ECLI:NL:RBZWB:2019:5624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
02-252586-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • F. Felix
  • A. Toekoen
  • M. de Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met een vuurwapen, gepleegd door meerdere personen

Op 3 december 2018 vond er een gewelddadige diefstal plaats in Oisterwijk, waarbij de verdachte samen met een ander een auto en persoonlijke spullen van het slachtoffer heeft afgenomen. De verdachte bedreigde het slachtoffer met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en sloeg hem meerdere keren op het hoofd. De rechtbank oordeelde dat het geweld en de bedreiging met geweld waren gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken. De verdachte had een vooropgezet plan om de auto van het slachtoffer te stelen, wat werd bevestigd door getuigenverklaringen en telefoongesprekken. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 295 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/252586-18
vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2019, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 3 december 2018 te Moergestel, gemeente Oisterwijk of Oisterwijk, op de openbare weg, de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto en/of een horloge en/of telefoon en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan en/of te richten op die [naam 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hard op het hoofd van die [naam 1] te slaan;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] , de politieverklaring van [naam 2] van 14 december 2018, de verklaring van verdachte dat hij geweld heeft gebruikt en goederen heeft weggenomen en verkocht en het tapgesprek op 4 december 2018, waarin wordt gesproken over het leegtrekken van de auto. Over de politieverklaring van [naam 2] heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat die verklaring in grote lijnen in overeenstemming is met de aangifte van [naam 1] en die aangifte daarom bevestigt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal van de auto, het horloge, de telefoon en de autosleutels.
De verdediging is van mening dat die diefstal een impulsieve actie van verdachte was en dat het door verdachte gebruikte geweld niets te maken heeft gehad met de diefstal. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat van een vooropgezet plan geen sprake is geweest en dat het uit het raam gooien van de autosleutels daarvoor ook juist een contra-indicatie is. De raadsman heeft daarbij tot slot nog gewezen op de verklaring die [naam 2] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, waarin zij heeft verklaard dat zij in haar verklaring bij de politie een eigen verhaal heeft gemaakt en dat die verklaring gebaseerd was op woede, wraak en emoties omdat verdachte haar zou hebben bedrogen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 december 2018 krijgt de politie het verzoek om naar de [straatnaam] te Oisterwijk te gaan in verband met een zojuist gepleegde beroving, waarbij een Seat Ibiza afhandig was gemaakt, met gebruik van een vuurwapen en waarbij zou zijn gedreigd met een mes. Verbalisanten hebben het slachtoffer hevig geëmotioneerd aangetroffen. Het slachtoffer huilde en gaf aan dat een bekende van hem zijn auto had afgenomen en hem had bedreigd met een vuurwapen [1] .
Hierna heeft [naam 1] (hierna telkens aangever) aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 3 december 2018 met verdachte had afgesproken om te chillen bij het [naam 3] in Tilburg. Verdachte was daar samen met [naam 4] en een buitenlandse jongen. Vervolgens zijn ze naar een bos gereden, waarbij aangever in zijn eigen auto reed en [naam 4] , verdachte en de buitenlandse jongen in de auto van [naam 4] . Nadat ze gestopt waren is verdachte bij aangever in de auto gaan zitten op de bijrijdersstoel en vrijwel meteen heeft verdachte volgens aangever een pistool getrokken. Op het moment dat verdachte het pistool op aangever richtte, heeft hij gezegd “Uitstappen”. Aangever heeft daarop gas gegeven en verdachte heeft vervolgens met het pistool meerdere keren hard op het hoofd van aangever geslagen. Hierna heeft verdachte de telefoon van aangever uit het raam van de auto gegooid en is het verdachte gelukt om de sleutels van de auto uit het contact te halen en ook die sleutels uit het raam te gooien. Aangever werd vervolgens door de onbekende buitenlandse jongen uit de auto getrokken en verdachte heeft aan die jongen een mes gegeven en hij heeft
tegen die jongen gezegd dat hij aangever rustig moest houden. De buitenlandse jongen heeft aangever verder het bos in geduwd en ondertussen hoorde aangever verdachte roepen dat hij de sleutels niet kon vinden. Op het moment dat aangever mensen zag lopen, is hij gaan roepen en toen hij tegen die mensen aan het praten was en om hulp vroeg, zag aangever dat verdachte en die buitenlandse jongen in zijn auto wegreden. Aangever heeft verklaard dat hij alles kwijt is, zijn horloge, zijn telefoon, zijn auto en alles in zijn auto. Zijn horloge moest hij af doen van die buitenlandse jongen [2] .
