ECLI:NL:RBZWB:2019:5914

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
02/147104-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Veldhuizen
  • J. de Weert
  • A. Burgers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting, veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van verkrachting, omdat de aangifte niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging met een vuurwapen en een mes, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten vonden plaats op 19 juni 2019 in Steenbergen, waar de verdachte de aangeefster, zijn ex-vriendin, onder bedreiging en geweld heeft mishandeld en haar vrijheid heeft ontnomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van de aangeefster, het aangetroffen letsel, en de verklaringen van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/147104-19
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting te Vught
raadsman mr. De Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 juni 2019 te
Steenbergen (telkens) door geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en), iemand, te
weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan en/of uitvoeren
van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam , te weten,
- het meermalen, althans eenmaal, (telkens) brengen/houden van de
penis van verdachte in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de
bedreiging met bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
-die [slachtoffer] meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of
tegen (het) overig(e) lichaam(sdelen) slaan en/of stompen en/of trappen
en/of schoppen, en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig
voorwerp, te tonen en/of op/nabij de keel/hals van die [slachtoffer] te
houden, en/of
- die [slachtoffer] haar handen op haar rug vast te binden, en/of
- daarbij, mede gelet op verdachtes fysieke en/of psychische overwicht
op die [slachtoffer] , een dusdanig bedreigende en/of intimiderende situatie
heeft doen ontstaan dat die [slachtoffer] zich daaraan niet kon en/of durfde
te onttrekken;
Feit 2
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te Steenbergen opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte met dat opzet
- verbleven in de directe nabijheid van die [slachtoffer] in zijn/een woning
in Steenbergen en die [slachtoffer] aldus belet om de woning te verlaten,
en/of
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of
tegen (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geslagen en/of gestompt
en/of getrapt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, en/of een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig
voorwerp, getoond en/of die [slachtoffer] hiermee bedreigd, en/of
- die [slachtoffer] haar handen op haar rug vastgebonden, en/of
- die [slachtoffer] gedwongen tot orale en vaginale seks, en/of
als gevolg waarvan die [slachtoffer] (dusdanig bang is geworden dat zij):
- geen weerstand kon/durfde te bieden aan de verdachte en/of
- ( telkens) belet is te gaan waar zij wilde en/of gedwongen werd om op
(een) door verdachte aangewezen plek(ken) in huis aanwezig te
zijn/plaats te nemen;
Feit 3
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 juni 2019 te
Steenbergen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal in het gezicht, althans tegen
het hoofd, en/of tegen (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 juni 2019 te
Steenbergen (telkens) [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althand tegen het hoofd,
en/of tegen (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen en/of
trappen en/of schoppen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn en/of
letsel heeft ondervonden;
Feit 4
hij op of omstreeks 19 en/of 20 juni 2019 te Steenbergen een wapen van
categorie III, onder 1, een vuurwapen, te weten een revolver (Smith &
Wesson, kaliber .38) en/of munitie van categorie III, te weten, 17
kogelpatronen (.38 special) en/of 2 patroonhulzen (.38 special) en/of 1
knalpatroon (9 mm), voorhanden heeft gehad;
Feit 5
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 juni 2019 te
Steenbergen (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, te tonen en/of tegen een slaap van die [slachtoffer] te
houden, althans dat vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of (hierbij)
die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Ik ga je het leven zuur maken en
je dood maken', en/of die [slachtoffer] een mes, althans een dergelijk scherp
en/of puntig voorwerp, te tonen en/of dit mes, althans dat dergelijke
scherpe en/of puntige voorwerp, op en/of bij de keel/hals van die
[slachtoffer] te houden, en/of die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Ik
maak je vandaag af', en/of 'Je gaat er vandaag aan', althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Alle gesprekken die er zijn geweest worden ondersteund door het letsel bij aangeefster. Haar verwondingen, het feit dat zij zonder kleding bij een wildvreemde man aanbelt en dat zij in een portiek wacht tot de politie komt is voor de officier van justitie voldoende om vast te stellen dat zij niet heeft gelogen. De officier van justitie heeft geen enkele reden om aan de aangifte te twijfelen.
Met betrekking tot feit drie vindt de officier van justitie dat er onvoldoende feiten en omstandigheden uit het dossier naar voren komen om tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling te komen en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Wel verzoekt zij verdachte te veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Zij wijst hiervoor naast de aangifte en naar de letselverklaring.
