ECLI:NL:RBZWB:2019:5897

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
02-226952-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal en oplichting van kwetsbare slachtoffers in Tilburg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2019, staat de verdachte terecht voor meerdere feiten van diefstal en oplichting. De verdachte, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht. De zaak is inhoudelijk behandeld op 12 december 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van portemonnees en geldbedragen van kwetsbare slachtoffers, waaronder ouderen, door gebruik te maken van een babbeltruc. Hij belde aan bij de woningen van de slachtoffers en deed zich voor als iemand die in nood verkeerde, vaak met een verzonnen verhaal over een auto-ongeluk. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de verdachte in een korte periode van tien dagen negen keer heeft toegeslagen, waarbij hij telkens dezelfde modus operandi hanteerde. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 85 heeft gevorderd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-226952-19 + 02-012363-18 (TUL) + 96-082766-17 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 december 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1
hij op of omstreeks 8 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 1] , een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 1] en/of [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 10 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 2] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 3] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 4] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 5] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Tilburg, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] meerdere malen, althans eenmaal heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 200 euro, door met bovenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- aan te bellen bij voornoemde persoon en/of
- te vragen of hij mocht bellen omdat hij, verdachte betrokken was bij een aanrijding en/of (vervolgens/daarbij)
- voornoemde persoon om 50 euro te vragen om zijn verzekering te kunnen betalen en/of
- ( vervolgens/daarbij) (later op de dag) aangever (wederom) om een geldbedrag (150 euro) te vragen om een briefje van 200 euro te kunnen wisselen (zodat hij de eerder geleende 50 euro terug kon betalen);
6
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 5] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 6] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan de [adres 7] een [naam bank] betaalpas en/of geldbedrag van 10 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
hij op of omstreeks 18 september 2019 te Tilburg in of uit een woning gelegen aan het [adres 8] een envelop met een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 750 euro en/of een of meerdere doosje(s) met sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
hij op of omstreeks 18 september 2019 te Tilburg, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 50 euro, door met bovenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- aan te bellen bij voornoemde persoon en/of
- te vragen of hij mocht bellen omdat hij, verdachte betrokken was bij een aanrijding waarbij zijn vrouw en kinderen nog in de auto zaten en/of
- aan voornoemde persoon te vragen of hij mocht bellen en/of gebruik mocht maken van de toilet en/of of hij een glas water kon krijgen en/of (vervolgens) te vragen of hij, verdachte 50 euro kon lenen om een taxi te betalen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen op grond van de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 december 2019;
- de aangifte van [naam 2] (feit 1) [1] ;
- de aangifte van [naam 3] (feit 2) [2] ;
- de aangifte van [naam 4] (feit 3) [3] ;
- de aangifte van [naam 5] (feit 4) [4] ;
- de aangifte van [naam 6] (feit 5) [5] ;
- de aangifte van [naam 7] (feit 6) [6] ;
- de aangifte van [naam 8] (feit 7) [7] ;
- de aangifte van [naam 9] (feit 8) [8] ;
- de aangifte van [naam 10] (feiten 9 en 10) [9] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 8 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 1] , een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 10 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 2] een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 12 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 3] een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 12 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 4] een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
op 13 september 2019 te Tilburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [naam 6] meerdere malen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 200 euro, door met bovenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- aan te bellen bij voornoemde persoon en
- te vragen of hij mocht bellen omdat hij, verdachte, betrokken was bij een aanrijding en vervolgens
- voornoemde persoon om 50 euro te vragen om zijn verzekering te kunnen betalen en
- vervolgens later op de dag aangever wederom om een geldbedrag (150 euro) te vragen om een briefje van 200 euro te kunnen wisselen zodat hij de eerder geleende 50 euro terug kon betalen;
6
op 15 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 5] een portemonnee met inhoud, die toebehoorde, aan [naam 7] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
op 16 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 6] een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [naam 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
op 17 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan de [adres 7] een [naam bank] betaalpas en een geldbedrag van 10 euro, die toebehoorden aan [naam 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
op 18 september 2019 te Tilburg in een woning gelegen aan het [adres 8] een envelop met een geldbedrag van in totaal ongeveer 750 euro en sieraden, die toebehoorden aan [naam 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
op 18 september 2019 te Tilburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [naam 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro, door met bovenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- aan te bellen bij voornoemde persoon en
- te vragen of hij mocht bellen omdat hij, verdachte, betrokken was bij een aanrijding waarbij zijn vrouw en kinderen nog in de auto zaten en
- aan voornoemde persoon te vragen of hij, verdachte, 50 euro kon lenen om een taxi te betalen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 2 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf gematigd zou moeten worden. Verdachte is niet meer de veelpleger van vroeger. De eerdere gevangenisstraf heeft effect gehad, hij heeft jarenlang dit soort feiten niet meer gepleegd. Verdachte heeft oprechte spijt van wat hij gedaan heeft en was blij dat hij was opgepakt. Hij moet de kans krijgen om te laten zien dat het buiten ook goed gaat. De raadsman heeft gewezen op een recent vonnis van de rechtbank Limburg, waarin voor veel meer feiten 24 maanden gevangenisstraf is opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een periode van tien dagen door middel van een babbeltruc negen keer toegang gekregen tot een woning van steeds een bejaard en/of kwetsbaar slachtoffer. Acht slachtoffers zijn tussen de 72 en 92 jaar en een slachtoffer was een vrouw die in een rolstoel zit.