Verdachte heeft bevestigd dat hij op 3 december 2018 met aangever had afgesproken bij het [naam 3] in Tilburg en dat hij daar samen met [naam 4] en [naam 5] naar toe is gereden. Verdachte heeft verklaard dat ze daar vandaan naar de Oisterwijkse bossen zijn gereden en dat aangever in zijn auto achter hen is aangereden. [naam 4] is volgens verdachte op enig moment gestopt en verdachte is vervolgens bij aangever in de auto gaan zitten. Verdachte heeft verklaard dat hij een airsoftwapen heeft getrokken en dat hij aangever daarmee heeft bedreigd. Verdachte heeft bekend dat hij dat pistool op aangever heeft gericht en in zijn gezicht heeft gehouden. Aangever zou hierdoor volgens verdachte bang zijn geworden en heeft op het gaspedaal getrapt. Verdachte heeft aangever daarop met het pistool op zijn hoofd geslagen, waardoor aangever een gat/snee in zijn achterhoofd opliep. Verdachte heeft de sleutel uit het contact getrokken en uit het raam gegooid. Ook heeft verdachte de telefoon van aangever uit het raam gegooid en op het moment dat de auto stil stond is [naam 5] , de door aangever genoemde buitenlandse jongen, gekomen. [naam 5] heeft volgens verdachte aangever uit de auto getrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij ook uit de auto is gestapt om de autosleutels en de telefoon te zoeken. Op het moment dat hij de sleutels had gevonden, kwamen er hardlopers aan en heeft aangever geroepen: “Help, ik word overvallen”. Verdachte heeft tot slot bekend dat hij daarop samen met [naam 5] in de auto van aangever is weggereden. De persoonlijke spullen van aangever zaten volgens verdachte in de gele tas die hij bij zijn aanhouding bij zich had. Op de vraag wat de rol van [naam 5] was heeft verdachte verklaard: “die zou eraan meewerken”. [naam 5] zou volgens verdachte een mes van hem hebben aangepakt en [naam 5] was ook op de hoogte van wat er zou gaan gebeuren en wat ze zouden gaan doen [3] .
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat verdachte heeft bekend dat hij samen met [naam 5] geweld heeft gebruikt tegen aangever en dat aangever ook door verdachte werd bedreigd met een vuurwapen. Ook heeft verdachte bekend dat hij de auto en persoonlijke spullen van aangever heeft meegenomen.
Aan de orde is thans de vraag of het door verdachte en [naam 5] op aangever toegepaste geweld en bedreiging met geweld werd gepleegd teneinde de diefstal van de auto en van de persoonlijke spullen van aangever voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte op 3 december 2018 het op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had, namelijk een airsoftwapen, en hij dat wapen bij de beroving van aangever ook heeft gebruikt. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat het bij zich hebben van een dergelijk wapen in ieder geval niet aansluit bij de verklaring van verdachte dat hij die avond wat wilde gaan chillen.
Verder kan uit de aangifte worden afgeleid dat vrijwel direct nadat verdachte in de auto bij aangever was gestapt, door verdachte – onder het tonen van het airsoftwapen – “uitstappen” werd gezegd, hetgeen onderstreept dat het tonen van het wapen (en later het gebruik van geweld) dienstig is gemaakt aan de diefstal.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid, waarover zowel aangever als verdachte verklaren, dat [naam 5] aangever uit de auto heeft getrokken. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank sterke contra-indicaties voor de stelling van verdachte dat de diefstal een impulsieve actie zou zijn geweest.
Voorts is [naam 2] kort na 3 december 2018 bij de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte een schuld had opgebouwd en dat de bank achter hem aan zat. Verdachte wist volgens [naam 2] geen uitweg meer en daarom had hij een plan bedacht om aan geld te komen. Verdachte heeft tegen [naam 2] gezegd dat hij de auto van [naam 1] ging verkopen om zijn schulden deels af te lossen [4] . Het plan van verdachte was volgens [naam 2] dat verdachte samen met [naam 4] [naam 1] zou vragen om te komen praten en dan vervolgens met twee man [naam 1] uit de auto zou halen en verdachte zou dan in de auto van [naam 1] wegrijden [5] .
Voorts is de telefoon van verdachte onderzocht.
Zo heeft verdachte op 4 december 2018 een gesprek met een onbekende man en op de vraag “Wat ga je eruit trekke?” zegt verdachte “Subwoofer, die eh die speaker die voor extra bas zorgt, die achterin zit, Subwoofer van Pioneer” en “Snap je, als ik die bij verkoop en die auto dat is prima, maar maar ik wil die wel, daar wel een los prijsje voor afspreken” [6] . Op diezelfde dag zegt verdachte via de telefoon tegen een onbekende vrouw: “Nee, ik ben net terug uit Moergestel effe die auto leeg getrokken. Ik heb effe al die zooi gepimped enzo. Ik eh, kom nou net weer aan bij zwarrie om effen die shit waar ik nog iets aan had binnen te zetten” [7] .