Ter zake van feit vier wijst de officier van justitie op het aantreffen van het wapen in de woning van verdachte en het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie.
Voor de bedreiging zoals dit onder feit vijf ten laste is gelegd wijst de officier van justitie naast de aangifte nog op de filmpjes en de WhatsApp gesprekken die uit het dossier naar voren komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten één, twee, drie en vijf. Voor wat betreft feit vier refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit één voert de verdediging aan dat de verklaring van aangeefster niet als betrouwbaar is aan te merken nu er veel tegenstrijdigheden uit deze verklaring naar voren komen. Gelet op het feit dat het steunbewijs, in de vorm van de letselinformatie en de beelden, niet nadrukkelijk naar de versie van aangeefster dan wel naar die van verdachte wijst, is onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Hetzelfde geldt voor feit twee. Op basis van het dossier is volgens de verdediging niet vast te stellen dat er een situatie is geweest waaraan aangeefster zich niet kon onttrekken. Nu er naast de aangifte onvoldoende steunbewijs uit het dossier naar voren komt dient verdachte ook voor dit feit vrijgesproken te worden.
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling te komen zoals dit onder feit drie primair ten laste is gelegd. Volgens verdachte bestonden de aanrakingen uit het ruw beet pakken, duwen en het aan de haren pakken van aangeefster. Dit kan niet leiden tot het letsel zoals bij aangeefster is geconstateerd. Verdachte dient derhalve ook van de mishandeling te worden vrijgesproken zoals dit subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd. Ten slotte verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van de bedreiging zoals dit onder feit vijf ten laste is gelegd. Verdachte ontkent niet dat hij bedreigende woorden heeft gebezigd, dat wijzen de beelden ook uit. Verdachte ontkent echter ten stelligste dat hij deze bedreigingen heeft geuit door middel van het tonen van een mes of pistool. Hiervoor komt ook geen ondersteunend bewijs uit het dossier naar voren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 20 juni 2019 om 3:13 uur wordt er door de bewoner van de woning aan [adres] te Steenbergen contact opgenomen met de politie omdat er een vrouw in nachtkleding voor de deur staat en zij vraagt of de politie gebeld kan worden. [1] Wanneer de politie ter plaatse is, treffen zij [slachtoffer] aan. De politieagent ziet dat zij diverse verwondingen op haar lichaam heeft en dat zij alleen nachtkleding aanheeft. Zij was gewond aan haar gezicht, armen en bovenlichaam, dit betroffen bloeduitstortingen, schrammen, gezwollen lichaamsdelen en opgedroogd bloed. Het valt de politieagent op dat [slachtoffer] moeite heeft om te lopen en met het instappen in de politieauto. [2]
Het letsel van [slachtoffer] wordt in het ziekenhuis onderzocht. Daar constateert de arts dat [slachtoffer] 34 afzonderlijke letsels heeft waaronder een gebroken neus. Deze talrijke letsels zijn verspreid over het hele lichaam en passen bij herhaaldelijke inwerking van uitwendig mechanisch geweld. [3]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en is meerdere keren gehoord over wat er is gebeurd dat zij zo is aangetroffen om 3.00 uur ’s nachts op donderdag 20 juni 2019. Zij verklaart dat ze eerst vrijwillig op bezoek was bij haar ex-vriend [verdachte] en dat in zijn woning de situatie is omgeslagen. [4] Zij geeft aan dat ze van haar vrijheid is beroofd, dat ze geslagen en geschopt is, dat ze bedreigd is met een vuurwapen en een mes, en dat zij verkracht is. [5]
Zij verklaart dat zij op woensdag 19 juni wakker werd en dat haar broek en schoenen waren verstopt. Ze was overdreven lief tegen hem omdat ze haar broek, schoenen, telefoon en geld terug wilde. Ze zijn die dag in Tholen geweest en terug in Steenbergen is verdachte naar de sportschool gegaan. Ze had haar geld en telefoon niet terug gekregen. Toen verdachte terugkwam van de sportschool heeft hij in haar telefoon gekeken en zei hij: “jij bedrijft betaalde seks”. Hij pakte een mes en deed het snijgedeelte tegen haar keel. Hij zei: “bekennen”. Hij zei dat ze op een stoel moest zitten. Hij begon haar te filmen. Toen hij stopte met filmen, gaf hij haar een schop tegen de zijkant van haar rug en haar achterhoofd. Ze viel toen van de stoel en haar neus begon te bloeden. Ze moest van hem terug op de stoel gaan zitten. [6]
Aangeefster heeft vervolgens aangegeven dat ze verkracht is.
