4.3Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek
Op zaterdag 25 augustus 2018 werd aangifte gedaan van diefstal door middel van een babbeltruc.
Aangeefster [slachtoffer 7] is op 25 augustus 2018 omstreeks 11:10 uur naar supermarkt [winkel 1] in Oisterwijk gegaan, heeft boodschappen gedaan en afgerekend en is naar huis gelopen. Thuis aangekomen werd zij aangesproken door een jongen en een meisje die zeiden dat ze medewerkers waren van de supermarkt en die haar vroegen naar haar kassabon. Na controle van de kassabon moest aangeefster haar pinpas op een apparaatje leggen en haar pincode invoeren. Hierna zijn de jongen en het meisje weggegaan. Aangeefster heeft meteen haar dochter gebeld en zij zag dat er € 1.200,- van de rekening van aangeefster was afgeschreven. Tevens was geprobeerd de pinlimiet te verhogen.
Op 25 augustus 2018 om 11:56 uur is met de pinpas van aangeefster [slachtoffer 7] € 1.250,- gepind bij de [bank 2] aan de [straat 1] in Oisterwijk. Op de beelden is een vrouw te zien. De vrouw hield gedurende de pintransactie een zwarte mobiele telefoon vast. De telefoon lichtte op enig moment ook op en de vrouw nam de telefoon op en hield hem tegen haar linkeroor.
Op de beelden van [winkel 2] te Oisterwijk van 25 augustus 2018 is te zien dat aangeefster langsloopt. Even later komt een blanke vrouw met normaal postuur en lang blond haar in beeld uit de richting van de [winkel 1] . Deze vrouw vertoont sterke gelijkenissen met de vrouw op de camerabeelden van vorenomschreven pintransactie bij de [bank 2] aan de [straat 1] te Oisterwijk.
Op de beelden van de gepoogde pintransactie bij de [bank 2] aan de [straat 1] te Oisterwijk om 12.02 uur is te zien dat een man de pintransactie uitvoerde.
Middels het bevragen van mastgegevens rondom de pintransactie op 25 augustus 2018 werd het telefoonnummer [telefoonnummer 2] verkregen. Dit telefoonnummer had op het moment van voornoemde pintransactie contact met [telefoonnummer 3] . Beide nummers straalden bij het gesprek aan op de GSM-mast aan de [straat 2] te Oisterwijk.
Binnen een korte periode werd er op verschillende momenten aangifte gedaan van soortgelijke feiten. Deze feiten werden met elkaar vergeleken en hierin werden overeenkomsten gevonden in de modus operandi (babbeltrucs) en de doelgroep van slachtoffers, alsmede in de gebruikte telefoonnummers. Er werd een onderzoek opgestart genaamd ‘Bobslee’ waarbij verschillende verdachten in beeld zijn gekomen, waaronder [medeverdachte] en [verdachte] .
Telefoonnummers in gebruik bij verdachte en medeverdachte(n)
Vastgesteld dient te worden welke telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij [verdachte] en medeverdachten. Gedurende het onderzoek is een aantal telefoonnummers getapt, zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd en is er een aantal telefoons inbeslaggenomen onder de verdachten.
[telefoonnummer 2] – [naam 1]
Middels het bevragen van mastgegevens rondom de pintransactie op 25 augustus 2018 werd het telefoonnummer [telefoonnummer 2] verkregen.
Het telefoonnummer is bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie
(CIOT) bevraagt. Uit dit onderzoek bleek dat het nummer geregistreerd staat als een prepaid kaart van Lebara (KPN) zonder tenaamstelling.
Op 13 november 2018 werd een tap (TA004) aangesloten op het telefoonnummer. In een tapgesprek op 13 november 2018 wordt door degene die belt naar voornoemd telefoonnummer gezegd ‘Hoe is het [naam 1] ?’. Op 26 november 2018 wordt [telefoonnummer 2] gebeld en zegt de beller ‘He [naam 1] ..’. Op 14 november 2018 vindt een gesprek plaats tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] en vraagt ‘NNman7190 hoe het met NNvrouw5584 en de kinderen gaat. Op 17 november 2018 vindt een gesprek plaats tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] en zegt NNman7190 tegen NNvrouw 5584 dat hij over vijf minuten thuiskomt en zegt NNvrouw5584 dat [naam 2] aan het douchen is. Op de achtergrond zegt het kind iets.
Op 26 juni 2017 wordt [naam 1] als verdachte gehoord te Dordrecht en verklaart hij dat hij voor de Romacultuur is getrouwd met [naam 3] en dat zij samen twee kinderen hebben. Het jongetje heet [naam 2] en het meisje [naam 4] . Op 28 november 2018 wordt [naam 1] gehoord te Tilburg en verklaart hij twee kinderen te hebben die met hun moeder in Duitsland wonen. De jongen heet [naam 2] . Hij zegt elke week telefonisch contact te hebben om te horen hoe het met de kinderen gaat.
