ECLI:NL:RBZWB:2019:4982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
02-665609-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Bogaert
  • mr. Veldhuizen
  • mr. Verschuren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA met 1100 kilo pre-precursoren

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2017 in Veen, gemeente Aalburg, samen met een medeverdachte 1100 kilogram PMK-glycidezuur voorhanden heeft gehad. Dit materiaal is een pre-precursor voor MDMA, een verboden stof onder de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap en opzet had met betrekking tot de criminele bestemming van de stoffen, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verdachte door een oordeelsstoornis niet in staat was om de aard van zijn daden te begrijpen. De rechtbank verwierp dit argument en concludeerde dat de verdachte wel degelijk rationeel had gehandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijkheid van de drugshandel voor de volksgezondheid, en dat de verdachte de initiatiefnemer was van de voorbereidingshandelingen. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 10a van de Opiumwet, dat voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs strafbaar stelt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665609-17
vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. Van der Biezen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2017, te Veen, gemeente Aalburg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in
het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine
en/of amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of
metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en)
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd
op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
in een loods aan de [adres 2] te Veen, 1100 kilogram, althans een
grote hoeveelheid (methylester van) PMK-glycidezuur,
voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich - samen met zijn mededader - schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen op 25 juli 2017. Verdachte heeft het opzet gehad op het voorhanden hebben van 1100 kilo PMK-glycidezuur, een pre-precursor van MDMA toen hij het vervoerde en in de loods [naam 1] heeft opgeslagen. Hij wist dat het goederen betroffen die bestemd waren voor drugshandel gelet op de sterk stinkende chemische lucht, die geenszins doet denken aan badzout. Hij was de initiator en heeft [naam 1] ingezet om zelf buiten schot te kunnen blijven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hij door zijn oordeelsstoornis niet heeft geweten wat hij deed. De raadsman verzoekt, mocht de rechtbank hier niet in meegaan - om aanhouding van de zaak teneinde een rapport te laten opstellen over verdachte met betrekking tot zijn stoornis ten tijde van de delict en zijn detentiegeschiktheid. Meer subsidiair bepleit de verdediging vrijspraak nu er geen bewijs is voor wetenschap bij verdachte. Er was sprake van een oordeelsstoornis ten tijde van het delict. PMK-glycidezuur kent ook legale toepassingen zodat hij niet hoefde te weten dat het bestemd was voor de productie van MDMA. Er kan hem geen verwijt worden gemaakt in strafrechtelijke zin en vrijspraak van het tenlastegelegde dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanhoudingsverzoek
De verdediging heeft aangevoerd dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar de psyche van verdachte ten tijde van het delict dan wel naar zijn detentiegeschiktheid. De verdediging heeft het verzoek daartoe eerst ter zitting gedaan, zodat de rechtbank dient te toetsen aan het noodzaakscriterium.
De verdediging heeft ter onderbouwing twee brieven ter zitting overgelegd van het Reinier van Arkel Centrum voor Bipolaire Stoornissen, van 3 juni en 10 september 2019. Uit de brieven van psychiater R. Vonk blijkt dat verdachte daar sinds 2012 wordt behandeld. In de brieven staat onder andere dat verdachte lijdt aan een bipolaire stoornis en dat er in de periode najaar 2016 tot najaar 2018 sprake was van een wisselende stemming. Dat verdachte in juli 2017 mogelijk geen besef had van het verschil tussen goed of kwaad, en derhalve niet strafbaar is, blijkt hieruit geenszins en de brief geeft ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Ook voor andere, in het kader van de artikelen 348 of 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissingen, is een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. De rechtbank wijst daarom het aanhoudingsverzoek af.
De handelingen van verdachte en medeverdachte [naam 1]
Op 24 juli 2017 heeft een medewerker van het transportbedrijf [bedrijf 1] gemeld dat er een verdachte zending was binnengekomen. [1] De vracht rook chemisch en was aangeboden door [bedrijf 2] uit Portugal en was bestemd voor [bedrijf 3] te Veen, welke bedrijven niet via internet te traceren waren. Er waren eerder dergelijke transporten geweest en deze waren steeds opgehaald door ongure types. De vracht zou moeten bestaan uit ‘Kalium Format’, maar op het onderliggende etiket stond de vermelding ‘Methyleendioxy’. De politie heeft de vracht bekeken. Het betrof twee pallets met in totaal 40 zakken à 25 kilo. Deze zijn ter plekke bemonsterd door het LFO en de inhoud van de zakken bleek PMK-glycidaat te bevatten, een grondstof voor de fabricage van de precursor PMK.
