ECLI:NL:RBZWB:2019:543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
02-800047-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Collombon
  • mr. Pooyé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens medeplichtigheid aan de productie van amfetamine in een drugslaboratorium

Op 12 februari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte uit Baarle-Nassau, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van amfetamine in een drugslaboratorium. De verdachte had zijn leegstaande schuur ter beschikking gesteld aan een onbekende huurder, zonder verdere controle uit te oefenen op de activiteiten die daar plaatsvonden. Ondanks dat hij bedreigd werd, ondernam hij geen actie om de situatie te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging geen psychische overmacht opleverde en dat de verdachte, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf kreeg opgelegd. In plaats daarvan werd hem een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medeplichtig was aan de voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine, maar niet direct betrokken bij de productie zelf. De zaak kwam aan het licht na meldingen van drugsafval in het rioolwater, wat leidde tot een onderzoek naar de schuur van de verdachte, waar een compleet drugslaboratorium werd aangetroffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800047-17
vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1974 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)
(grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens liet vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond D Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij/tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- een (deel van een) schuur/loods en/of woning (de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) te laten huren en/of ter beschikking te stellen en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods te (laten) maken en/of toe te staan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) aan het zicht te (laten) onttrekken en/of te belemmeren door het (laten) plaatsen van een aantal (grote) betonnen platen;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een (deel van een) schuur/loods en/of een woning, gelegen aan het [Adres] te Baarle-Nassau, (als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als productieruimte) laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods/schuur (laten) maken en/of toegestaan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) aan het zicht te (laten) onttrekken en/of te belemmeren door het (laten) plaatsen van een aantal (grote) betonnen platen;
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder een of meerdere ketel(s) en/of verwarmingsmantel(s) en/of (spiraal)koeler(s) en/of
gasfles(sen) en/of (gas)brander(s) en/of kol(f) (ven) en/of (een grote hoeveelheid) jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder:
BMK en/of N-formylamfetamine en/of natriumhydroxide en/of APAAN en/of APAA
en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of mierenzuur;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle Nassau, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren van ((een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, toen aldaar in voornoemde periode
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder een of meerdere:
ketel(s) en/of verwarmingsmantel(s) en/of (spiraal)koeler(s) en/of gasfles(sen) en/of (gas)brander(s) en/of kol(f) (ven) en/of (een grote hoeveelheid) jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder:
BMK en/of N-formylamfetamine en/of natriumhydroxide en/of APAAN en/of APAA
en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of mierenzuur voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan die onbekend gebleven perso(o)n(en) wist(en) of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit (en) in elk geval voorwerpen en/of stoffen, voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan die onbekend gebleven perso(o)n(en) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat, dat/die/zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) tot en/of bij het plegen van bovengenoemd(e) misdrijven/misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk in voornoemde periode aan die onbekend gebleven
perso(o)n(en)
- een (deel van een) schuur/loods en/of een woning, gelegen aan het [Adres] te Baarle-Nassau, (als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als productieruimte) verhuurd en/of ter beschikking gesteld en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods/schuur (laten) maken en/of toegestaan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) aan het zicht te (laten) onttrekken en/of te belemmeren door het (laten) plaatsen van een aantal (grote) betonnen platen;
ten behoeve van bovengenoemd(e) strafbare feit(en).
