ECLI:NL:RBZWB:2019:5404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
02/665115-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • A. de Weert
  • J. Burgers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 1 november 2015 vond er een ernstig verkeersongeval plaats in de gemeente Halderberge, waarbij de verdachte, bestuurder van een Mercedes, onder invloed van alcohol een aanrijding veroorzaakte met een tegemoetkomende BMW. De verdachte had een alcoholgehalte van 1035 microgram per liter uitgeademde lucht, wat meer dan vier keer de toegestane hoeveelheid is. Door zijn onvoorzichtige rijgedrag, waaronder te hard rijden en het niet volgen van de bocht, kwam hij op de verkeerde weghelft terecht, wat leidde tot de botsing. Een inzittende van de BMW, een 20 dagen oude baby, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een schedelbreuk en een hersenbloeding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam had gehandeld, wat resulteerde in de bewezenverklaring van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 108 dagen op, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665115-16
vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1978 te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [woonplaats]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2019. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Bezem, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij, op of omstreeks 01 november 2015, in de gemeente Halderberge, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
Mercedes), daarmede rijdende over de weg, de Oudlandsedijk,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
met dat motorrijtuig rijdend ter hoogte van een, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar rechts", verlopende bocht in die weg,
- niet, althans niet bij voortduring, de macht/controle over het stuur van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te blijven behouden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende en/of bij voortduring, het verloop van voormelde bocht in die weg te gaan en/of te blijven volgen
en/of
- niet zoveel mogelijk, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "rechts" op de rijbaan van die weg te (blijven) rijden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende tijdig, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen
en/of
- geen, althans onvoldoende maatregelen te treffen, teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend/tegemoetrijdend motorrijtuig (personenauto, BMW),
doch, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op de weghelft, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende/tegemoetrijdende verkeer te gaan en/of te blijven rijden, op het moment dat voormeld motorrijtuig (personenauto, BMW), hem, verdachte, tot op zéér korte afstand was genaderd,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in botsing/aanrijding is gekomen met voormeld, hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend/tegemoetrijdend motorrijtuig (personenauto, BMW),
waardoor een inzittende (genaamd: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2015), voormeld motorrijtuig (personenauto, BMW) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan weten: een schedelbreuk en/of een hersenbloeding,
zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig (personenauto, Mercedes) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1035 microgram, elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 01 november 2015, in de gemeente Halderberge, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de weg, de Oudlandsedijk,
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
met dat motorrijtuig rijdend ter hoogte van een, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar rechts", verlopende bocht in die weg,
- niet, althans niet bij voortduring, de macht/controle over het stuur van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft behouden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende en/of bij voortduring, het verloop van voormelde bocht in die weg heeft gevolgd
en/of
- niet zoveel mogelijk, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "rechts" op de rijbaan van die weg heeft gereden
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende tijdig, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft afgeremd en/of tot stilstand heeft gebracht
en/of
- geen, althans onvoldoende maatregelen heeft getroffen, teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend/tegemoetrijdend motorrijtuig (personenauto, BMW),
doch, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op de weghelft, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende/tegemoetrijdende verkeer heeft gereden, op het moment dat voormeld motorrijtuig (personenauto, BMW), hem, verdachte, tot op zéér korte afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in botsing/aanrijding is gekomen met voormeld, hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend/tegemoetrijdend motorrijtuig (personenauto, BMW),
waarbij letsel werd toegebracht aan een inzittende (genaamd: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2015) van voormeld motorrijtuig (personenauto, BMW) en/of schade aan goederen is ontstaan,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is volgens de officier van justitie in aanzienlijke mate onvoorzichtig geweest en het is daarom aan zijn schuld te wijten is dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Verdachte is gaan rijden terwijl hij bijna vijf keer de toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken. Verdachte heeft zelf verklaard dat zijn snelheid te hoog was, waardoor hij de bocht niet kon halen. Hierdoor is hij op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht gekomen waar hij een aanrijding heeft veroorzaakt. Daarbij heeft een 20 dagen oude baby zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat de maxi-cosi waar de baby in zat, niet op de juiste wijze was bevestigd, staat het causaal verband tussen het ongeval en zwaar lichamelijk letsel niet in de weg. De officier van justitie vindt dat er sprake is van een aanzienlijke mate van schuld.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 1 november 2015 was getuige [getuige 1] bestuurder van een BMW waarmee hij over de Oudlandsedijk reed. In zijn auto zaten achterin zijn echtgenote en hun zoontje in de maxi-cosi. Getuige [getuige 1] remde ruim voor een bocht af, maar zag plots een auto voor zich en toen was er een enorme klap. Toen die auto op hen inreed, reed getuige [getuige 1] volgens zijn zeggen gewoon op zijn weghelft. De auto was rechtdoor gereden en tegen hen aangereden. [1] Die andere auto op de Oudlandsedijk in Oudenbosch was de Mercedes van verdachte. [2] Verdachte was op dat moment bestuurder en enige inzittende van zijn Mercedes. [3]
[slachtoffer] , geboren [geboortedag slachtoffer] 2015, liep bij de aanrijding zwaar hersenletsel op, waaronder fracturen van het hoofd en een hersenbloeding. Op 12 november 2015 was de prognose nog niet te voorspellen, maar werd neurologische restschade waarschijnlijk geacht. [4]
De politie heeft een forensisch onderzoek naar het ongeval ingesteld. Uit de aangetroffen situatie, sporen, eindpositie van de voertuigen en de schade aan de voertuigen wordt geconcludeerd dat de Mercedes in de bocht naar rechts op de rijstrook, die bestemd was voor het verkeer uit tegengestelde richting (BMW), met de voorzijde tegen de voorzijde van de BMW, was gebotst. De bestuurder van de Mercedes was op de rijstrook, bestemd voor het verkeer uit tegengestelde richting geraakt en had daarbij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was. Uit niets is gebleken dat een ander dan de bestuurder van de Mercedes het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zou kunnen hebben. [5]
De conclusie dat verdachte met zijn auto, de Mercedes, op de weghelft voor het verkeer uit de tegenovergestelde richting was geraakt, vindt bevestiging in twee getuigenverklaringen.
