.
Als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen en stoffen die in principe niet verboden zijn of als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen of stoffen waarvan de verdachte de werkelijke aard niet kent, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte
opzethad op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen. Alleen wetenschap hebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Daarnaast moet er ook
opzetop voorbereiden of bevorderen zijn.
Voorwaardelijk opzetis in dat verband voldoende, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
De voorbereiding of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet is in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar gesteld vanwege het gevaarzettende karakter van deze handelingen. Het resultaat van die handelingen is daarbij niet relevant. De voorbereidingshandelingen zijn strafbaar zowel wanneer de dader in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het misdrijf waarop die voorbereidingshandelingen zien is voltooid, althans sprake is een strafbare poging tot dat misdrijf.
Wetenschap en opzet
Verdachte heeft ten minste voorwaardelijk opzet gehad op de aanwezigheid van de PMK-glycidezuur. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij het niet vertrouwde op basis van de geur van de vracht en gezien het feit dat de vracht moest worden omgepakt. Hij had twijfels bij [naam] die twee telefoons had en een dubieus verleden waarvan hij wist. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte zelf een rolcontainer heeft gerold voor een container die later een deel van de PMK-glycidezuur bleek te bevatten op het moment dat de politie binnenkwam. Hij lijkt hiermee te hebben willen verhinderen dat deze zakken bij een doorzoeking zouden worden gevonden. Dat verdachte dit deed om ervoor te zorgen dat de politie er beter bij kon, gelooft de rechtbank niet nu de loods erg vol stond en hij door het rollen juist het gangpad blokkeerde, zoals de verbalisant relateerde in het proces-verbaal.
Hoewel PMK-glycidezuur volgens de verdediging ook enkele legale toepassingen kent, is het volgens de jurisprudentie, een feit van algemene bekendheid dat dergelijke chemische middelen,
in deze grote hoeveelhedengebruikt worden voor de productie van synthetische drugs.
Zoals hiervoor overwogen staat vast dat de verdachte eerder dergelijke grote hoeveelheden van deze stoffen heeft opgehaald dan wel alleen heeft gelost en in zijn heeft loods gestald. De verdachte heeft het PMK-glycidezuur vervolgens laten ophalen door afnemers waarvan hij niet heeft vastgesteld waar deze gevestigd waren en/of welke bedrijfsactiviteiten ermee werden ontplooid en/of waar de stoffen voor werden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door op deze wijze te handelen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de stoffen die hij ophaalde, loste en opsloeg, gebruikt werden bij de productie van synthetische drugs.
Medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte met medeverdachte [naam] chemicaliën voorhanden heeft gehad op 25 juli 2017. De handelingen van verdachte waren ook van voldoende gewicht in relatie tot de voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en zijn in nauwe en bewuste samenwerking gepleegd. [naam] had een initiërende en uitvoerende rol. Verdachte had vooral een faciliterende en uitvoerende rol. Er was dan ook sprake van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [naam] schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 juli 2017, te Veen, gemeente Aalburg, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen
- vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten, immers, hebben hij, verdachte en zijn mededader in een loods aan de [adres 2] te Veen, 1100 kilogram, (methylester van) PMK-glycidezuur, voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak, maar stelt zich subsidiair op het standpunt dat verdachte al erg gestraft is door het kwijtraken van zijn bedrijf naar aanleiding van deze zaak en door de schrik die er bij hem en zijn gezin in heeft gezeten door de arrestatie en het voorarrest. Verdachte is 60 jaar en kostwinner. Hij mag niet zodanig zwaar gestraft worden voor zijn naïviteit dan wel domheid. Een werkstraf is eerder passend. Een zwaard van Damocles is voor verdachte niet nodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Verdachte heeft hiertoe samen met [naam] stoffen voorhanden gehad waarvan hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat dit bestemd was voor de productie van MDMA (XTC). De productie van en handel in drugs dient krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid. Er is berekend dat met 1100 kilo PMK-glycidezuur bijna 5 miljoen XTC- pillen kunnen worden geproduceerd. Er is ‘slechts’ het vervoeren en voorhanden hebben van 1100 kilo pre-precursor tenlastegelegd, terwijl er is vastgesteld dat er meermalen en dus een veel grotere hoeveelheid is opgehaald en gestald door verdachten, volgens de directeur van [bedrijf 1] zelfs in totaal 11.000 kilo. Dergelijke handelingen rechtvaardigen doorgaans een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank het volgende mee. Het betreft een relatief oud feit, uit juli 2017, zodat de redelijke termijn van twee jaar met enkele maanden is overschreden. Daarnaast wil de rechtbank verdachte wel geloven dat hij aanvankelijk uit goede bedoelingen [naam] “als wederdienst” heeft willen helpen en dat hij mogelijk zelfs pas later begreep waar hij mee bezig was. De rechtbank ziet verdachte ook veeleer als de naïeve katvanger wiens bedrijf, vervoermiddel en gegevens werden gebruikt door [naam] en acht zijn rol wat kleiner in het geheel. Hij heeft ook geen of weinig geld gekregen voor de verrichte diensten, althans daarvan is niet gebleken.
De persoonlijke consequenties voor verdachte zijn groot geweest: verdachte is na zijn arrestatie zijn bedrijf kwijtgeraakt en moest van de verhuurder uit het pand.
Redenen voor de rechtbank om hier geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar het te laten bij een aanzienlijke onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf om de ernst van het feit aan te geven en om de verdachte zich in de toekomst te laten weerhouden van het plegen van dergelijke feiten.
De rechtbank legt, gelet op het bovenstaande, een taakstraf op voor de duur van 180 uur, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten naar rato van 2 uur per dag en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Verschuren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2019.

Voetnoten

1.Hierna wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant met nummer PL2000-2017178625 (onderzoek ZBRAA17035 Zante) en genummerd van 1 t/m 218
2.Proces-verbaal afdeling observatie en techniek, pagina 47-48
3.Proces-verbaal bevindingen, pagina 50-51
4.Een rapport van het NFI d.d. 16 augustus 2017, opgenomen achter het losse document ‘PV bevindingen ondersteuning LFO, proces-verbaal nummer 2017178625/Veen/JV
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 128-130
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 139-140