artikel 48 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor zowel het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit als het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Zij acht echter wel beide subsidiair tenlastegelegde feiten bewezen; dat verdachte medeplichtig is aan het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine en dat hij medeplichtig is aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet in de periode van 1 januari 2015 tot en met 19 januari 2017. De betrokkenheid van verdachte bestaat volgens de officier van justitie uit het feit dat hij een schuur op zijn perceel ter beschikking heeft gesteld en geschikt heeft gemaakt of laten maken voor de productie van amfetamine. De officier van justitie is van mening dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in het schuurtje op zijn perceel amfetamine werd geproduceerd. Dat blijkt uit het feit dat verdachte een schuur op zijn perceel heeft verhuurd aan een man waarvan hij geen gegevens had, er geen schriftelijke huurovereenkomst is opgesteld en de betaling van de huur contant diende te gebeuren. De huurder zou in het schuurtje meubels gaan opknappen, terwijl de locatie niet geschikt was voor het opknappen van meubels. Er moet een sterke (chemische) geur waarneembaar zijn geweest en er waren ’s nachts mensen bezig. De vele aanwezige vaten en IBC’s moeten zichtbaar zijn geweest voor verdachte, dat geldt ook voor de aanvoer daarvan. Verdachtes woning ligt op hetzelfde perceel als het schuurtje en het schuurtje bevindt zich naast verdachtes kalvermesterij waar hij dagelijks kwam. De officier van justitie acht niet aannemelijk dat verdachte pas nadat hij is bedreigd, of zelfs pas nadat hij in december 2016 de geur zou hebben geroken, wist dat er dingen in het schuurtje plaatsvonden die het daglicht niet konden verdragen. Er is volgens de officier van justitie sprake geweest van bewuste acceptatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er in deze zaak sprake is van een vormverzuim omdat er bestuursrechtelijke bevoegdheden zijn misbruikt om verdachte strafrechtelijk te controleren. Er waren volgens de verdediging al aanwijzingen dat er een drugslab was aan het [Adres] in Baarle-Nassau toen de bestuursrechtelijke controle plaatsvond. Dit zou minimaal tot strafvermindering moeten leiden.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van medeplegen van beide feiten en evenmin van medeplichtigheid in de periode vóór december 2016. Verdachte heeft namelijk pas in december 2016 de specifieke geur geroken. Het is niet vreemd dat er alleen een mondelinge huurovereenkomst was, dat past bij de boerengemeenschap waarin verdachte leeft. Dat er vaten zijn aangevoerd, hoeft niet te zijn opgevallen. Dit hoeft niet met zwaar materieel te zijn gebeurd en er kan ook via het zandpad – en dus niet in de buurt van het woonhuis – zijn gereden. Niet alleen verdachte, maar ook anderen hebben verklaard dat er eerder geen afwijkende geur is waargenomen. Bovendien zijn er in de zomer van 20016 tv-opnames gemaakt voor het programma “Verslaafd”. Verdachte zou dit nooit toestaan wetende dat er een lab in zijn schuur draaide. Indien er al eerder signalen waren op basis waarvan verdachte had moeten vermoeden dat er illegale handelingen werden verricht in het schuurtje, dan was dat pas in augustus/september 2016, toen verdachte ook in actie is gekomen en vervolgens is bedreigd. Volgens de verdediging kan ook slechts vanaf december 2016 worden bewezen dat daadwerkelijk amfetamine is geproduceerd. De verdediging bepleit daarom vrijspraak voor het medeplegen en een partiële vrijspraak voor de medeplichtigheid in de periode 1 januari 2015 tot december 2016.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuim?
De verdediging stelt dat in deze zaak sprake is geweest van misbruik van bestuursrechtelijke bevoegdheden en dat er daarom sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek.
Uit het dossier blijkt het volgende. Op 16 januari 2017 kreeg verbalisant [Naam 1] de melding van [Naam 2] dat er vermoedelijk een lozing was geweest van synthetische drugsafval in het rioolwater in Baarle-Nassau. Op 17 januari 2017 werd daarom een rioolputtenonderzoek gehouden in de gemeente Baarle-Nassau. De laatste verdachte rioolput, [Nummer] , werd aangetroffen in de straat [Straatnaam] in Baarle-Nassau. Hierop zijn op 17 januari 2017 de boerderijen aan het [Straatnaam] in Baarle-Nassau bezocht en gecontroleerd. Daar werd niets verdachts aangetroffen. Op 18 januari was er telefonisch overleg tussen de politie, de gemeente en het waterschap. Verbalisant [Naam 1] herinnerde zich een MMA-melding eind december 2016 over een vreemde geur op het [Adres] die werd geassocieerd met een drugslaboratorium en meldde dit in het overleg. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 3] blijkt dat het pand aan [Adres] te Baarle-Nassau op 19 januari 2017 bestuursrechtelijk is gecontroleerd door een controleploeg bestaande uit een aantal handhavers van de gemeente en brigadiers van politie [Naam 3] [Naam 4] , handhaver van het waterschap, rook een geur aan de achterzijde van de boerderij die leek op de geur die vrijkomt bij de productie van synthetische drugs. Hij had ook zijn bedenkingen bij een losstaande houten schuur behorend bij een leegstaande woning aangeduid met [Adres] . Hierop is de situatie omtrent het pand bevroren en werd de recherche ingelicht.
