ECLI:NL:RBZWB:2019:5711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
02/129185-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • A. de Weert
  • J. Burgers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige in zorginstelling, meermalen gepleegd door hulpverlener

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak waarbij de verdachte, een hulpverlener, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een veertienjarig meisje in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018, terwijl hij werkzaam was in de nachtzorg, meerdere keren op de kamer van het slachtoffer is geweest en zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en consistent beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek dat sperma van de verdachte op de kleding van het slachtoffer aantoonde. De verdachte heeft ontkend en verschillende alternatieve scenario's gepresenteerd, maar deze werden door de rechtbank als ongeloofwaardig afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en hem ontzet van het recht om als hulpverlener in de gezondheidszorg te werken voor een periode van 5 jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/129185-19
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1983 te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [adres verdachte]
raadsvrouw mr. F.L. Donders, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018 te Breda, met [slachtoffer] geboren op [geboortedag slachtoffer] 2004 die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende hij, verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- een of vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018 te Breda, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of
- de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018, meermalen meerdere ontuchtige handelingen heeft verricht met de destijds veertienjarige [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ). De ontuchtige handelingen bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam door zijn penis en een of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] te brengen en de schaamstreek van [slachtoffer] te betasten. De officier van justitie baseert zich met name op het informatief gesprek met de ouders van [slachtoffer] , de studioverhoren van [slachtoffer] , de NFI-rapporten over onderzoek aan slaapkleding van [slachtoffer] en de op de gsm van verdachte aangetroffen seksuele foto’s met [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde en verzoekt verdachte integraal vrij te spreken. De bewijsmiddelen sluiten namelijk de door verdachte genoemde alternatieve scenario’s voor zijn sperma op ondergoed van [slachtoffer] niet uit. Het sperma van verdachte zou dan ook anders dan door seks met [slachtoffer] op haar kleding kunnen zijn gekomen. Het standpunt van verdachte dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, wordt bovendien ondersteund door het feit dat geen enkele collega van verdachte in de tenlastegelegde periode iets heeft gemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 22 oktober 2018 heeft [slachtoffer] aan een begeleider bij [zorginstelling] een brief en een schrijfopdracht gegeven. In de brief heeft [slachtoffer] beschreven dat verdachte op 19, 20 en 21 oktober 2018 tijdens de nachtdienst op haar kamer is gekomen. Op 19 oktober 2018 heeft hij haar broek en ondergoed een stukje omlaag gedaan en gewreven over het plekje waarbij zij opgewonden kon worden. Daarna was hij weer weg gegaan. Later die nacht kwam verdachte terug. [slachtoffer] moest haar broek naar beneden doen en verdachte ging toen met zijn penis in haar. Hierna merkte zij dat er wit spul in haar ondergoed kwam toen zij naar de wc ging. Ditzelfde gebeurde ook op 20 oktober 2019. Op 21 oktober 2018 ging verdachte zonder te vragen in de broek van [slachtoffer] . Ook deze keer wreef hij weer. Hij ging ook met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] . Hierna ging hij voor een derde keer met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] . [1] Naar aanleiding van deze melding gedaan door [slachtoffer] zelf, is door de moeder van [slachtoffer] aangifte gedaan. Hieruit blijkt dat [slachtoffer] is geboren op [geboortedag slachtoffer] 2004 en dat zij verblijft bij [zorginstelling] te Breda. [2]
Twee slips en de pyjamabroek die [slachtoffer] op de bovengenoemde dagen heeft gedragen zijn veiliggesteld. [3] Het NFI heeft onderzoek verricht aan één van de slips (AALP6112NL) van [slachtoffer] . In bemonstering AALP6112NL#1 van die slip is sperma aangetroffen. Er is DNA-onderzoek gedaan en hieruit bleek dat het sperma afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man overeenkomt met het DNA-profiel van het sperma is kleiner dan één op één miljard. [4]
Later zijn ook de tweede slip en de pyjamabroek van [slachtoffer] onderzocht door het NFI. Hierop zijn meerdere spermasporen aangetroffen. Op de locatie van de pyjamabroek die overeenkomt met de locatie van AALP6112Nl#01 op de als eerste onderzochte onderbroek zijn op de binnenkant en de buitenkant van de pyjamabroek spermasporen aangetroffen.