In de onder [naam 5] inbeslaggenomen telefoon stond in de contacten onder ‘ [naam 1] ’ het telefoonnummer [telefoonnummer 2] vermeld.
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat
[naam 1]gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoonnummer 2].
Waar sprake is van telefoongesprekken of het aanstralen van een GSM-mast afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om de telefoon in gebruik bij [naam 1] .
[telefoonnummer 3] – [naam 5]
Naar aanleiding van camerabeelden behorende bij het feit van 25 augustus 2018 te Oisterwijk werd door verbalisant [verbalisant 1] nader onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Telefoonnummer [telefoonnummer 3] had op het moment van voornoemde pintransactie contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Beide nummers straalden bij het gesprek aan op de GSM-mast aan de [straat 2] te Oisterwijk.
De simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 3] zat in een toestel met IMEI-nummer [imei 1] en behoorde toe aan een telefoon van het merk Binatone Model: M1250 Type: Mobile Phone/Feature Phone. Dit toestel vertoont veel overeenkomsten met het toestel dat tijdens de pintransactie op 25 augustus 2018 is gebruikt, zoals is te zien op de camerabeelden. De vrouw op deze beelden wordt herkend als zijnde [naam 5] .
[naam 5] had bij haar aanhouding een telefoon bij zich van het merk Alcatel, type Onetouch, kleur zwart.In de onder [naam 5] inbeslaggenomen telefoon zat een simkaart met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] . In het telefoonboek werden verschillende contacten aangetroffen, te weten onder ‘Amore’ (betekent liefde in het Italiaans) [telefoonnummer 6] en [telefoon 7] en onder ‘ [naam 6] ’ ( [naam 6] betekent [naam 6] ’ in het Italiaans) [telefoon 8] . Onder ‘ [naam 1] ’ stond het nummer [telefoonnummer 2] en onder ‘ [naam 5] ’ het nummer 0645620809.
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat
[naam 5]gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3] .
Waar sprake is van telefoongesprekken of het aanstralen van een GSM-mast afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om de telefoon in gebruik bij [naam 5] .
[telefoonnummer 7] – [naam 5]
had bij haar aanhouding een telefoon bij zich van het merk Alcatel, type Onetouch, kleur zwart.In de onder [naam 5] inbeslaggenomen telefoon zat een simkaart met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
In een tapgesprek tussen telefoonnummer [telefoonnummer 7] en [telefoon 9] vraagt NNvrouw7258 aan NNvrouw8281 of [verdachte] haar kan ophalen. NN-vrouw 8281 zegt: ‘even [verdachte] vragen’ waarop op de achtergrond hoorbaar was “ [verdachte] , kan jij [naam 5] gaan ophalen bij de bioscoop?”. NNvrouw 8281 zegt hierna: ‘hij komt je ophalen’.
Op 25 november 2018 wordt er tweemaal door [telefoon 9] gebeld naar [telefoonnummer 7] waarbij er niet wordt opgenomen. Vervolgens wordt door [telefoon 9] gebeld naar NN-man 31644071808 en vraagt NN-vrouw 8281 aan NNman1808 waar [naam 5] is en waarom ze haar telefoon niet opneemt.
Op 26 november 2018 belt 31657998281 naar NNman met nummer 31644071808 en vraagt NNvrouw 8281 aan NNman 1808 waar [naam 5] is en zegt NN-man ‘dat [naam 5] hier is’. NNvrouw wil [naam 5] iets vragen waarop NNman op de achtergrond roept: “ [naam 5] ….hier [medeverdachte] ”.
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat
[naam 5]gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoon 10].
Waar sprake is van telefoongesprekken of het aanstralen van een mast afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om een telefoon in gebruik bij [naam 5] .
[telefoon 9] – [medeverdachte]
Vanaf 15 november 2018 werd in het toestel met IMEI-nummer [imei 1] het telefoonnummer [telefoon 9] gebruikt. Uit afgeluisterde telefoongesprekken gevoerd door de gebruiker van [telefoon 9] bleek dat de hoofdgebruikster van dit telefoonnummer [medeverdachte] (fon) werd genoemd. Verder bleek dat zij regelmatig werd gebeld met de vraag of men [verdachte] kon spreken, waarna zij de telefoon overgaf aan een man.
Uit tapgesprekken blijkt dat zij regelmatig contact heeft met een NN-man die gebruik maakte van het telefoonnummer [bank 3] . Ze noemde de man ‘mijn man’ en de man noemde haar ‘mijn vrouw’. [verdachte] is de broer van [naam 1] . Op 1 en 4 augustus 2017 werd [medeverdachte] gecontroleerd in het bijzijn van [verdachte] . Gelet op de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken is zij de partner van [verdachte] en is zij de
hoofdgebruiker binnen de getapte periode van het telefoonnummer [telefoon 9] .
In de onder [naam 5] inbeslaggenomen telefoon zat een simkaart met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] . In het telefoonboek werden verschillende contacten aangetroffen, te weten onder [naam 6] ’ [naam 6] betekent ‘ [naam 6] ’ in het Italiaans) [telefoon 8] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat
[medeverdachte]gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoon 9] .