Haar handen zijn met een panty op haar rug gebonden geweest. [7]
Daarna is verdachte naar de slaapkamer gegaan en kwam hij beneden met een pistool. Hij heeft het pistool tegen haar hoofd gezet en zei onder meer dat hij haar dood ging maken. Hij zette het pistool aan de rechterkant van haar slaap. Daarna zette hij de voorhoofden tegen elkaar en zette hij het pistool tegen zijn eigen achterhoofd aan, zodat ze samen dood moesten. [8]
Op een gegeven moment is ze naar de wc gegaan en is ze via een raampje naar buiten gegaan en is ze weggerend. Ze had geen schoenen, broek of onderbroek aan. Ze heeft ergens aangebeld en de man die naar beneden kwam heeft de politie gebeld. [9]
De politie heeft op 20 juni om 4.10 de woning van verdachte betreden. Verdachte heeft toen uit de BBQ die in zijn achtertuin stond een plastic tas gepakt waarin vrouwenschoenen, een witte broek en een damesslip zaten. [10]
Op 20 juni 2019 heeft de politie de woning van verdachte doorzocht. [11] Daar werden onder andere een geladen revolver (merk: Smith & Wesson, type CTG, kaliber .38 special) met 17 losse kogelpatronen en anabole steroïden aangetroffen. [12] Ook lag in de barbecue een tas waarin kleding van [slachtoffer] zat. [13] Op meerdere plekken in de woning zijn bloedsporen aangetroffen en op de bank in de woonkamer is een spermaspoor aangetroffen. [14]
De telefoon van verdachte is onderzocht [15] . Op de telefoon is een video aangetroffen, gecreëerd op 19 juni 2019, 23.19 uur. Op de video is onder meer te horen dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zegt (vertaald): “het is afgelopen met je”, “ik maak je vandaag af” en “je gaat er vandaag aan”. [16]
Op de video is eveneens te horen dat [slachtoffer] in dezelfde opnamen op 19 juni 2019, vanaf 23.19 uur, tegen verdachte zegt (vertaald):”ik smeek je, sla me niet meer, ik doe alles wat je wil, sla me niet, kijk hoe ik toegetakeld ben, ik smeek je, man. [17]
Verdachte is meerdere keren verhoord en hij geeft aan dat zijn ex-vriendin [slachtoffer] vrijwillig naar hem gekomen is op maandag 17 juni 2019, zij meerdere dagen samen hebben besteed en leuke momenten samen hebben gehad. Verdachte verklaart dat hij op woensdag 19 juni 2019 terugkwam van de sportschool, hij op dat moment de telefoon van [slachtoffer] bekeek en de situatie toen is omgeslagen. Hij kwam er namelijk achter dat [slachtoffer] seksuele diensten verrichtte tegen betaling. Zijn emoties zijn op dat moment hoog opgelopen. [18]
Verdachte geeft aan [slachtoffer] te hebben geduwd en haar te hebben beetgepakt. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd. [20] ,
Verdachte heeft bekend een revolver voorhanden te hebben gehad [21]
Betrouwbaarheid aangifte
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank constateert dat er weliswaar enige discrepanties in haar verklaringen zitten, maar dat de verklaringen in hoofdlijnen wel degelijk consistent zijn. Bovendien wordt de aangifte op verschillende punten ondersteund door objectief bewijs, zoals hierna zal volgen uit de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank gaat bij de vraag of de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen dus in beginsel uit van de betrouwbaarheid van de aangifte.
Feiten 2, 3, 4 en 5
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging kunnen worden bewezen.
Op basis van de aangifte, de verklaring over het letsel van [slachtoffer] , de aangetroffen bloedsporen en de verklaring van verdachte dat hij heeft geduwd en [slachtoffer] heeft vastgepakt komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te slaan, te stompen en te trappen. Voor dit oordeel vindt de rechtbank ook steun in de op de telefoon van verdachte aangetroffen video waarin [slachtoffer] verdachte smeekt haar niet meer te slaan. Hoewel verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben geslagen of geschopt, is deze ontkenning gelet op het geconstateerde letsel en voornoemde video ongeloofwaardig.