Getuige [getuige 2] zag dat vanuit Oudenbosch een voertuig met hoge snelheid over de Bornhemweg kwam gereden. Bij de kruising Bornhemweg en de Oudlandsedijk zag hij dat de Mercedes de bocht niet zou halen. Hij zag dat de Mercedes op de linker weghelft terecht kwam en dat de Mercedes en de BMW met de voorzijde in botsing kwamen. [6]
Getuige [getuige 3] werd ingehaald door een BMW toen hij over de Oudlandsedijk reed. Hij kon de bocht naar links doorzien en zag een personenauto met zeer hoge snelheid in tegengestelde richting naderen. Toen de bocht werd ingezet door de BMW kwam van de andere kant de Mercedes aanrijden en die week uit op de verkeerde rijbaan waardoor die frontaal op de BMW botste. [7]
De rechtbank concludeert op basis van de getuigenverklaringen en het forensische onderzoek naar het ongeval dat verdachte zich op de rijstrook bestemd voor het verkeer uit tegengestelde richting bevond, waardoor het ongeval heeft plaats gevonden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de bocht niet goed kon nemen omdat zijn snelheid te hoog was. [8] Verdachte verklaarde bovendien dat hij voorafgaand aan het ongeval alcohol had gedronken. [9] Uit de bij hem afgenomen ademanalyse bleek sprake van een ademonderzoekresultaat van 1035 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l), terwijl dit maximaal 220 ug/l mocht zijn. [10]
Primair ten laste gelegde, artikel 6 WVW
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich bij het primair tenlastegelegde gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, en zo ja in welke mate.
Algemeen kader
Voor de beoordeling van het bestanddeel 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daarbij komt dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
In deze zaak
Door te gaan rijden terwijl de bestuurder meer alcohol heeft gedronken dan wettelijk is toegestaan, is naar het oordeel van de rechtbank al snel sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het rijden met teveel alcohol op alleen veroorzaakt echter nog geen aanrijding, daar komt altijd minstens één andere verkeersgedraging bij, die ook kan bestaan uit een nalaten.
Verdachte is gaan rijden terwijl hij onder invloed was van meer dan vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol. Gelet op die forse mate van alcoholgebruik voorafgaand aan het rijden, is naar het oordeel van de rechtbank al sprake van een hoge mate van schuld. Daar komt bij dat verdachte te hard heeft gereden om de bocht ter plaatse zonder gevaarzetting te kunnen nemen. Daardoor is hij met zijn auto op de rijstrook van het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen, waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden. De verklaring van verdachte dat de tegenligger (BMW) op de middenlijn reed, vindt geen steun in het dossier.