Waar sprake is van telefoongesprekken of het aanstralen van een GSM-mast afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om de telefoon in gebruik bij [medeverdachte] .
[bank 3] – [verdachte]
[medeverdachte] is de gebruiker van telefoonnummer [telefoon 9] . Uit tapgesprekken blijkt dat zij regelmatig contact heeft met een NN-man die gebruik maakte van het telefoonnummer [bank 3] . Ze noemde de man ‘mijn man’ en de man noemde haar ‘mijn vrouw’. Gelet op de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken van het telefoonnummer [telefoon 9] is zij de partner van [verdachte] .
Uit verschillende tapgesprekken tussen de telefoonnummers [telefoon 9] en [bank 3] op 21 en 27 november 2018 is te horen dat NNvrouw 8281 NNman 1175 ‘mijn man’ of ‘ [verdachte] ’ noemt.
Onder [medeverdachte] is een telefoon in beslaggenomen en onderzocht. In de contacten stonden diverse telefoonnummers vermeld, waaronder onder ‘ [verdachte] ’ en onder ‘mein numer’; het telefoonnummer [bank 3] . Voorts was er een gemist telefonisch contact via Whats-app te zien tussen het nummer [nummer 1] met het telefoonnummer [nummer 2] (owner).
Uit een tapgesprek op 9 december 2018 op TA006, sessienummer 567 waarin door NNV3517 gebeld wordt naar NNM 1175 blijkt uit de verkeersgegevens dat NNV3517 dan aanstraalt op een GSM-mast aan de [straat 3] te Breda. Dit is nabij het [ziekenhuis] te Breda. In het gesprek zegt NNM1175 dat de politie bij hem naar boven is gekomen. [verdachte] was op dat moment naar aanleiding van een openlijke geweldpleging als slachtoffer opgenomen in het ziekenhuis [ziekenhuis] te Breda. Op 9 december 2018 heeft [verdachte] in het ziekenhuis tegen twee verbalisanten verklaard dat hij bereikbaar is op het telefoonnummer [telefoon 11] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat
[verdachte]gebruik maakte van het telefoonnummer
[bank 3] .
Waar sprake is van telefoongesprekken of het aanstralen van een GSM-mast afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om de telefoon in gebruik bij [verdachte] .
Feit 1 en 2
Feit 20 eindproces-verbaal
Aangeefster [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag slo] 1935) heeft verklaard dat zij op 15 november 2018 omstreeks 10:12 uur bij de [bank 3] pinautomaat in de [winkel 5] te Goirle
€ 250,- had gepind. Na het pinnen zag zij een jong meisje, slank van postuur met halflang donker haar op ongeveer 2 meter bij haar vandaan staan. Thuis ontdekte zij dat ze haar pinpas kwijt was. Ongeveer een week later zag zij op haar [bank 2] rekeningafschrift dat er die dag om 10:39 uur € 1.000,- was gepind bij een pinautomaat van de [bank 2] te Tilburg.Aangeefster verklaarde dat toen zij thuis kwam er twee jonge getinte dames bij de ingang van haar appartementencomplex stonden en met haar de lift in gingen. Op de vraag waar de dames moesten zijn, lieten ze weten een persoon te willen bezoeken op nummer 84, terwijl de nummering niet verder ging dan 53. De dames lieten weten eerst te bellen waar ze moesten zijn en gingen met de lift weer naar beneden. Toen aangeefster naar boven was gegaan kwam ze erachter dat haar pinpas weg was.
Er zijn camerabeelden opgevraagd van de pintransactie op 15 november 2018 om 10:39.03 uur bij de [bank 2] op het [straat 4] te Tilburg. Deze zijn door verbalisant [verbalisant 2] bekeken. Hij verklaart dat op de beelden een vrouwelijke verdachte te zien is. Ze is licht getint, ongeveer 1.60 meter en ongeveer 20-25 jaar. Zij draagt witte schoenen, donker kleurige broek, donkere bodywarmer, grijze trui met lange mouwen, witte gebreide muts met bol bovenop.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden ook bekeken en hierop [medeverdachte] herkend. Hij herkende haar aan de vorm van haar gezicht, haar ogen en aan de moedervlek die rechtsvoor op haar kin zit. Hij zag dat zij een grijze trui met daar overheen een zwarte bodywarmer, een witte muts en grote goudkleurige oorringen droeg. Hij zag dat de zwarte bodywarmer soortgelijk was als die bij (het hierna genoemde) feit 19.
Rondom de tijdstippen van de diefstal van de pinpas en de pintransacties op 15 november 2018 was er telefonisch contact tussen de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] . Uit de mastgegevens volgt dat beide telefoonnummers zich bevonden in het gebied waarin de [winkel 5] te Goirle ligt omstreeks het moment dat aangeefster daar pinde en in het gebied waarin de [bank 2] te Tilburg ligt op het tijdstip dat met de ontvreemde pas werd gepind.Uit tapgesprekken volgt dat er die dag rond 10:13 uur onderling telefonisch contact was en [medeverdachte] aan [verdachte] vroeg waar ze naar toe moest komen.