Verdachte gebruikte telkens dezelfde modus operandi (manier van werken). Hij belde aan bij een woning en vertelde het slachtoffer dat hij zojuist een auto-ongeluk had gehad. Hij kon niet verder rijden en vroeg dan of hij mocht bellen en of hij geld mocht om naar huis te komen. In sommige gevallen vertelde verdachte bovendien dat zijn vrouw en kinderen nog in de auto zaten. Hij werd dan vervolgens binnen gelaten en tijdens een moment van onoplettendheid van het slachtoffer, stal verdachte dan geld, sieraden, een portemonnee of pinpassen.
In twee gevallen heeft verdachte geld gekregen van de slachtoffers. In een van die twee gevallen is verdachte later op de dag teruggegaan naar die woning en heeft verzocht om € 150,00. Hiermee kon hij dan een briefje van € 200,00 wisselen en zo de eerder ‘geleende’ € 50,00 terugbetalen. Het slachtoffer is daartoe zelfs met de verdachte meegereden naar de woning van de zogenaamde tante van verdachte. Toen verdachte eenmaal het geld in handen had, is hij uitgestapt, weggelopen en niet meer teruggekomen.
De rechtbank vindt dit uiterst laffe feiten. Verdachte heeft bewust kwetsbare slachtoffers uitgekozen, omdat deze mensen – zoals verdachte zelf heeft verklaard – makkelijker geld geven. Verdachte heeft op schaamteloze en gewetenloze wijze misbruik gemaakt van de goedheid van deze personen en door zo te handelen het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens en de maatschappij beschaamd. De slachtoffers hadden enkel de intentie om iemand in nood te helpen. Door de slachtoffers op slinkse wijze te bestelen of geld af te troggelen, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op hun gevoel van veiligheid. Daar komt nog bij dat verdachte de slachtoffers heeft bestolen in hun eigen woning, waardoor er ook inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Daarmee is bovendien hun gevoel van veiligheid in de eigen woning in het bijzonder aangetast, een plek waar je je bij uitstek veilig hoort te voelen. De rechtbank neemt het verdachte ten zeerste kwalijk dat hij zich kennelijk enkel heeft laten leiden door zijn eigen problemen en op een makkelijke manier geprobeerd heeft om aan geld te komen, zonder rekening te houden met de gevolgen. De brutaliteit waarmee verdachte kwetsbare slachtoffers heeft bestolen en opgelicht, zorgt ook in de samenleving voor verontwaardiging en afkeer.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte na zijn veroordeling 4 jaar geleden voor soortgelijke feiten jarenlang niet is teruggevallen in zijn oude gedrag als veelpleger. Het lijkt erop dat de omstandigheden in het leven van verdachte er toe hebben geleid dat hij gedurende een korte periode is teruggevallen. Uit zijn verklaring ter zitting en uit de overgelegde stukken blijkt dat sinds verdachte gedetineerd zit, hij zijn best doet om zijn leven weer op de rit te krijgen. Zijn gedrag is fatsoenlijk, hij heeft een ‘baan’ in de PI en bespreekt met hulpverleners hoe hij zijn leven na detentie weer vorm kan geven. Ook heeft verdachte spijt betuigd voor zijn daden en hij is bereid de slachtoffers schadeloos te stellen.
Daar staat tegenover dat verdachte kansen in het verleden, waarbij hij hulpverlening kreeg aangeboden, heeft laten liggen. Ook liep verdachte nog in een proeftijd, heeft hij in 2015 nog een fikse veroordeling gekregen voor soortgelijke feiten en is hij recentelijk veroordeeld in België. Hier heeft verdachte kennelijk niks van geleerd.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de straf rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor insluiping, nu de bewezen verklaarde feiten daar het meeste op lijken. Voor een enkele insluiping staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, bij een recidiverende verdachte. Gelet op het feit dat het om zeer laakbare feiten gaat, acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaar, zoals door de officier van justitie is gevorderd, te laag, temeer nu verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 5] vordert een schadevergoeding van € 85 voor feit 4.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft bepleit dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Ten aanzien van 02-012363-18:
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de verdediging vast dat de tenuitvoerlegging van de onder dit parketnummer voorwaardelijk opgelegde hechtenis reeds op 29 november 2019 door de politierechter te Breda is uitgesproken en dat die beslissing onherroepelijk is. De officier van justitie dient derhalve in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van 96-082766-17:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 14 augustus 2017, ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen samenhang bestaat met de feiten waar verdachte zich nu voor moet verantwoorden. Om die reden ligt een afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met een verlenging van de proeftijd volgens de verdediging meer in de rede.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Verdachte heeft in het verleden voldoende kansen c.q. waarschuwingen gekregen, maar heeft toch weer laten zien dat hij de waarschuwing van een voorwaardelijke straf niet serieus neemt. Voor een verlenging van de proeftijd ziet de rechtbank dan ook geen ruimte meer. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 tot en met 4 en 6 tot en met 9, telkens:Diefstal;
feiten 5 en 10,telkens
:Oplichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02-012363-18;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 14 augustus 2017 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 96-082766-17
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
1 maand gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 5]van
€ 85,-ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 5] (feit 4), € 85,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. Breeman en mr. Voorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2019224828 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 141.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , pagina 115 en 116.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , pagina 120 en 121.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] , pagina 124.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , pagina 139 en 140.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 7] , pagina 105 en 106.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 8] , pagina 134 en 135.
8.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 9] , pagina 109 en 110.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 10] , pagina 46 en 47.