Op basis van DNA-onderzoek aan de bemonsteringen op de tweede slip en de pyjamabroek is vervolgens geconcludeerd dat diverse onderzochte bemonsteringen sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. Daarbij zijn de verkregen DNA-profielen 1 miljard keer waarschijnlijker als waar is dat de bemonstering sperma van verdachte [verdachte] bevat en DNA van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer de bemonstering sperma van een willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante, man bevat en DNA van slachtoffer [slachtoffer] . [5]
Daarnaast heeft de politie de inhoud van de telefoon van verdachte onderzocht. Op de telefoon zijn onder andere een aantal foto’s aangetroffen waarvan de inhoudelijke afbeelding vrijwel niet zichtbaar was. Door digitale bewerking is in eerste instantie alsnog de inhoud van met name twee van die foto’s zichtbaarder geworden waar [slachtoffer] iets vast heeft met haar rechterhand. Op de pro-formazitting van 6 september 2019 heeft verdachte al erkend dat de ter zitting getoonde digitaal bewerkte foto’s van [slachtoffer] in haar pyjama zijn. [6] Daarna zijn met name voornoemde twee foto’s door de politie digitaal verder bewerkt en is er ook nog de inhoudelijke afbeelding van een andere vrijwel geheel donkere foto zichtbaar geworden. Deze foto’s zijn op een dvd aan de rechtbank verstrekt en door de rechtbank toegevoegd aan het dossier.. Verdachte heeft ter zitting van 4 december 2019 verklaard dat ook hij denkt dat het [slachtoffer] is die te zien is op die derde foto op de verstrekte dvd. [7] De rechtbank heeft geval op een van die verder digitaal bewerkte twee foto’s, waarop [slachtoffer] iets vast heeft met haar rechterhand, waargenomen dat dat een stijve penis met een ontblootte eikel is. Op een derde foto heeft de rechtbank waargenomen dat [slachtoffer] zichtbaar is met haar Feyenoord pyjamashirt aan, maar met een ontbloot onderlichaam en een gebogen been waardoor haar schaamstreek zichtbaar is. Ook verdachte herkent daarin [slachtoffer] . [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij [zorginstelling] in de nachtzorg werkte. [9] Hij is in het weekend van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018 meerdere keren op de kamer van [slachtoffer] geweest. [10]
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verklaring van de veertienjarige [slachtoffer] geloofwaardig en authentiek is. [slachtoffer] heeft haar verhaal verteld aan haar begeleider, aan haar moeder en stiefvader en aan de politie. Zij heeft consistent verklaard en veel details genoemd. Bovendien blijkt op geen enkele wijze dat zij verdachte en zijn handelingen slechter heeft willen afschilderen dan ze feitelijk waren. Sterker nog, zij heeft verklaard dat verdachte er ook rekening mee hield als zij iets niet wilde. De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien bevestigd door de aangetroffen spermasporen van verdachte op haar slips en pyjamabroek en door de seksuele foto’s met [slachtoffer] op de telefoon van verdachte.
De rechtbank wordt in haar conclusie dat de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en authentiek is, verder nog gesterkt door het volgende. [slachtoffer] heeft op 20 november 2018 verklaard dat verdachte zijn telefoon pakte toen zij met haar T-shirt aan maar zonder broek op haar bed lag. Haar voeten waren toen op het bed en haar knieën waren omhoog. [slachtoffer] dacht dat verdachte op dat moment een foto maakte zonder flits. De rechtbank stelt vast dat precies deze houding terug is te zien op de laatst aangehaalde opgehelderde foto die op de telefoon van verdachte is aangetroffen. Opvallend is hierbij dat de politie deze foto pas na de digitale bewerking op 31 oktober 2019 heeft gevonden. Toen [slachtoffer] bijna een jaar daarvoor haar verklaring aflegde, kon zij onmogelijk weten dat zij ook daadwerkelijk precies in deze houding op een foto in de telefoon van verdachte zou staan, tenzij die opname ook tijdens het door haar aangegeven misbruik is gemaakt, zoals zij vermoedde.
Hoewel het maken van deze foto geen onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging, leidt de ontdekking van de foto in combinatie met voorgaande verklaring er toe dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] over het tenlastegelegde des te geloofwaardiger vindt.
Verdachte heeft voor de spermasporen uiteindelijk vier alternatieve scenario’s gegeven. Die zijn allemaal gebaseerd op zijn politieverklaring na zijn tweede aanhouding dat hij in de tijd dat hij bij [zorginstelling] werkte, tientallen keren heeft gemasturbeerd. Dit zou [slachtoffer] volgens verdachte niet hebben geweten. Voor de foto’s heeft verdachte pas op zitting alternatieve scenario’s gegeven. De eerst ontdekte twee foto’s waarop [slachtoffer] iets vast houdt, zijn per ongeluk gemaakte foto’s toen hij op zijn telefoon wilde kijken hoe laat het was en de als laatste genoemde opgehelderde foto lijkt hem een foto van een foto.