Feit 3 en 4
Feit 22 eindproces-verbaal
Aangeefster [slachtoffer 2] (geboren op [datum] 1943) heeft verklaard dat zij op 24 november 2018 omstreeks 13:04 uur gepind heeft bij [winkel 3] te Waalwijk. Toen zij omstreeks 13:30 uur wilde pinnen bij de [winkel 6] zag zij dat haar portemonnee, met daarin haar [bank 2] pinpas, verdwenen was uit haar tas. Daarop heeft haar dochter de [bank 2] gebeld en bleek er € 1.250,- van haar rekening te zijn afgeschreven.
[getuige 1] , werkzaam bij de [winkel 3] te Waalwijk verklaarde dat zij door de dochter van aangeefster was gebeld waarna zij de camerabeelden van 24 november 2018 heeft bekeken. Omstreeks 13:03 uur zag zij aangeefster in beeld verschijnen. Meteen nadat aangeefster haar portemonnee had gepakt, zag zij een jonge vrouw in beeld verschijnen. Ze was gekleed in een zwarte muts, donkere sjaal en roze jas met bontkraag. Zij herinnerde zich deze vrouw omdat het haar was opgevallen dat ze haar vreemde vragen had gesteld terwijl aangeefster aan het pinnen was. Nadat aangeefster klaar was met pinnen kwam er een man in beeld gekleed in zwarte jas, pet voorzien van legerprint en een kort drie dagen baardje. [getuige 1] verklaarde dat zij zich herinnerde dat beide personen aangeefster goed in de gaten hebben gehouden toen zij aan het pinnen was.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van [winkel 3] van 24 november 2018 bekeken. Hij zag daarop dat een vrouw met beige kleurige jas, donkere muts en donkere shawl rechts van aangeefster ging staan. Hij herkende de vrouw als [medeverdachte] . Hij herkende haar omdat hij meerdere camerabeelden van haar had gezien in een onderzoek naar meerdere diefstallen in vereniging voorafgegaan door een babbeltruc. Hij zag dat op het moment dat aangeefster haar pincode intoetste [medeverdachte] de verkoopster afleidde door vragen aan haar te stellen en een man van achter aangeefster uit in beeld kwam lopen. Deze man droeg een legergroene baseball cap op zijn hoofd en had een zwarte jas aan en baardgroei. Verbalisant [verbalisant 1] herkende deze man aan zijn gezicht, postuur en kleding als zijnde [verdachte] .
Op 24 november 2018 om 13:57 uur werd er bij de [bank 2] aan de [straat 5] te Waalwijk door een onbekend gebleven persoon € 1.250,- gepind.
Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] telefonisch contact had rond de tijdstippen van de diefstal op 24 november 2018 met een nummer eindigend op - [nummer 3] . Uit de mastgegevens volgt dat het telefoonnummer van [verdachte] de GSM-mast aanstraalde in het gebied waarin [winkel 3] is gelegen omstreeks het moment dat de pinpas van aangeefster is gestolen en dat zijn telefoonnummer ook de GSM-mast aanstraalde in het gebied waarin de [bank 2] te Waalwijk zich bevindt omstreeks het tijdstip dat met de ontvreemde pas werd gepind.
Feit 5 en 6
Feit 16 eindproces-verbaal
Aangeefster [aangeefster] (geboren op [datum ] 1939) heeft mede namens haar man [slachtoffer 3] (geboren op [datum ] 1936) aangifte gedaan van diefstal uit haar auto op 16 november 2018. Zij woont samen met haar man in Bladel en ging die dag samen met haar man boodschappen doen bij de [winkel 1] in Hapert. Om 13:02 uur hebben zij bij de [winkel 1] een pinbetaling gedaan en om 13:34 uur hebben zij een pinbetaling bij de [winkel 7] gedaan. Thuis aangekomen werden zij op de oprit aangesproken door twee dames en een heer die vroegen waar de manege was omdat een van de dames daar moest solliciteren. De heer [slachtoffer 3] heeft aangeboden hen met de auto naar de manege in Hapert te brengen, waarna de twee dames in de auto stapten. Bij de bijrijdersstoel (waarop de dame die moest solliciteren plaatsnam) lag de tas van [slachtoffer 3] met daarin zijn portemonnee met pinpas. De dames zijn voordat [slachtoffer 3] kon vertrekken weer uitgestapt en zeiden dat ze met de bus zouden gaan. Omstreeks 15:45 uur kwam [slachtoffer 3] er achter dat zijn pinpas weg was en zag hij op internetbankieren dat er € 500,- van zijn rekening was afgeschreven.
Diezelfde middag was er om 14:30 uur in Hilvarenbeek bij [bank 3] aan de Geldersestraat 52 een bedrag van € 100,- gepind en om 14:48 uur was in Tilburg bij [bank 3] aan het [adres ] € 400,- gepind met de pinpas van [slachtoffer 3] .
