ECLI:NL:RBZWB:2019:511
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging scheiding van tafel en bed door verzoening zonder rechterlijke uitspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van de scheiding van tafel en bed door verzoening. Partijen, een vrouw en een man, waren op 1 maart 2010 in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden op 6 april 2016 een scheiding van tafel en bed laten uitspreken. Inmiddels hebben zij zich verzoend en wonen zij weer samen op hetzelfde adres.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de scheiding van tafel en bed kan plaatsvinden zonder een rechterlijke uitspraak, mits de verzoening wordt ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Dit is in overeenstemming met artikel 1:176 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een scheiding van tafel en bed eindigt door verzoening van de echtgenoten. De rechtbank begrijpt het verzoek van partijen als een schriftelijke verklaring dat de scheiding van tafel en bed door verzoening heeft opgehouden te bestaan, en gelast de griffier om deze inschrijving te verrichten.
De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af, en bevestigt dat de inschrijving in het huwelijksgoederenregister de vereiste procedure is om de scheiding officieel te beëindigen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S.P. Vliegenthart.