Uit voornoemde telefoongesprekken concludeert de rechtbank dat verdachte de dag na de overval al druk bezig was met het veilig stellen van de spullen uit de auto van aangever en de verkoop van die spullen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een bevestiging van de verklaring die [naam 2] bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat verdachte op korte termijn geld nodig had en dat hij daarvoor de auto van aangever wilde verkopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte het vooropgezette plan had om aangever met geweld van zijn auto te beroven. Zij acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 december 2018 te Oisterwijk, op de openbare weg, de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, een auto en een horloge en sleutels, toebehorende aan [naam 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan en te richten op die [naam 1] en
- meermalen met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hard op het hoofd van die [naam 1] te slaan;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 295 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden:
 meldplicht bij de reclassering;
 houden aan de regels van Jan Arends of een andere instelling voor begeleid wonen;
 ambulante behandeling bij Fivoor;
 een contactverbod met [naam 1] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Eventueel zou daarnaast nog een voorwaardelijke werkstraf kunnen worden opgelegd. De raadsman stelt dat het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde niet nodig is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 december 2018 heeft verdachte samen met een ander aangever beroofd. Verdachte had daartoe met hem afgesproken om te gaan chillen. Na de ontmoeting heeft hij hem naar een afgelegen plek geleid. Daar aangekomen is verdachte bij aangever in de auto gaan zitten en onder bedreiging van een airsoftwapen en na het meerdere keren slaan met dat wapen op het hoofd van aangever, heeft verdachte zijn auto, horloge en sleutels weggenomen. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor aangever een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Gebleken is dat verdachte schulden had opgebouwd en dat het zijn bedoeling was om op deze manier snel (deels) zijn schulden af te kunnen lossen. Dat juist degene die hem in het verleden ook onderdak heeft geboden, daarvan het slachtoffer zou worden, maakte voor verdachte op dat moment niet uit.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de strafmaat het onderhavige feit vergeleken kan worden met een straatroof en op grond van oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken is op een dergelijk feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden gesteld, waarbij nog geen rekening is gehouden met de straf vermeerderende factoren, bestaande uit de bedreiging met een vuurwapen en het toebrengen van letsel.
Bij de bepaling van de aan verdacht op te leggen straf zal de rechtbank ook rekening houden met de over hem uitgebrachte rapportage van de reclassering van 6 maart 2019 en met het rapport van psycholoog Gommans van 28 april 2019.
Volgens psycholoog Gommans leed verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde aan een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. De deskundige concludeert dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend en dat er een tamelijk hoog risico op recidive aanwezig is nu verdacht schulden heeft, geen vaste huisvesting en geen vast werk. De deskundige is van mening dat reclasseringstoezicht met verwijzing voor begeleiding/behandeling door een forensische polikliniek zou kunnen helpen om verdachte enigszins rijp te maken voor inhoudelijke behandeling van zijn problematiek, hem minder in een eigen isolement te laten leven, en om hem ook qua leefomstandigheden te begeleiden. Dit zou volgens de deskundige gerealiseerd kunnen worden binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Ook de reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- contactverbod met aangever.
In een aanvullende e-mail van de reclassering van 28 november 2019 is nog kenbaar gemaakt dat verdachte vanaf 2 december 2019 kan instromen bij Jan Arends begeleid wonen te Tilburg en voorts dat hij inmiddels in behandeling is bij Fivoor te Tilburg
De rechtbank neemt de conclusie betreffende de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Ook zal de rechtbank daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals de officier van justitie die tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft geformuleerd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 6.503,91, bestaande uit € 2.503,92 aan materiële schade en € 4.000,= aan immateriële schade.
De gevorderde materiële schade betreffende het verlies van inkomen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het gevorderde ten aanzien van de gereedschappen nu uit het dossier niet duidelijk is of die in de auto lagen en om wat voor gereedschappen het zou gaan. Ten aanzien van de kleding is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat die kleding onbruikbaar zou zijn na het gebeuren en het gevorderde is daarom ook onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van deze posten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, nu de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Voor wat betreft de laptop en audio-apparatuur is in het dossier alleen sprake van een subwoofer en verdachte heeft ter terechtzitting zelf verklaard dat de waarde van die subwoofer ongeveer € 200,= bedraagt.
De vordering is voor deze post dan ook toewijsbaar tot genoemd bedrag. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het gevorderde m.b.t. de posten ‘horloge’ (€ 154,52), ‘huissleutels’ (€ 356,95) en ‘nieuwe identiteitskaart en rijbewijs’ (€ 96,00) is naar het oordeel van de rechtbank schade die als een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit is aan te merken. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor deze schade, die bovendien voldoende aannemelijk is gemaakt. Deze posten zullen integraal worden toegewezen.
Voor wat betreft de immateriële schade merkt de rechtbank nog op dat zij dat bedrag naar billijkheid heeft begroot, waarbij zij heeft gekeken naar de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.307,47 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 807,47 ter zake van materiële schade en € 1.500,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dit bedrag van in totaal € 2.307,47 voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 295 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de regels van Jan Arends of een andere instelling voor begeleid wonen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Fivoor Tilburg op de tijden en plaatsen als door of namens Fivoor Tilburg aan te geven;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- draagt Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 2.307,47, waarvan € 807,47 ter zake van materiële schade en € 1.500,= ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] € 2.307,47 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 33 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Felix, voorzitter, mr. Toekoen en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R018140 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 316.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , pagina
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 175.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , pagina 106.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , pagina 107.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 82.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 83.