Door het observatieteam van de politie werd gezien dat op 25 juli 2017 twee mannen in een Hyundai met kenteken [kenteken] twee pallets met bruine zakken in de aanhangwagen achter de Hyundai hebben geladen en dat deze vervolgens naar het terrein aan de [adres 2] te Veen zijn gereden [2] . De Hyundai stond op naam van [bedrijf 3] BV en de loods was voorzien van een bord ‘ [bedrijf 3] ’. [3] Hierop heeft de politie de loods betreden. Eén van de mannen in de loods stelde zich voor als [naam 1] . De andere man gaf aan [verdachte] te heten. Verdachte [naam 1] reed een rolcontainer het gangpad in en plaatste het schuin voor een blauwe gesloten rolcontainer. In de blauwe gesloten rolcontainer bleek later een gedeelte van de partij PKM-glycidaat te zijn opgeslagen. In de aanhanger achter de Hyundai trof de politie een pallet aan met daarop een aantal 25 kilo- zakken. In totaal werd in de loods en in de aanhanger 1100 kilogram van wat later bleek de methylester van PKM-glycidezuur [4] aangetroffen. Dit kan worden omgezet in PMK, een grondstof voor MDMA.
Verdachte [naam 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] heeft geholpen met het laden en lossen van pallets door deze gebruik te laten maken van zijn loods en heftruck. [5] [bedrijf 3] is het bedrijf op naam van zijn vrouw. Het zou volgens [verdachte] gaan om grondstoffen om badzout mee te maken. [naam 1] heeft verklaard dat hij op enig moment rook dat het niet goed was. Ook vond hij het opvallend dat het niet alleen meer ging over het laden en het lossen maar ook om het ompakken van de spullen. Hij verklaarde dat hij wist dat [verdachte] “niet helemaal goed was” en dat hij, [naam 1] , verkeerd en naïef is geweest. Het gebruik van twee telefoons van [verdachte] in combinatie met de geur gaven verdachte een onderbuikgevoel [6] . Hij heeft verklaard dat hij zeven keer spullen heeft gelost, waarvan circa vier keer de goederen bij hem zijn afgeleverd. De goederen werden vervolgens opgehaald door [verdachte] of door andere chauffeurs met busjes zonder opschrift. [verdachte] was hier altijd bij.
Verdachte heeft in zijn verhoren aanvankelijk niets willen verklaren en is ter zitting met wisselende verklaringen gekomen. Zo verklaarde hij eerst dat hij was benaderd door iemand die hem voor een paar uurtjes werk vier- of vijfhonderd euro zou geven. Vervolgens verklaarde hij over ene [naam 2] uit Tiel die hem op verschillende momenten 1100 euro contant betaalde en hem een BlackBerry-telefoon gaf om louter op die manier met hem te kunnen communiceren. Met deze [naam 2] zou hij via via in contact zijn gekomen, waarna hij met hem in een café zou hebben afgesproken. Er zouden ladingen zijn opgehaald in de loods in Veen, soms op parkeerterreinen en soms bij verdachte thuis.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte samen met medeverdachte [naam 1] op 25 juli 2017 in Veen de PMK-glycidaat voorhanden heeft gehad en heeft gelost.
Juridisch kader
Artikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen
wetenof
ernstige reden hebben om te vermoedendat de goederen met betrekking tot welke hij vorenbedoelde gedragingen verricht heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet die gedragingen ook verricht hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen. Alleen
wetenschaphebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Bij het voorhanden hebben van stoffen die in principe niet verboden zijn, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte
opzethad op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen.
Als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen en stoffen die in principe niet verboden zijn of als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen of stoffen waarvan de verdachte de werkelijke aard niet kent, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte
opzethad op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen. Alleen wetenschap hebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Daarnaast moet er ook
opzetop voorbereiden of bevorderen zijn.
Voorwaardelijk opzetis in dat verband voldoende, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
De voorbereiding of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet is in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar gesteld vanwege het gevaarzettende karakter van deze handelingen. Het resultaat van die handelingen is daarbij niet relevant. De voorbereidingshandelingen zijn strafbaar zowel wanneer de dader in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het misdrijf waarop die voorbereidingshandelingen zien is voltooid, althans sprake is een strafbare poging tot dat misdrijf.
Wetenschap en opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat de vracht die hij en [naam 1] moesten vervoeren en opslaan chemicaliën waren, bedoeld om badzout mee te maken.
De rechtbank gelooft deze verklaring echter niet. Gelet op de wijze waarop volgens verdachte het contact ontstond en gezien de manier van zaken doen; contant geld krijgen van iemand die alleen in het café wilde afspreken en alleen wilde communiceren met een crypto-telefoon, alsmede gezien het feit dat verdachte handschoenen droeg, het ompakken van de vracht, de overduidelijke chemische lucht (die absoluut niet past bij badzout) en het gebruik maken van de loods en een voertuig van een ander, maakt dat de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte het opzet heeft gehad op het voorhanden hebben en opslaan van stoffen die bestemd waren om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen.
Hoewel PMK-glycidezuur volgens de verdediging ook enkele legale toepassingen kent, is het volgens de jurisprudentie, een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke chemische middelen,
in deze grote hoeveelhedengebruikt worden voor de productie van synthetische drugs.
