ECLI:NL:RBZWB:2019:5267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
02-820884-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Hertsig
  • mr. Peters
  • mr. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincident te Hooge Zwaluwe

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een Belgische verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een schietincident op 14 oktober 2015 in een vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe, waarbij twee personen om het leven kwamen. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat hij op het moment van het incident aanwezig was in het vakantiehuisje. De zaak is inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen in september en oktober 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie heeft tijdens de zitting gerequireerd tot vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs was om de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict te bevestigen. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte op de dag van het incident niet in het vakantiehuisje was, maar bij een andere locatie in Made. Dit werd ondersteund door camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet op de plaats delict kon worden geplaatst en dat er geen wettig bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de feiten. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820884-16
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] )
wonende te [adres 1]
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. Mühren, advocaat te Purmerend

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2019, 16 september 2019, 17 september 2019, 19 september 2019, 2 oktober 2019, 3 oktober 2019, 21 oktober 2019 en 13 november 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Emmen, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Hooge Zwaluwe, gemeente Drimmelen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam 1] en/of [naam 2] opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) van het leven heeft beroofd, door met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) in/door het lichaam van die [naam 1] en/of [naam 2] te schieten, (mede) waardoor voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] zijn/is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Hooge Zwatuwe, gemeente Drimmelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam 4] opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) van het leven te beroven, met dat opzet, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) in de richting van en/of in het lichaam van die [naam 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Hooge Zwaluwe, gemeente Drimmelen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [naam 4] , opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de flank en/of een of meer botbreuk(en) en/of een (door)schotverwonding in de linker hand, heeft toegebracht door, met dat opzet, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) in de richting van en/of in het lichaam van die [naam 4] af te vuren;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Hooge Zwaluwe, gemeente Drimmelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [naam 4] , opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) in de richting van en/of in het lichaam van die [naam 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting gerequireerd tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in deze zaak weliswaar een dubieuze rol heeft gehad, maar dat hij niet kan bewijzen dat verdachte op 14 oktober 2015 in het vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe aanwezig was. Daarom ontbreekt volgens de officier van justitie het wettige en overtuigende bewijs voor enige bemoeienis van de zijde van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte ontkent op 14 oktober 2015 in het vakantiehuisje te zijn geweest. De verdediging stelt dat verdachte niet op de plaats delict kan worden geplaatst. Volgens de verdediging is verdachte wel de dag voor het incident, namelijk op 13 oktober 2015 in het vakantiehuisje geweest. Verdachte heeft zelf aangegeven dat hij daar een sigaret heeft gerookt. Dit geeft volgens de verdediging een verklaring voor de in het vakantiehuisje aangetroffen sigarettenpeuk met daarop het DNA van verdachte. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat uit de verklaringen van betrokkenen vast is komen te staan dat verdachte op 14 oktober 2015 bij de [naam 9] te Made achter is gebleven. Dit wordt volgens de verdediging ook bevestigd door camerabeelden die zijn gemaakt bij de [naam 9] . Op die camerabeelden is te zien dat verdachte nog bij de [naam 9] aanwezig was nadat [naam 7] , [naam 8] , [naam 5] en [naam 6] vertrokken waren naar het vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe. Omdat verdachte niet op de plaats delict kan worden geplaatst en voorts omdat er voor verdachte ontlastende bewijsmiddelen zijn, ontbreekt volgens de verdediging het wettige bewijs om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de rol van verdachte is uit verklaringen van [naam 7] en van verdachte zelf gebleken dat hij op 13 oktober 2015 is meegereisd vanuit België naar Nederland en toen aanwezig is geweest in het vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe. Hiermee kan het aantreffen van een sigarettenpeuk in de prullenbak in de keuken van het vakantiehuisje, met daarop het DNA van verdachte, worden verklaard.
Ook op 14 oktober 2015 is verdachte met de vier Belgische medeverdachten naar Nederland gereisd. Daar heeft eerst een ontmoeting plaatsgevonden bij [naam 9] in Made van de vijf Belgen met [naam 4] en [naam 2] . De Belgische medeverdachten hebben verklaard dat verdachte vervolgens bij [naam 9] is achtergebleven omdat [naam 4] en [naam 2] vonden dat de groep Belgen te groot werd. Camerabeelden, gemaakt bij de [naam 9] te Made bevestigen dat verdachte bij [naam 9] is achtergebleven. Op die camerabeelden is namelijk te zien dat verdachte om 10.49 uur nog aanwezig was in die [naam 9] .
Verder is uit onderzoek gebleken dat op 14 oktober 2015 om 10.58 uur een zwarte Mercedes, gelijkend op die van [naam 8] , met hoge snelheid langs de locatie [adres 2] te Made reed vanuit de richting van het vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe. De rechtbank gaat er vanuit dat dit de Mercedes was waarmee [naam 8] en [naam 7] de zwaargewonde [naam 5] om 11:34 uur bij het [naam 10] in Oosterhout hebben afgezet.
Getuige [naam 11] heeft verklaard dat [naam 1] op 14 oktober 2015 omstreeks 10:45 of 10:50 uur vier PGP-berichten naar hem heeft gestuurd gedurende een periode van 10 tot 12 minuten. Het eerste bericht luidde: ‘ik ben zwaargewond, die anderen zijn dood’. Deze verklaring past bij de historische verkeersgegevens van de Blackberry van [naam 1] , waaruit blijkt dat de Blackberry op 14 oktober 2015 van 10:52 tot 10:55 uur en van 10:58 tot 11:08 uur online is geweest. De rechtbank begrijpt uit de PGP-berichten dat [naam 1] op dat moment al was neergeschoten en dodelijk verwond, en dat [naam 2] reeds was overleden.
Volgens Google Maps is het 8 minuten rijden van de [naam 9] in Made naar het vakantiehuisje aan de [adres 3] in Hooge Zwaluwe.
Uit deze tijdslijn volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 14 oktober 2015 niet in het vakantiehuisje aanwezig kan zijn geweest op het moment dat daar de (dodelijke) schoten op [naam 1] , [naam 2] en [naam 4] zijn afgevuurd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte enige (ondersteunende) rol heeft gespeeld bij hetgeen op 14 oktober 2015 in het vakantiehuisje te Hooge Zwaluwe heeft plaatsgevonden. Verdachte zal dan ook van het onder 1 en 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam 12] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 32.312,99 en als wettelijke vertegenwoordiger van [naam 13] en [naam 14] heeft zij voor ieder kind een schadevergoeding gevorderd van € 10.006,63.
De benadeelde partij [naam 3] heeft schadevergoeding gevorderd van € 15.988,16.
Nu verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit voornoemde schade zou zijn ontstaan zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] en [naam 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Peters en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2019.