De man was 1.70 meter lang, slank postuur, zwart sluik haar en gekleed in een donkere broek. De eerste vrouw was 1.55 meter en had een slank postuur, sluik zwart haar, bij elkaar in een staart gebonden, was licht getint en gekleed in een lichte jas, lichte das en lichte hoog model muts met een punt, ecru kleurig. De vrouw die moest solliciteren was iets jonger ogend dan de andere twee, niet groter dan 1.55 meter, had een slank postuur en was eveneens licht getint, gekleed in een zwarte jas tot op de knie en een strakke zwarte broek met aan de zijkanten een witte bies.
Er zijn camerabeelden gemaakt van de pintransactie bij de [bank 3] aan de [adres ] in Hilvarenbeek om 14:30 uur. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden bekeken en zag dat een blanke vrouw, 1.50 - 1.60 meter, donkerkleurige muts, lichtkleurig vest, lichtkleurige sjaal, donker shirt, donkere broek en donkere schoenen de pintransactie deed.
Van de pintransactie om 14:48 uur te Tilburg zijn eveneens camerabeelden gemaakt. Deze zijn bekeken door verbalisant [verbalisant 1] . Hij verklaart ‘ik herken [medeverdachte] aan haar ogen en de vorm van haar neus. Ik zie dat de verdachte een zwarte muts op heeft en een beige shawl voor haar mond draagt. Ik zie dat zij een grote gouden oorring in haar oor draagt’.
Rondom de tijdstippen van de diefstal van de pinpas en de pintransacties straalden de nummers van [medeverdachte] en [verdachte] aan op GSM-masten in Hapert (waar door aangever boodschappen werd gedaan), in Bladel (waar aangeefster woont) en in Hilvarenbeek en Tilburg (waar met de ontvreemde pas werd gepind) en hadden de nummers ook onderling contact.
Uit een tapgesprek volgt dat [medeverdachte] op 16 november 2018 om 14:26 uur wordt gebeld door [verdachte] en [medeverdachte] hem vraagt ‘of zij het hebben’. Uit de mastgegevens bij dit gesprek blijkt dat beide nummers aanstralen op een GSM-mast aan de [adres ] te Hilvarenbeek en dat de geldautomaat van [bank 3] aan de [adres ] binnen het zendbereik van deze GSM-mast ligt.
Feit 17 eindproces-verbaal
Aangeefster [slachtoffer 4] (geboren op [datum ] 1935) heeft aangifte gedaan van de diefstal van haar pinpas en van geld. Zij verklaarde dat zij op 17 november 2018 om 12:37 uur met haar pinpas had afgerekend bij de Aldi in Nijmegen. Kort daarna bleek er geld afgeschreven van haar rekening. Op de afschriften zag zij dat de volgende bedragen waren afgeschreven:
- € 100,- van [bank 3] [adres ] (Nijmegen) om 13:06 uur
- € 300,- van [bank 3] [adres ] (Nijmegen) om 13:08 uur
- € 300,- van [bank 3] [adres ] (Nijmegen) om 13:09 uur
- € 300,- van [bank 3] [adres ] (Nijmegen) om 13:09 uur
- € 1.009,- transactie MUA138 Terminal PV3B9 ( [bank 4] [adres ] Nijmegen) om 13:15 uur.
Op beelden van de [bank 1] is te zien dat op 17 november 2018 om 13.13.58 uur een man de bank binnen komt. Hij draagt een blauwe parkerjas met capuchon, een groene sjaal, een petje met legerprint, een blauwe jeans en blauwe sneakers. Hij heeft een stoppelbaardje.Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden ook bekeken en hij herkent de man (afbeelding 9) als [verdachte] . Hij herkent hem aan zijn gezicht, postuur en kleding. Hij verklaart dat hij de legergroene pet ook in andere zaken van zakkenrollerij gezien heeft waar [verdachte] en [medeverdachte] bij betrokken waren (feit 19 en feit 21 eindproces-verbaal). Tevens heeft hij in november 2018 een zaak onderzocht met betrekking tot openlijke geweldpleging waar ook [verdachte] bij betrokken was, waarbij hij beelden heeft bekeken van een feest waarbij [verdachte] en [medeverdachte] ook in beeld kwamen.Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beelden ook bekeken. Het viel haar op dat de man op de beelden een soortgelijke baseballpet met legerprint en soortgelijke donkere sneakers met wit vlak bij de zool, droeg, als de persoon op de camerabeelden behorend bij feit 21.Doordat zij het gezicht
van deze man niet goed kan zien op de beelden kon zij geen proces-verbaal van herkenning opmaken.
Rondom de tijdstippen van de diefstal van de pinpas en de pintransacties op 17 november 2018 is er telefonisch contact tussen de nummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] .