De rechtbank is van oordeel dat er gelet op deze gang van zaken geen sprake is geweest van enig vormverzuim. Er is niet gericht gezocht naar verdachte, ook andere percelen zijn bezocht en gecontroleerd. Dat de MMA-melding met betrekking tot het perceel van verdachte bekend werd gemaakt bij de bestuursrechtelijke handhavers, is naar het oordeel van de rechtbank een logische stap geweest in het overleg tussen gemeente, waterschap en politie en was ook gericht op de bestuursrechtelijke controle in verband met het vervuilde rioolwater. De bestuursrechtelijke bevoegdheid is op geen enkele wijze misbruikt en op het moment dat er een strafrechtelijk vermoeden van schuld ontstond jegens verdachte, is het bestuursrechtelijk traject bevroren en is het onderzoek voortgezet vanuit een strafrechtelijk kader. Van enig misbruik van bevoegdheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Aangetroffen amfetaminelab
Op 19 januari 2017 werd in een schuur op het perceel [Adres] in Baarle-Nassau een compleet, maar op dat moment niet werkend synthetisch drugslaboratorium aangetroffen [1] . De politie was bij dit lab uitgekomen na een melding van het waterschap dat er drugsafval in het rioolwater was aangetroffen in Baarle-Nassau. Er was een verstoring van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Baarle-Nassau. Hierbij werd opgemerkt dat deze calamiteit exact leek op de calamiteit in april 2016, waarbij ook een melding was gedaan van drugsafval [2] .
Het LFO heeft de schuur onderzocht en geverbaliseerd dat de toegang tot het laboratorium werd versperd met betonnen platen [3] . In de schuur was een laboratoriumruimte met onder andere gasflessen, een gasbrander, diverse jerrycans, klemdekselvaten, zuurkoolvaten, jerrycans, maatbekers en daarnaast werden grondstoffen als caustic soda, zwavelzuur, APAA aangetroffen [4] . In de opslagruimte stonden onder meer een RVS ketel met destillatieopzetstuk, een koelspiraal, gevulde en lege vaten, emmers, volle en lege zakken en ook APAA en caustic soda. Op de zolder lagen diverse lege jerrycans, een gasbrander, lege vaten, glaswerk en lege caustic soda zakken. Buiten, naast de toegangsdeur, stonden twee IBC-vaten gevuld met een vloeistof, een vijftal jerrycans, drie klemdekselvaten, twee vaten en drie propaangascilinders. Op de aanhanger die geparkeerd stond op het achterterrein van de kalvermesterij, werd nog diverse hardware en dozen met glaswerk, verwarmingsmantels, vloeistofpompen, rekjes, weegschalen en een tas met kristallisatiebenodigheden aangetroffen. De dissel van de aanhanger was overwoekerd door het gras waar de aanhangwagen op stond.
In totaal werden er 207 lege zakken APAA en 10.500 liter vloeibaar afval aangetroffen, afkomstig van APAA omzetting in BMK en amfetamine.
Door het LFO is vastgesteld dat het een grootschalig lab betrof dat al geruime tijd in werking was, zo bleek uit het grote aantal lege APAA-zakken, het vele afval en het grote aantal lege jerrycans. Ter zitting heeft [Naam 5] van het LFO daaraan nog toegevoegd dat ook gelet op de oxidatie van diverse metalen in de schuur, zoals de deurklinken en lichtknoppen, en de overige vervuiling, het lab vermoedelijk al lange tijd in gebruik was [5] .
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de schuur op het perceel [Adres] heeft verhuurd aan een man die hij in 2014 of 2015 had ontmoet in het ziekenhuis [6] . Deze man zou in de schuur van verdachte meubels gaan opknappen. Verdachte kende alleen de voornaam van de man, die [Naam 6] zou heten, maar wist geen achternaam, had geen adresgegevens en geen telefoonnummer. Er is niets op papier gezet over de verhuur van de schuur. Verdachte heeft eenmaal 200 euro contant gekregen en daarna niets meer. De man nam de schuur kort na de ontmoeting in gebruik maar na enige tijd zag verdachte deze man niet meer en kwamen er andere mensen bij de schuur. Deze mensen kwamen in de avond en in de nacht [7] . Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in augustus of september 2016 is bedreigd toen hij in de nacht ging kijken wat er in de schuur gebeurde. Verdachte had overdag bandensporen gezien op het terrein, die hij niet kon thuisbrengen en is ‘s nachts bij de schuur gaan kijken. Hij werd echter door twee mannen tegengehouden en een ervan hield een vuurwapen tegen zijn hoofd en zei hem dat hij niets moest doen en zijn mond erover moest houden en dat hij een vrouw en kinderen had en dat hen iedere dag wat kan overkomen. Verdachte is daarna niet in de schuur gaan kijken. Verdachte heeft verklaard dat hij betonnen platen heeft geplaatst voor de toegang naar de schuur [8] . Deze platen versperden de toegang tot het laboratorium [9] .
