ECLI:NL:RBZWB:2019:542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
02/353496 HA RK 18-253
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Kok
  • Stassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 31 januari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Bladel. Het verzoek tot wraking was ingediend op 28 december 2018, naar aanleiding van een zitting op 28 september 2018, waarbij de gewraakte rechter, mr. [naam rechter], aanwezig was. De verzoeker stelde dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door naar bankafschriften te vragen die al in het dossier zaten en door de partner, zus en broer van de verzoeker niet te willen horen. De kantonrechter weerlegde deze beschuldigingen en gaf aan dat zij niet op de hoogte was van de partner van de verzoeker en dat het horen van de zus en broer niet expliciet was verzocht.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker pas drie maanden na de zitting van 28 september 2018 het verzoek had ingediend. Dit was in strijd met het vereiste van tijdigheid zoals gesteld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Gezien deze omstandigheden werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De rechtbank besloot dat de behandeling van de hoofdzaak met zaaknummer 6777139 OV VERZ 18-2657 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/353496 HA RK 18-253
Beslissing van 31 januari 2019 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[naam verzoeker] ,
wonende op een geheim adres,
verzoeker,
gemachtigde mr. J.C.M. van Bladel, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het verzoek tot wraking van 28 december 2018;
  • de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak;
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 24 januari 2019, waarbij aanwezig was: de gewraakte rechter, mr. [naam rechter] . Hoewel daarvoor uitgenodigd, is namens verzoeker niemand ter zitting verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [naam rechter] , optredend als kantonrechter (hierna: de kantonrechter) in de zaak met zaaknummer 6777139 OV VERZ 18-2657 (hierna: de hoofdzaak) op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in zijn wrakingsverzoek.
2.2.
De kantonrechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt doordat:
  • zij tijdens de zitting naar bankafschriften heeft gevraagd, terwijl deze reeds tot het dossier behoorden;
  • zij de partner, de zus en de broer van verzoeker niet heeft willen horen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft aangevoerd dat:
  • zij ter zitting van 28 september 2018 heeft gevraagd om inzicht in de financiële positie van verzoeker in de vorm van rekening en verantwoording en dat die positie meer omvat dan alleen bankafschriften;
  • haar ten tijde van de zitting niet bekend was dat verzoeker een partner heeft, haar was slechts bekend dat hij een vriendin heeft;
  • zij ter zitting heeft opgemerkt dat het horen van de zus en broer van verzoeker een goed idee zou kunnen zijn, maar dat verzoeker desgevraagd niet heeft aangegeven wat dit toe zou voegen. Zij heeft de opmerking van verzoeker daarom niet opgevat als een uitdrukkelijk verzoek om zijn zus en broer te horen. Zij is overigens bereid om de zus en broer van verzoeker alsnog ter zitting te horen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt het verzoek tot wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5.2.
De door verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn alle terug te voeren op hetgeen is besproken ter zitting van 28 september 2018. Het verzoek tot wraking is van 28 december 2018, derhalve van drie maanden later. De conclusie kan daarmee niet anders zijn, dan dat verzoeker niet heeft voldaan aan het in 5.1 omschreven tijdigheidsvereiste.
5.3.
Gelet op het vorenoverwogene kan verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek worden ontvangen. Hij wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in dat verzoek.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer 6777139 OV VERZ 18-2657 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 31 januari 2019, door mr. Peters, voorzitter, mr. Kok en mr. Stassen, leden van de wrakingskamer, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Van Wijk, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.