Uit de tapgesprekken volgt dat op 17 november 2018 om 12:13.47 uur de nummers met elkaar contact hebben en spreken over geld en bedragen: (..) ‘Ik wist het niet wat ik moest doen.. ga ik nu zeshonderd.’ Of negenhonderd’, ‘Ja, of negenhonderd.. toen heb ik geprobeerd en toen gaf hij niet, toen heb ik duizend gedaan en toen heb ik ontvangen.’(..) ‘Ik, dacht eerst even vijfhonderd en dan zeshonderd.. en toen driehonderd.. heeft me gegeven.. het geld. Dan is het geregeld.. ik zweer op me kinderen .. vanavond.. van .. het geld.’
Beide telefoonnummers straalden de GSM-masten aan in het gebied waarbinnen ook de geldautomaten zich bevinden waar met de gestolen pinpas werd gepind ten tijde van deze transacties (te weten om 13:06.14 uur het gebied waarbinnen de [bank 3] ligt en om 13:13.58 uur het gebied waarin de [bank 4] bank ligt).
Feit 19
Aangeefster [slachtoffer 5] (geboren op 9 juli 1943) heeft aangifte gedaan van zakkenrollerij/tassenrollerij op 21 november 2018 tussen 12:25 uur en 12:50 uur. Zij was die dag met haar man bij het [ziekenhuis] Ziekenhuis in Nijmegen. Aangeefster had daar met de [bank 3] betaalpas de parkeerkaart afgerekend. Tijdens het doen van de betaling stond er een grote, blanke forse man van ongeveer 50 jaar oud dichtbij haar. Eenmaal thuis aangekomen ontdekte ze dat haar portemonnee niet meer in haar tas zat en er geld van haar betaalrekening was afgehaald. Er was drie keer gepind te weten om:
-
12:44 uur bij de [bank 3] pinautomaatgelegen aan de [adres ] (Nijmegen), € 600,-;
- 12:44 uur bij de [bank 3] pinautomaatgelegen aan de [adres ] (Nijmegen), € 400,-;
- 12:49 uur bij de MUA pinautomaat-138 gelegen in Nijmegen ( [bank 4] , [adres ] ) € 1.009,-.
Op camerabeelden van het ziekenhuis is te zien dat er op 21 november 2018 om 12:20.24 uur een vrouw met een muts op haar hoofd staat te wachten en een man met een rode bodywarmer aan en een pet op, op een bankje, zit te wachten. Om 12:27 uur staat aangeefster met haar man bij de betaalautomaat. De man (met rode bodywarmer) staat dicht achter hen en staat zelfs een beetje op zijn tenen. Als aangeefster met haar man bij de automaat wegloopt, lopen de man en vrouw achter aangeefster en haar man aan. De vrouw loopt heel dicht achter aangeefster en haar man.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden van het ziekenhuis bekeken. Hij ziet op de beelden dat er twee mensen bij een parkeerautomaat staan en dat daar de pincode wordt afgekeken waarna de slachtoffers worden gevolgd. De vrouw draagt een beige jas met hierover heen een zwarte bodywarmer en een donkerblauwe/ paarse Shawl en een zwarte muts met bont (pilotenmuts). Hij herkent hierop [verdachte] en zie dat naast hem [medeverdachte] [verdachte] staat. Hij herkent haar aan de vorm van haar gezicht.Verbalisant [verbalisant 3] zag op deze beelden dat er een jong stel, bestaande uit een man en vrouw zich minuten lang ophielden bij de betaalautomaten van genoemde parkeerplaats. Hun gedrag viel me direct op,
aangezien ze geen betalingshandelingen uitvoerden bij de parkeerautomaten, maar juist de
personen die kwamen betalen aandachtig bekeken. Ze herkende de man die een baseballpet op had met legerprint motief, die gekleed was in rode jas/bodywarmer met
donkergekleurde mouwen, sjaal om de nek voorzijde geknoopt/lus, lichtkleurige broek en
donkerkleurige sneakers met wit vlak bij de zool als [verdachte] aan zijn gezicht, aan de licht baardgroei, aan zijn ogen en oogopslag, aan zijn postuur en houding. Verder viel het haar op dat een soortgelijke baseballpet met legerprint en soortgelijke
donkere sneakers met wit vlak bij de zool, die hij droeg, tevens werd gedragen door de
persoon op de camerabeelden, behorende bij feit 17 in dit dossier. Daarnaast zag zij deze soortgelijke pet wederom op de beelden, behorende bij feit 21.
Op beelden van de [bank 4] te Nijmegen is te zien dat op 21 november 2018 om 12:48 uur een man met een bodywarmer aan en een pet op bij de bank binnen komt. De man stopt een oranje pasje in de automaat en voert handelingen uit, hij haalt een aantal keren iets met zijn rechterhand uit de automaat en stopt dit in zijn zwarte tas. De man krijgt vervolgens tot tweemaal toe het pasje terug en een bon en gaat weg.Er blijken die dag om 12:50 uur en 12:51 uur bij de [bank 4] en om 12:54 uur bij de [bank 2] , op het [adres ] te Nijmegen, mistransacties te hebben plaatsgevonden met het bankrekeningnummer van aangeefster.