Periode productie amfetamine
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er in ieder geval in de schuur op de [Adres] op 1 april 2016 is begonnen met de productie van amfetamine, gezien de verklaring van verdachte dat de man vanaf eind 2014/ begin 2015 de schuur heeft gehuurd en gezien de melding op 7 april 2016 dat er drugsafval was aangetroffen in het gebied bij Gorpeind. Bovendien waren er aanwijzingen in het amfetaminelab waaruit kan worden afgeleid dat het lab al lange tijd in gebruik was.
Medeplegen productie amfetamine (feit 1 primair)?
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte direct betrokken is geweest bij het produceren van drugs in de door hem verhuurde schuur, noch dat verdachte hieraan een zodanig substantiële bijdrage heeft geleverd dat van medeplegen gesproken kan worden. Ook voor het (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Verdachte wordt dan ook
vrijgesprokenvan het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Medeplichtig productie amfetamine (feit 1 subsidiair)?
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf (hier het verhuren van de schuur) en dat zijn (voorwaardelijk) opzet was gericht op het gepleegde misdrijf (hier de productie van amfetamine).
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn schuur had verhuurd en als zodanig een onmisbare schakel was voor de opzet van het lab. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte, waarschijnlijk eerder, maar in ieder geval na de bedreiging in augustus/september 2016 heeft geweten dat wat er in de schuur gebeurde niet in de haak was. Gezien de bedreiging, de wijze waarop het verhuren was gegaan, het feit dat verdachte geen gegevens had van de man aan wie hij de schuur had verhuurd, mocht van verdachte op dat moment verlangd worden dat hij zich ervan vergewiste of wat er in de schuur gebeurde legaal was. Het was zijn schuur en de schuur bevond zich op zijn perceel. De schuur stond op korte afstand van zijn eigen woning op [Adres] in Baarle-Nassau en lag naast de mestkalverij van verdachte waar hij dagelijks kwam. Verdachte heeft echter naar eigen zeggen ook na de bedreiging niet gekeken in en bij de schuur, terwijl gelet op hetgeen is aangetroffen, vermoedelijk een korte blik voldoende zou zijn geweest om te zien wat er gebeurde. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat schuren en loodsen in het buitengebied worden gebruikt door criminelen om hier synthetische drugs in te produceren.
Door niet te gaan kijken in en bij de schuur, niet in te grijpen en niet naar de politie te gaan, heeft verdachte welbewust geaccepteerd en dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een synthetische drugslaboratorium in zijn schuur werd geëxploiteerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook behulpzaam is geweest bij het produceren van amfetamine door betonnen platen voor de toegang van de schuur te plaatsen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij deze platen daar heeft geplaatst om de mensen die in de schuur bezig waren te dwarsbomen, niet geloofwaardig. Verdachte heeft immers verklaard zo angstig te zijn geworden voor diezelfde mensen dat hij niet naar de politie durfde, zijn vrouw en kinderen weghield uit de nabijheid van de schuur en ook op geen enkele andere manier durfde in te grijpen. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat verdachte de platen er heeft geplaatst om ontdekking door de autoriteiten te bemoeilijken. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat verdachte heeft verklaard dat hij de platen enkele weken voor de ontdekking van het laboratorium had geplaatst en dat die periode samenvalt met het moment waarop verdachte per WhatsApp bericht heeft gekregen dat er drugsafval in Baarle-Nassau is gevonden in december 2016 en dat daar nader onderzoek naar wordt gedaan [10] en de periode waarvan de vader van verdachte zegt dat verdachte zich anders gedroeg [11] .
Voorbereidingshandelingen (feit 2 primair)?