Door zijn onverantwoorde en onbezonnen rijgedrag heeft verdachte geen rekening gehouden met de levensgevaarlijke risico’s die hij ten koste van andere weggebruikers nam en die zich vervolgens ook hebben gerealiseerd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er sprake is van een zeer hoge mate van onvoorzichtig en onoplettend rijden als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Omdat de tenlastelegging zich echter beperkt tot een hoge mate van onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig gedragen, zal de rechtbank die hoge mate van schuld wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Door de aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De omstandigheid dat de maxi cosi niet op de juiste wijze was bevestigd, tast naar het oordeel van de rechtbank het causaal verband tussen het ongeval en het zwaar lichamelijk letsel niet aan. De relevante oorzaak is de aanrijding. Zonder de verkeersfouten van verdachte was er immers geen botsing geweest, en was het letsel niet ontstaan.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 november 2015 in de gemeente Halderberge, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de weg, de Oudlandsedijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam na het gebruik van alcoholhoudende drank met dat motorrijtuig rijdend ter hoogte van een, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar rechts", verlopende bocht in die weg,
- niet het verloop van voormelde bocht in die weg te gaan en te blijven volgen
en
- niet zoveel mogelijk, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "rechts" op de rijbaan van die weg te blijven rijden
en
- niet behoorlijk en voldoende tijdig, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen, doch, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op de weghelft, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoet rijdende verkeer te gaan rijden, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding is gekomen met een, hem, verdachte, over die weg tegemoet rijdend motorrijtuig (personenauto, BMW),
waardoor een inzittende (genaamd: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2015) van voormeld motorrijtuig (personenauto, BMW) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: een schedelbreuk en een hersenbloeding,
zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig (personenauto, Mercedes) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1035 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. De officier van justitie is daarbij eerst uitgegaan van aanmerkelijke schuld aan zwaar lichamelijk letsel bij een alcoholgehalte van heel veel meer dan 570 ug/l. Hij heeft vervolgens rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en een strafkorting toegepast.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 1 november 2015 als bestuurder van een personenauto in zeer hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam gedragen. Hij heeft onder invloed van ruim vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol een bijzonder ernstig verkeersongeval veroorzaakt waardoor de 20 dagen oude [slachtoffer] ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring maakt de rechtbank op dat [slachtoffer] daarvan ernstige gevolgen ondervindt. [slachtoffer] heeft al meerdere operaties moeten ondergaan en is voor het leven gehandicapt geraakt. Hij is inmiddels vier jaar oud, maar kan niet zelf zitten, niet lopen, niet communiceren met woorden en is slechtziend. Daarnaast heeft hij epilepsie en is overgevoelig voor heel veel dingen. De ouders van [slachtoffer] geven aan dat zij het ongeval nooit achter zich kunnen laten, omdat zij er nog iedere dag mee worden geconfronteerd. Het is begrijpelijk dat een strafoplegging in welke vorm dan ook, het aangerichte leed nooit ongedaan zal kunnen maken.
De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij op de bewuste dag een auto is gaan besturen, nadat hij veel te veel alcohol had gedronken. Hierdoor heeft verdachte het risico genomen dat de invloed daarvan zodanig zou zijn dat dit zijn rijgedrag negatief zou beïnvloeden en hij daardoor niet tot behoorlijk besturen in staat zou zijn. Verdachte heeft daarmee zijn plichten als verkeersdeelnemer ernstig veronachtzaamd.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie wel zijn spijt betuigd, maar niet daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen. Verdachte heeft namelijk beweerd dat de getuige [getuige 1] op de middenlijn reed. Daar komt bij dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om alsnog zijn verantwoordelijkheid te nemen.
De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met de hiervoor genoemde omstandigheden. Zij heeft hierbij verder betrokken de wet, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden voor de schending van artikel 6 WVW en de jurisprudentie op dit gebied, dus ook de straffen die eerder in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Anders dan de officier van justitie is het uitgangspunt voor de rechtbank bij de strafoplegging de categorie “zeer hoge mate van schuld”, maar is in die mate van schuld het forse alcoholgebruik al meegenomen. De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel bij de categorie “zeer hoge mate van schuld” uit van een gevangenisstraf van vier maanden en een rijontzegging voor de duur van twee jaar. De oriëntatiepunten van het LOVS geven de straf weer die rechters voor de meest voorkomende vorm van het strafbare feit plegen op te leggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Wel houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar, nadat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in de onderhavige zaak is overschreden met ongeveer twee jaar en zal om die reden strafvermindering van 10% toepassen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen passend en geboden is. De rechtbank legt dus een hogere straf op dan door de officier van justitie geëist. Naar het oordeel van de rechtbank past, gelet op de ernst van het feit, de gevolgen hiervan voor het slachtoffer en het in zeer hoge mate onvoorzichtige en onachtzame rijgedrag van verdachte, geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal verdachte daarnaast veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. Deze maatregel vindt de rechtbank nodig om enerzijds recht te doen aan de ernst van het feit en anderzijds de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode te beschermen. Voor de duur van deze ontzegging heeft de rechtbank ook acht geslagen op de wet, de oriëntatiepunten en de jurisprudentie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 108 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. De Weert en mr. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van den Hurk-Van der Zanden, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2015282312-1 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 61.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2 en 3.
3.Proces-verbaal verhoor meerderjarige verdachte, p. 42.
4.Het geschrift zijnde een geneeskundige verklaring, p. 47.
5.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek
6.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 23.
7.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 25.
8.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 43.
9.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 42.
10.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 50-52, met als bijlage de afdruk van het ademanalyseapparaat