Op de beelden van de [bank 2] is te zien dat op 21 november 2018 om 12:55 uur een persoon met een zwarte bodywarmer aan en een muts op handelingen verricht bij de pinautomaat. Er wordt gekozen voor een bedrag van € 250,- maar dit gekozen bedrag is boven de limiet.
Uit de historische telefoongegevens volgt dat er om 12:45 uur telefonisch contact is tussen de nummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] . Op dat moment stralen beide telefoonnummers de GSM-mast aan van het gebied waarin de [bank 3] ( [adres ] ) te Nijmegen ligt. Het [adres ] is op zeer kort afstand van de [adres ] in Nijmegen.
Feit 21 eindproces-verbaal
Aangeefster [slachtoffer 6] (geboren op [datum ] 1932) heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee. Zij verklaarde dat zij op 23 november 2018 in de ochtend bij de [bank 3] aan de [adres ] te Den Bosch was geweest om te pinnen. Naast haar stonden een man en een vrouw. Vervolgens is ze naar de [winkel 4] gegaan om boodschappen te doen. Ze had haar portemonnee onder in haar rollator gelegd. Daarna is zij naar de [winkel 3] gegaan. Toen ze in de [winkel 3] bij de kassa kwam, zag zij dat haar portemonnee weggenomen was. De medewerkster bij de [winkel 3] had haar verteld dat ze een man, klein van postuur en met pet, en een vrouw, bij haar in de buurt had zien staan. Er was € 930,- van haar rekening afgeschreven. Dit geld was gepind bij de [bank 3] te Den Bosch.
Op camerabeelden van de [bank 3] is te zien dat om 10:09 uur aangeefster in beeld staat en om 10:10.05 uur een man binnen komt lopen, in het blauw gekleed. Hij draagt een rode bodywarmer en daaronder en vest of jas met de opdruk “Morata”, de linkermouw heeft twee opvallende brede lichtgekleurde strepen onder de elleboog. Hij heeft een baard en draagt een pet met gevlekte groene legerprint en blauwe sportschoenen. Hij staat in de rij achter aangeefster en lijkt te bellen. Zijn blik blijft telkens gericht op aangeefster en de pinautomaat.
Op de camerabeelden van de [winkel 4] , gevestigd in winkelcentrum de [adres ] in Den Bosch is om 10:19 uur te zien dat aangeefster binnen komt lopen. Om 10:20 uur komt dezelfde man binnen gelopen die bij de [bank 3] achter aangeefster stond. Hij is nu in gezelschap van een vrouw. Ze draagt een donkere muts, halflange lichtkleurige jas, donkere jeans donkere sjaal en lichtkleurige sportschoenen. Op de beelden van de [winkel 3] is te zien dat deze man en vrouw niet lang na aangeefster de [winkel 3] binnen komen. De man en vrouw passeren de kassa zonder iets te kopen.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beelden bekeken en zij herkende deze man als [verdachte] . Zij herkende hem aan zijn gezicht, aan de lichte baardgroei, aan zijn ogen en oogopslag, aan zijn postuur en zijn houding. Verder viel het haar op dat hij een soortgelijk baseballpetje met legerprint droeg als bij feit 19.
Om 10:49 uur is op de beelden van de [bank 3] te zien dat aan de buitenzijde bij de bank een man bij de pinautomaat stil komt staan en handelingen uitvoert. Hij draagt een donkere pet, donkere jas een lichte jeans en donkere schoenen.
Uit de mastgegevens blijkt dat het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] om 10:13.13 uur de GSM-mast aan de [adres ] te Den Bosch aanstraalde.Om 10:49.53 uur straalde dit nummer eveneens een GSM-mast aan van het gebied waarin ook de [bank 3] ligt. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] straalde om 10:13.43 een GSM-mast aan gelegen in het gebied waarin ook de [bank 3] ligt. Ook hadden de telefoonnummers onderling contact rondom de tijdstippen van de diefstal en de pintransacties.
De bewijsoverwegingen
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich zes keer schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een pin- of bankpas (feit 1, 3 en 5 op de tenlastelegging). Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] herhaaldelijk geld heeft weggenomen uit geldautomaten, namelijk bij de (tenlastegelegde) feiten 2, 4 en 6. Daarbij is steeds gebruik gemaakt van een valse sleutel, namelijk de gestolen pinpas en de daarbij behorende afgekeken pincode.
Werkwijze
Uit de verschillende incidenten komt een duidelijk patroon naar voren. Alle slachtoffers merkten op enig moment dat zij (hun portemonnee met daarin) hun bankpas kwijt waren. Op de dag van vermissing bleek er meteen veel geld van hun rekening te zijn afgeschreven door pintransacties. De dader(s) had(den) dus kennelijk de beschikking over de bankpas en kennis van de pincode. De slachtoffers hadden allemaal kort voordat zij hun bankpas kwijt waren nog gepind. Dit was bij het afrekenen van boodschappen, een parkeerkaart of het opnemen van geld bij een pinautomaat. Bij een aantal feiten is door verbalisanten op de camerabeelden waargenomen dat het erop lijkt dat er wordt meegekeken bij het pinnen (feit 19, 21 en 22). De rechtbank acht het aannemelijk dat dit in de andere gevallen waarin geld is opgenomen (feit 16, 17 en 20) ook is gebeurd, nu de kans dat op goed geluk de juiste pincode wordt ingetoetst zéér klein is. Opvallend is ook dat bij een aantal feiten na het pinnen door de aangevers er bewust en eveneens onder valse voorwendselen contact met hen is gezocht met het kennelijke doel de bankpas te ontvreemden. Verder valt op aan de werkwijze dat de uitgekozen slachtoffers steeds 75 jaar of ouder zijn. Dit duidt op het kennelijk doelbewust en op doordachte wijze uitkiezen van een bijzondere kwetsbare doelgroep als slachtoffer, namelijk ouderen.