Wat betreft het onder 2 (primair) tenlastegelegde verdient het opmerking dat onder het bereik van artikel 10a van de Opiumwet onder meer vallen het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van een strafbaar feit. Hoewel deze gedragingen in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht als ‘medeplichtigheidshandelingen’ worden gezien, kunnen deze gedragingen op grond van artikel 10a van de Opiumwet worden gekwalificeerd als het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen. Dit is een op zichzelf staand strafbaar feit waaraan verdachte zich in de ogen van de rechtbank schuldig heeft gemaakt door de schuur te blijven verhuren c.q. ter beschikking te stellen en niet in grijpen terwijl hij vanaf augustus/september 2016 willens en wetens de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van een drugslab heeft aanvaard. Voorts heeft verdachte de betonnen platen neergelegd om de toegang tot de schuur te versperren, dan wel uit het zicht te houden. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank zelfstandig uitvoeringshandelingen verricht die strafbaar zijn gesteld in artikel 10a van de Opiumwet.
Eendaadse samenloop
Wat betreft de medeplichtigheid aan het produceren van amfetamine (feit 1 subsidiair) en de voorbereidingshandelingen (feit 2 primair) is sprake van eendaadse samenloop, omdat het om dezelfde handelingen gaat en beide strafbepalingen dezelfde rechtsbelangen beschermen. Hiermee zal rekening worden gehouden bij de strafoplegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:een of meerdere tot op heden onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)diein of omstreeks de periode van
01 april 2016tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen, (telkens)opzettelijk
heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een)(grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet, bij/tot het plegen van welk
(e
)misdrijf
/misdrijvenhij, verdachte, in
of omstreeksde periode van
01 augustus/september 2016tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau,
althans in Nederland, (telkens)opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,door:
- een
(deel van een)schuur
/loods en/of woning(de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) te laten huren en/of ter beschikking te stellen en
/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods te
(laten) maken en/of toe te staan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) aan het zicht te
(laten)onttrekken en/of te belemmeren door het
(laten)plaatsen van een aantal
(grote
)betonnen platen;
2. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 augustus/september 2016tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk vervaardigen van amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,zijnde
(een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen
-
(telkens) zich en/ofeen of meer ander(en) gelegenheid,
middelen en/of inlichtingentot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft
/hebbengetracht te verschaffen
en/of
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte,
en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een
(deel van een)schuur
/loods en/of een woning, gelegen aan het [Adres] te Baarle-Nassau, (als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als productieruimte) laten huren en/of ter beschikking gesteld en
/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods/schuur (laten) maken en/of toegestaan en/of
- de toegangsweg naar de opslagruimte en/of productielocatie (voor derden) aan het zicht te
(laten)onttrokkenen/of
belemmerddoor het
(laten)plaatsen van een aantal
(grote
)betonnen platen;
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder een of meerdere ketel(s) en/of verwarmingsmantel(s) en/of (spiraal)koeler(s) en/of
gasfles(sen) en/of (gas)brander(s) en/of kol(f) (ven) en/of (een grote hoeveelheid) jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder:
BMK en/of N-formylamfetamine en/of natriumhydroxide en/of APAAN en/of APAA
en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of mierenzuur;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De verdediging heeft aangevoerd dat er een omstandigheid is die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, namelijk de bedreiging in augustus/september 2016 waardoor hij niet naar de politie kon gaan en hij geen andere keuze had dan het in stand laten van zijn faciliterende rol. De verdediging stelt zich daarom op het standpunt dat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beroep op psychisch overmacht niet kan slagen, nu niet is gebleken dat verdachte gedwongen is geweest de schuur te verhuren en - ook al zou het verhaal van de bedreiging kloppen - er ook andere oplossingen mogelijk zouden zijn geweest.
Het beroep van de verdediging op psychische overmacht kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de gestelde bedreiging in augustus/september 2016 heeft plaatsgevonden en dat dus sprake was van een van buiten komende druk. De rechtbank is echter van oordeel dat deze druk niet zodanig was dat verdachte hierdoor alleen nog maar de strafbare situatie kon laten voortbestaan. Dat verdachte niet meteen de politie heeft ingelicht, is nog voorstelbaar, maar dat verdachte ook in de maanden na deze bedreiging tot de ontdekking in januari 2017 de politie niet heeft ingeschakeld en ook geen enkele andere optie heeft gezien om de gevaarlijke situatie te (laten) beëindigen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verdachte stelt geen vertrouwen te hebben in de politie maakt dat niet anders.