De rechtbank is conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat ten aanzien van de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, zoals tenlastegelegd onder feit 3, primair. De rechtbank zal verdachte daarom daarvan vrijspreken.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood en haar daarbij een mes en een vuurwapen heeft getoond, zoals tenlastegelegd onder feit 5. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd, het videobestand waarin verdachte [slachtoffer] bedreigt en het aantreffen van een vuurwapen en een mes in de woning van verdachte.
Verdachte geeft aan dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd, maar ontkent daarbij de revolver of het mes te hebben gebruikt. Die ontkenning acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op het feit dat [slachtoffer] de revolver en het mes waarmee gedreigd is omschrijft en deze zaken in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] ook van haar vrijheid heeft beroofd, zoals ten laste gelegd onder feit 2. Dat heeft hij gedaan door een zeer bedreigende situatie te creëren waaraan zij zich niet kon onttrekken. Verdachte was immers veel sterker, zij moest van hem op een stoel gaan zitten, hij mishandelde haar, hij bond haar handen met een panty, hij bedreigde haar met de dood en hij had haar persoonlijke spullen - waaronder haar schoenen, broek en slip - in zijn bezit. Zij is om 3.00 uur ‘s nachts ontredderd en met vele verwondingen aangetroffen nadat zij uit de woning van verdachte heeft weten te vluchten.
Ook het voorhanden hebben van een vuurwapen, zoals tenlaste gelegd onder feit 4 kan worden bewezen, nu het vuurwapen is aangetroffen in de woning en verdachte dit feit heeft bekend.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de feiten 2, 3 subsidiair, 4 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Vrijspraak feit 1.
Aan verdachte is onder feit 1 tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] heeft verkracht.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat in zedenzaken doorgaans slechts het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn. In deze zaak is dat ook het geval. Dit betekent dat, indien de verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten te hebben begaan, de verklaringen van de veronderstelde slachtoffers als enig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op basis van een enkele verklaring. Deze bepaling strekt ertoe dat zij de rechtbank verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het komt erop neer dat de bevestiging die het bijkomend bewijs moet bieden, in een relatie van betekenis moet staan tot het ten laste gelegde. Dit gaat niet zover dat het bijkomend bewijs het strafbare van het handelen in de kern moet bevestigen of dat het bijkomend bewijs een deel van de tenlastelegging zelfstandig moet kunnen dragen. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is helder geworden dat verdachte en [slachtoffer] een aantal onstuimige dagen hebben gehad waarbij er op verschillende momenten vrijwillige seks heeft plaatsgevonden – ook nog op dinsdag 18 juni 2019 - en dat de seks en deels ook de ruzies zijn gefilmd.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de seks tussen haar en verdachte op enig moment onvrijwillig is geworden. Daartegenover staat dat verdachte vanaf het begin stellig heeft ontkend [slachtoffer] te hebben verkracht. Hij heeft verklaard dat zij steeds vrijwillig seks hebben gehad.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] over de verkrachting summier te noemen is. Voorts heeft [slachtoffer] twee verschillende verklaringen afgelegd over het moment waarop de verkrachtingen begonnen. Enerzijds verklaart zij vanaf maandag 17 juni 2019 te zijn verkracht. Anderzijds verklaart zij vanaf woensdag 19 juni 2019 te zijn verkracht. In dat kader is het van belang op te merken dat er een video is bekeken door de politie van dinsdag 18 juni 2019 waarop [slachtoffer] seksuele handelingen verricht bij [verdachte] . Van die video is niet komen vast te staan dat deze handelingen onvrijwillig zijn geweest.
Zoals hiervoor reeds overwogen past het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel bij mishandeling en is dit feit ook bewezen geacht. In het letsel is echter eveneens geen aanknopingspunt te vinden voor de vaststelling dat [slachtoffer] is verkracht. De rechtbank overweegt dan ook dat in het geconstateerde letsel geen steunbewijs is te vinden voor de aangifte van [slachtoffer] . Ook overigens is in het dossier geen ondersteunend bewijsmiddel te vinden voor voornoemde aangifte.