Betrokkenheid verdachte
In de gevallen waarin een signalement van de mannelijke verdachte is gegeven, dan komen deze signalementen grotendeels overeen voor wat betreft het postuur, de haarkleur en de leeftijd en sluiten deze [verdachte] niet uit. In vier gevallen (feit 17, 19, 21 en 22) is [verdachte] door verbalisanten herkend op camerabeelden of op foto’s ten tijde van het (vermoedelijk) afkijken van de pincode en/of op momenten dat er met de gestolen pinpas werd gepind. Ook wordt bij een aantal feiten dezelfde kleding herkend door de verbalisanten die de beelden hebben uitgekeken.
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de herkenningen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verbalisanten steeds onderbouwen hoe zij tot hun herkenning zijn gekomen, waarbij zij ook specifieke gezichtskenmerken beschrijven. De raadsman heeft ter betwisting hiervan slechts in algemene bewoordingen verweer gevoerd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is om aan de betrouwbaarheid van de herkenningen te twijfelen. [verdachte] is door verbalisanten stellig en zonder enig voorbehoud herkend. Uit het dossier is af te leiden dat de verbalisanten het ook aangeven als zij niet tot een herkenning van een verdachte kunnen komen (zoals bij feit 15 door verbalisant [verbalisant 1] en bij feit 17 door verbalisant [verbalisant 3] ). De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen en passeert dit verweer van de verdediging.
Voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat steeds dezelfde werkwijze is toegepast, zoals hierboven is beschreven. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er steeds zeer korte tijd zit tussen het kennelijk afkijken van de pincode, de diefstal van de pinpas en het opnemen van geld met de gestolen pinpas en bijbehorende pincode. Hoewel er geen wegnemingshandelingen van de bank- of pinpassen door [verdachte] en de medeverdachte(n) te zien zijn op de camerabeelden of anderszins terzake daarvan rechtstreeks bewijs voorhanden is, acht de rechtbank tevens bewezen dat (de portemonnee met daarin) de pinpas steeds (mede) door hen zijn weggenomen. Het gebruik van de pinpas impliceert immers dat de dader zich daarover de macht heeft verschaft. De rechtbank hecht hierbij grote waarde aan het feit dat de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte] nagenoeg telkens GSM-masten aanstralen in het zendgebied waarvan en rond de tijdstippen waarop de diefstal van de pinpas is gepleegd en er met de gestolen pinpas werd gepind, ook in die gevallen dat er kort na elkaar op verschillende plaatsen werd gepind. Ook blijkt er veelvuldig telefonisch contact te zijn geweest tussen deze nummers rondom de tijdstippen van de diefstal van de pinpas en de pintransacties met de gestolen pinpas. Daar komt nog bij dat de inhoud van een aantal (tap)gesprekken de tenlastegelegde gedragingen ondersteunt.
De voormelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, duiden erop dat het [verdachte] is geweest die (in de meeste gevallen met [medeverdachte] ) steeds bij de diefstallen van de bankpassen en het pinnen aanwezig is geweest. Nu [verdachte] hiervoor behalve een kale ontkenning, geen enkele verklaring heeft willen geven, houdt de rechtbank het ervoor dat hij de desbetreffende diefstallen ook daadwerkelijk heeft gepleegd.
Medeplegen
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit genoemde elkaar opvolgende handelingen een nauwe en bewuste samenwerking volgt zoals vereist voor de bewezenverklaring van medeplegen. [verdachte] en de medeverdachte(n) trokken vanaf het begin samen op met het kennelijke doel om met een gestolen pinpas en afgekeken pincode te pinnen. Zij hadden daarbij een wezenlijke rol; door (één van) hen wordt steeds de pincode afgekeken, vervolgens wordt korte tijd later de pin- of bankpas gestolen en met de gestolen pas het geld gepind. Dat verdachte en de medeverdachte(n) niet steeds te zien zijn bij alle handelingen, maakt dit niet anders. Hier is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (het afkijken van de pincode, het zakkenrollen van de portemonnee/pinpas en het pinnen met de gestolen pinpas) hangen naar het oordeel van de rechtbank zo nauw met elkaar samen dat verdachten daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. De rechtbank stelt op basis hiervan dan ook vast dat alle feiten in vereniging zijn gepleegd.