Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel “opzet” niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van de onder feit 1, primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
Met dit laatste heeft verdachte zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op een verkeersdeelnemer die een ongeluk veroorzaakt, namelijk het zich bekommeren om het slachtoffer die als gevolg van het handelen van verdachte, hulp behoefde. Dit getuigt van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer. Die verantwoordelijkheid heeft verdachte pas ruim een week later genomen door zich bij de politie te melden. Of dit uit schuldbesef is voortgekomen of dat hij dit heeft gedaan omdat het er na inbeslagname van de auto op leek dat de politie hem op het spoor was, is een vraag die in deze procedure niet is beanwoord.
Gesteld kan worden dat mevrouw [Slachtoffer] veel pech heeft gehad om verdachte die avond als bestuurder van een auto te treffen, maar verdachte heeft het ‘geluk’ gehad de vergevingsgezinde mevrouw [Slachtoffer] te treffen in plaats van een andere voetganger. Want ook verdachte heeft, zo is ter zitting gebleken, baat gehad bij de mediation en de nu goede verstandhouding met mevrouw [Slachtoffer] . De houding van mevrouw [Slachtoffer] en haar dochter ten opzichte van verdachte is bewonderenswaardig.
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder 1, primair tenlastegelegde feit;
een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 jaar;