De rechtbank is dan ook van het oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 2
op 19 juni 2019 te Steenbergen opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte met dat opzet
- verbleven in de directe nabijheid van die [slachtoffer] in zijn woning
in Steenbergen en die [slachtoffer] aldus belet om de woning te verlaten,
en
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt
en getrapt en geschopt, en
- die [slachtoffer] een vuurwapen, en een mes getoond en die [slachtoffer] hiermee bedreigd, en
- die [slachtoffer] haar handen op haar rug vastgebonden, en
als gevolg waarvan die [slachtoffer] (dusdanig bang is geworden dat zij):
- geen weerstand kon bieden aan de verdachte en
- belet is te gaan waar zij wilde en gedwongen werd om op
een door verdachte aangewezen plek in huis aanwezig te
zijn;
Feit 3
op één of meer tijdstippen op 19 juni 2019 te
Steenbergen telkens [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
meermalen, in het gezicht en het lichaam te slaan en stompen en
trappen en schoppen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn en
letsel heeft ondervonden;
Feit 4
op 19 en 20 juni 2019 te Steenbergen een wapen van
categorie III, onder 1, een vuurwapen, te weten een revolver (Smith &
Wesson, kaliber .38) en/of munitie van categorie III, te weten, 17
kogelpatronen (.38 special) en 2 patroonhulzen (.38 special) en
1. knalpatroon (9 mm), voorhanden heeft gehad;
Feit 5
op één of meer tijdstippen op 19 juni 2019 te
Steenbergen (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht door die [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en tegen een slaap
van die [slachtoffer] te houden en hierbij die [slachtoffer] de woorden toe te voegen
'Ik ga je het leven zuur maken en je dood maken', en die [slachtoffer] een mes te tonen
en dit mes, op de keel/hals van die [slachtoffer] te houden, en die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Ik maak je vandaag af' en 'Je gaat er vandaag aan’.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis verkeert – gelet op de verzoeken tot vrijspraak van de meeste verdenkingen – al te veel is. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren
is gekomen. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, gijzeling, verboden wapenbezit en bedreiging met de dood, zowel woordelijk als met een vuurwapen en een mes.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij zijn ex-vriendin gedurende langere periode heeft mishandeld terwijl zij geen kant op kon, daarbij bijzonder ernstig heeft bedreigd en bovendien ernstig heeft vernederd. Haar angst en de ernst van de situatie worden direct helder door de wijze waarop zij die nacht is aangetroffen. [slachtoffer] moet voordat zij op de vlucht sloeg zeer angstige momenten hebben meegemaakt. De verdachte heeft door zijn handelwijze een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke bewegingsvrijheid van [slachtoffer] .
De reclassering heeft een advies, gedateerd 4 november 2019, uitgebracht. Hieruit volgt dat de reclassering, gelet op de grotendeels ontkennende houding, geen delictanalyse kan opstellen, geen criminogene factoren kan bepalen en geen reële inschatting van het recidive- en gevaarsrisico kan maken. Volgens de reclassering komen weinig problemen op de verschillende leefgebieden naar voren en is er geen sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld of van een psychiatrische voorgeschiedenis. Er zijn geen aanknopingspunten voor het opstellen van een plan van aanpak voor begeleiding, gedragsinterventie of behandeling. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank is - alles afwegende - van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest opleggen. Deze straf valt lager uit dan gevorderd door de officier van justitie. Bij het formuleren van haar eis is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1, terwijl de rechtbank verdachte daarvan vrijspreekt.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 50.200,- voor de feiten 1, 2, 3 en 5. De rechtbank constateert dat de vordering het bedrag van € 50.200,- noemt maar dat de verschillende posten optellen naar € 52.000,-
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.000,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 19 juni 2019, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 57, 91, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 en feit 3 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
Feit 3 subsidiair: Mishandeling
Feit 4: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 5: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.000,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feit 2, 3 subsidiair, 4 en 5), € 2.000,- te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 19 juni 2019, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. De Weert en mr. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2019.
Mr. De Weert is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R019058 van politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 170, pagina 13.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 25.
3.Rapportage letselbeschrijving, pagina 60.
4.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 27.
5.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 29.
6.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 37.
7.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 37
8.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 37.
9.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 38.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 26.
11.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 74.
12.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 75.
13.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 26.
14.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 1- 7.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 94 e.v.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 99.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 99.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 153.
19.Verklaring van verdachte ter zitting van 9 december 2019.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 153.
21.Verklaring van verdachte, pagina 152.