Zoals hiervoor overwogen staat vast dat de verdachte eerder dergelijke grote hoeveelheden van deze stoffen heeft opgehaald dan wel alleen heeft gelost en in de loods van [naam 1] heeft gestald. Verdachte heeft het PMK-glycidezuur vervolgens laten ophalen door afnemers van wie hij niet heeft vastgesteld waar deze gevestigd waren en/of welke bedrijfsactiviteiten ermee werden ontplooid en/of waar de stoffen voor werden gebruikt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte wist dat de stoffen die hij ophaalde, loste en opsloeg, gebruikt werden bij de productie van synthetische drugs.
Medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte met medeverdachte [naam 1] chemicaliën voorhanden heeft gehad op 25 juli 2017. De handelingen van verdachte waren ook van voldoende gewicht in relatie tot de voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en zijn in nauwe en bewuste samenwerking gepleegd. Verdachte had hierbij een initiërende en uitvoerende rol. Verdachte [naam 1] had vooral een faciliterende en uitvoerende rol. Er was dan ook sprake van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [naam 1] schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 juli 2017, te Veen, gemeente Aalburg, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen
- vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten, immers, hebben hij, verdachte en zijn mededader in een loods aan de [adres 2] te Veen, 1100 kilogram, (methylester van) PMK-glycidezuur, voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte gelet op zijn psychische toestand in die tijd niet kon overzien waar hij mee bezig was, er was immers sprake van een oordeelsstoornis. Hij heeft ter onderbouwing hiervan twee brieven van psychiater dr. R. Vonk, van het Reinier van Arkel, Centrum voor Bipolaire Stoornissen van 3 juni 2019 en 10 september 2019 overgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat uit deze brieven weliswaar blijkt dat verdachte een bipolaire stoornis heeft, maar dat hieruit niet valt op te maken dat verdachte ten tijde van het delict niet in staat was het verschil tussen goed en kwaad te herkennen of anderszins niet rationeel te kunnen handelen. De kliniek heeft verdachte sinds 2012 in behandeling en dr. Vonk beschrijft in zijn brieven in grote lijn het verloop van de stoornis sindsdien. Hij schrijft dat er in de periode van 2016 tot 2018 sprake was van een wisselende stemming. Verdachte kende in het najaar van 2018 na aanhoudende stress een hypomane episode en de rechtbank begrijpt dat er dus in 2017 daarvan geen sprake was. Ook uit de handelingen van verdachte, onder meer het gebruiken van handschoenen en het inzetten van [naam 1] als katvanger, concludeert de rechtbank dat verdachte wel degelijk overwogen en rationeel heeft gehandeld en dus ook strafbaar is.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Verdachte heeft verklaard dat, als er nog een jaar detentie wordt opgelegd, hij liever niet meer wil leven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Verdachte heeft hiertoe samen met [naam 1] stoffen voorhanden gehad waarvan hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat dit bestemd was voor de productie van MDMA (XTC). De productie van en handel in drugs dient krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid. Er is berekend dat met 1100 kilo PMK-glycidezuur bijna 5 miljoen XTC- pillen kunnen worden geproduceerd. Er is ‘slechts’ het vervoeren en voorhanden hebben van 1100 kilo pre-precursor tenlastegelegd, terwijl er is vastgesteld dat er meermalen en dus een veel grotere hoeveelheid is opgehaald en gestald door verdachten, volgens de directeur van [bedrijf 1] zelfs in totaal 11.000 kilo. Dergelijke feiten rechtvaardigen dan ook een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat het een relatief oud feit betreft, uit juli 2017, zodat de redelijke termijn van twee jaar met enkele maanden is overschreden. Verdachte lijdt ook aan een bipolaire stoornis en de rechtbank begrijpt dat de huidige detentie die verdachte uitzit wegens een eerdere veroordeling zorgt voor een extra stressvolle situatie.
Verdachte is de initiatiefnemer van het tenlastegelegde geweest. Hij heeft [naam 1] benaderd en ingezet om snel geld te kunnen verdienen. [naam 1] was in vergelijking met verdachte een kwetsbaar persoon die vond dat hij in het krijt stond bij verdachte vanwege diens financiële hulp. Verdachte heeft zichzelf door gebruikmaking van [naam 1] buiten schot proberen te houden. Verdachte wist wat voor goederen het betrof en heeft ter zitting verklaard meermalen geld, zelfs enkele duizenden euro’s, te hebben ontvangen voor de verschillende vrachten.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande passen en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 11 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Verschuren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2019.

Voetnoten

1.Hierna wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant met nummer PL2000-2017178625 (onderzoek ZBRAA17035 Zante) en genummerd van 1 t/m 218
2.Proces-verbaal afdeling observatie en techniek, pagina 47-48
3.Proces-verbaal bevindingen, pagina 50-51
4.Een rapport van het NFI d.d. 16 augustus 2017, opgenomen achter het losse document ‘PV bevindingen ondersteuning LFO, proces-verbaal nummer 2017178625/Veen/JV
5.Proces-verbaal verhoor [naam 1] , pagina 128-130
6.Proces-verbaal verhoor [naam 1] , pagina 139-140