De rechtbank constateert dat verdachte deze alternatieven telkens pas heeft benoemd op het moment dat hij met het betreffende bewijs werd geconfronteerd. Verdachte heeft verder geen eenduidige verklaring afgelegd, maar slechts een aantal scenario’s geschetst die mogelijk de oorzaak zouden kunnen zijn van het aantreffen van het sperma en de foto’s op zijn telefoon. Daarbij heeft verdachte zelfs gesuggereerd dat [slachtoffer] er zelf voor verantwoordelijk zou zijn dat het sperma op de kleding terecht is gekomen. Deze verschillende scenario’s worden niet ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Daarentegen wordt de geloofwaardige en consistente verklaring van [slachtoffer] wel ondersteund met andere bewijsmiddelen uit het dossier. De rechtbank schuift deze zogenaamde alternatieve scenario’s van verdachte dan ook als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meerdere tijdstippen in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018 te Breda, met [slachtoffer] geboren op [geboortedag slachtoffer] 2004 die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende hij, verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en een vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en
- de schaamstreek van die [slachtoffer] betast.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 36 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient hierop in mindering te worden gebracht. Aan de voorwaardelijke straf dienen naast de algemene voorwaarde ook als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod als genoemd in de schorsingsvoorwaarden te worden verbonden. Verzocht wordt het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast vordert de officier van justitie verdachte voor vijf jaar te ontzetten uit de uitoefening van het werk als hulpverlener in de gezondheidszorg dan wel maatschappelijke zorg.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een bewezenverklaring rekening te houden met het feit dat verdachte net vader is geworden en dat de vriendin van verdachte te kampen heeft met verlatingsangst. Daarom wordt verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zou een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf opgelegd kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] is een meisje met onder andere een autismespectrumstoornis en hechtingsproblematiek. Door de daaruit voortvloeiende gedragsproblemen kan zij niet thuis bij haar ouders wonen en is zij al vanaf haar zesde uit huis geplaatst. Na een aantal overplaatsingen verbleef [slachtoffer] in een gesloten setting bij [zorginstelling] in Breda toen verdachte in oktober 2018 seksueel misbruik van haar maakte. Hij is daarbij meermalen bij haar binnengedrongen en klaargekomen.
Als een van haar nachtverzorgenden bij [zorginstelling] was verdachte bekend met de kwetsbaarheid van [slachtoffer] . In plaats van haar de zorg en veiligheid te bieden waarvoor ze bij [zorginstelling] is ondergebracht, heeft verdachte de toen 14-jarige [slachtoffer] gebruikt om zijn seksuele lust kwijt te kunnen. Hij heeft de als veilig bedoelde afzondering van haar slaapkamer misbruikt om zich meermalen ongezien aan een kwetsbare en minderjarige cliënte te kunnen vergrijpen.
Verdachte heeft daarmee allereerst een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft daarnaast ook haar ouders enorm veel pijn en verdriet bezorgd. Zij moesten de zorg voor hun kind al noodgedwongen uit handen geven om vervolgens te constateren dat [zorginstelling] voor hun dochter geen veilige zorgplek was. Hun reeds beschadigde dochter is daar beschadigd door verdachte die juist moest bijdragen aan het welzijn van hun kwetsbare kind.
Door zijn seksueel misbruik van een cliënte heeft verdachte ook het door zorginstelling [zorginstelling] in hem gestelde vertrouwen diep geschaad. Het zorgt bovendien voor onrust bij iedereen in de samenleving die voor de zorg van naasten afhankelijk is van een dergelijke instelling. Tot slot moet het voor alle andere [zorginstelling] -medewerkers, die wel integer zorg verlenen, een grote schok zijn te constateren dat hun voormalige collega een wolf in schaapskleren blijkt te zijn geweest.
Verdachte heeft bij de politie en de rechtbank steeds ontkend. Sterker nog, volgens verdachte heeft [slachtoffer] hem bewust een loer gedraaid. Deze volstrekt ongepaste beschuldiging heeft hij ook volgehouden op de zitting van 4 december 2019, die door [slachtoffer] werd bijgewoond achter het glas van de publieke tribune en vergezeld door een begeleidster. De rechtbank constateert dan ook dat verdachte tot het laatst toe geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde seksueel misbruik en dat steeds ten koste van [slachtoffer] .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet in het prille vaderschap van verdachte geen aanleiding die onvoorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Ook overigens zijn geen strafverminderende omstandigheden gebleken.
