Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrij van de feiten 1 en 2 primair en subsidiair;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een ripdeal en poging tot doodslag. De zaak vond plaats op 24 november 2018 in Breda, waar een schietincident plaatsvond waarbij zowel de aangever als de verdachte gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De aangever, [naam 1], had verklaard dat hij met de verdachte en een medeverdachte, [naam 2], een drugsdeal had afgesproken die uit de hand liep. Echter, de rechtbank vond dat de verklaringen van de aangever niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De officier van justitie had weliswaar bewijs gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte meer consistent waren en dat er geen bewijs was voor een ripdeal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de tenlastegelegde diefstal met geweld als de poging tot doodslag. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verklaringen van de aangever met grote terughoudendheid moesten worden beoordeeld. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte werd vrijgesproken van alle feiten.