Nu verder ook niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, stelt de verdediging dat er strafvermindering dient te volgen gezien het vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn lichamelijke gezondheid en de impact die de arrestatie van verdachte heeft gehad op zijn bedrijf en op zijn privésituatie. Er is veel media-aandacht geweest voor deze zaak. Bovendien dient er bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met het gegeven dat de feiten al ouder zijn en verdachte al 2 jaar in onzekerheid verkeert over de uitkomst van deze zaak. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat het recidiverisico laag is. Verdachte is alleen erg naïef geweest, aldus de verdediging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de productie van amfetamine door geruime tijd een schuur ter beschikking te stellen, zonder zich af te vragen of te onderzoeken wat er in die schuur gebeurde en betonnen platen neer te leggen om zo de toegang tot dan wel het zicht op de schuur met hierin een synthetisch drugslaboratorium te belemmeren voor derden.
In de schuur bevond zich een lab dat gebruikt is voor de productie van BMK en amfetamine. De productie van en handel in drugs dient krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid en het milieu. Het lab heeft schade toegebracht aan de gezondheid van anderen, door het produceren van amfetamine. In en rond het lab is daarnaast veel drugsafval aangetroffen, wat schadelijk is voor het milieu. Het opruimen van het drugsafval heeft daarnaast veel kosten met zich meegebracht. Ook moet niet uit het oog worden verloren dat met de productie en handel in drugs veel geld wordt verdiend, geld dat “gewit” moet worden en zo ontwrichtend werkt in de legale bovenwereld. Tenslotte schuwen drugscriminelen niet om wapens te gebruiken om hun lucratieve handel te beschermen, zo heeft ook verdachte mogen ervaren.
De rechtbank overweegt dat dergelijke synthetische drugslabs in het buitengebied geen uitzondering zijn. Deze worden daar door criminelen opgezet omdat schuren vaak leeg staan en uit het zicht en de lucht die bij de productie van chemische processen kan worden verdoezeld door de ook aanwezige mestlucht. Het probleem dat boeren en tuinders worden benaderd om voor een bedrag hun loodsen of schuren beschikbaar te stellen, is groot, zo blijkt ook uit diverse media. Als een ieder wegkijkt en/of toestemt met een dergelijke gevaarlijke situatie, zoals verdachte heeft gedaan, blijft dit probleem in stand.
De eis van de officier van justitie is in het licht van de straffen die voor soortgelijke feiten wordt opgelegd dan ook alleszins te begrijpen. Het zijn slechts de bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen omstandigheden, die de rechtbank heeft doen besluiten hiervan in substantiële zin ten gunste van verdachte af te wijken. Verdachte heeft een slechte gezondheid. Er is veel media-aandacht geweest voor zijn strafzaak en de rechtbank begrijpt dat verdachte hier zowel zakelijk als privé nog altijd last van heeft. De financiële gevolgen voor zijn bedrijf zijn groot. Een detentie zou deze gevolgen alleen maar groter maken. Daarnaast dateert deze zaak al uit begin 2017 en heeft de reclassering gesteld dat het recidiverisico bij verdachte laag is.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maximale taakstraf voor de duur van 240 uur op te leggen, met aftrek van voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, om de ernst van de feiten te benadrukken.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 48, 55 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1, subsidiair:medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2, primair:Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Collombon en mr. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
12 februari 2019.

Voetnoten

1.Hierna wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland-West Brabant met nummer ZB3R017012, genummerd van 1 t/m 433 opgesteld door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Een geschrift, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van het [Naam 2]
3.Proces-verbaal van bevindingen van LFO, pagina 83
4.Proces-verbaal van bevindingen van LFO, pagina 82-88
5.Verklaring van de getuige-deskundige [Naam 5] , ter terechtzitting van 29 januari 2019
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 29 januari 2019
7.Proces verbaal van verhoor van verdachte pagina 358
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 29 januari 2019
9.Proces-verbaal van bevindingen van LFO, pagina 83
10.Proces-verbaal van bevindingen met weergave van een deel van een WhatsAppgesprek tussen verdachte en enkele andere personen, pagina 157-160
11.Proces-verbaal verhoor getuige [Naam 7] , pagina 266