In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde ontruiming van het gehuurde pand en betaling van huurachterstand. De gedaagde partij is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds maart 2019 een unit huurt van [eiseres] en dat er een huurachterstand is ontstaan van € 11.336,22 tot en met november 2019. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de oplopende huurachterstand en de gevolgen daarvan voor [eiseres]. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van het geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.