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is, met een proeftijd van twee jaar en de voorwaarden zoals gevorderd. Daardoor kan de reclassering verdachte na detentie bijstaan en begeleiden en blijft [slachtoffer] ook na die detentie nog geruime tijd gevrijwaard van contact met verdachte. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in de door de officier van justitie gevorderde dadelijk-uitvoerbaarverklaring van het reclasseringstoezicht, gelet op het herleven van de voorlopige hechtenis van verdachte en de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe zal de rechtbank dan ook niet overgaan.
Tot slot zal de rechtbank verdachte voor de duur van vijf jaar ontzetten van het recht een hulpverlenend beroep uit te oefenen in de maatschappelijke zorg of gezondheidzorg. Niet alleen heeft verdachte misbruik gemaakt van de macht die voortvloeide uit zijn functie als hulpverlener bij [zorginstelling] , maar hij heeft daar tot op heden ook geen openheid van zaken over gegeven. Daardoor is onbekend gebleven wat dit gedrag van verdachte heeft veroorzaakt en kan geen antwoord worden gegeven op de vraag of, en zo ja hoe, herhaling in de toekomst voorkomen kan worden. Het belang van potentiële slachtoffers om zich niet aan verdachte als hulpverlener te hoeven toevertrouwen, vereist naar het oordeel van de rechtbank dan ook de ontzetting voor deze duur. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven daarop toezicht te houden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert een schadevergoeding van € 56.299,00 voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 49,00 ter zake van materiële schade voldoende aannemelijk is gemaakt. Zij zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
[slachtoffer] heeft in totaal € 56.250,00 gevorderd ten aanzien van immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat in zijn algemeenheid bekend is dat schade ontstaat door misdrijven als het bewezenverklaarde feit. Ook in dit geval is aannemelijk dat er sprake is van schade, mede gelet op de persoonlijkheid van [slachtoffer] . Er is echter vooralsnog onvoldoende duidelijk geworden welke schade het bewezen feit voor de toekomst van [slachtoffer] zal hebben. De rechtbank begroot de immateriële schade voor dit moment dan ook op een bedrag van € 10.000,00. Zij is van oordeel dat dit bedrag een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige deel aan immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Immers is voor het vaststellen van de overige immateriële schade nader onderzoek nodig. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen telefoon van verdachte is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van het voorwerp. Immers zijn op de telefoon seksuele foto’s van het minderjarige slachtoffer aangetroffen en het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte gedreigd heeft deze foto’s openbaar te maken indien zij zou verklaren over wat er is gebeurd. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, omdat de foto’s als kinderpornografisch materiaal aangemerkt worden. De rechtbank zal de telefoon dan ook onttrekken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 28, 31,32, 36b, 36c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen één week na het einde van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34, 4819 EW Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2004), zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 250
meter van het verblijfadres van [slachtoffer] , te weten [adres slachtoffer]
;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 250
meter van het adres van de ouders van [slachtoffer] , te weten [adres ouders slachtoffer]
;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 250
meter van de school van [slachtoffer] ;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden:
in de omgeving van [winkelcentrum] , gelegen aan de [adres] te Breda,
in de omgeving van de [winkel] aan de [adres] te Breda en
in de omgeving van het winkelcentrum [naam] aan de [adres] te Breda;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
-
ontzet verdachte van het recht het beroep van hulpverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg uit te oefenenvoor de duur van
5 jaren;
-geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving door de verdachte van de ontzetting van het recht om voornoemde beroepen uit te oefenen voor de duur van deze ontzetting. De verdachte is verplicht medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. Indien de verdachte de ontzetting niet naleeft, doet de reclasseringsinstelling daarvan onverwijld melding aan het Openbaar Ministerie.
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: de telefoon Samsung Sm-G950f met goednummer PL2000-2018250926-1984973;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 10.049,00, waarvan € 49,00 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 10.049,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 85 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. De Weert en mr. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2019.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, met nummer PL2000-2018250926, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, genummerd van pagina 1 tot en met 267.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 101.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 188 en 189.
4.Het NFI-rapport van 5 april 2019 met bijlagen, pagina 200 tot en met 204.
5.Het NFI-rapport van 26 november 2019 met bijlagen, opgenomen als laatste stuk in het ongenummerde aanvullende Dossier onderzoeksvragen ZBRBC19033 Epdidaurus.
6.Proces-verbaal van de zitting van 6 september 2019, pagina’s 2, 3 en 4.
7.De verklaring van verdachte ter zitting van 4 december 2019.
8.Verklaring verdachte ter zitting van 4 december 2019.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 64.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 67 en 68.