Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94, waaruit blijkt dat op 7 december 2016 in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager een geldbedrag ter hoogte van € 107.350,00 in beslag is genomen;
- het klaagschrift, ingediend op 17 september 2018 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv); en
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
2.De beoordeling
€ 71.609,75 beëindigd. Klager kan in deze klaagschriftprocedure niet meer verkrijgen dan een last tot teruggave. Nu een dergelijke last reeds is verstrekt, zal het klaagschrift voor zover het ziet op het bedrag van € 71.609,75 ongegrond worden verklaard.
3.De beslissing
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover het ziet op het beslag op het bedrag van € 35.740,25;
- verklaart het klaagschrift ongegrond voor zover het ziet op het beslag op het bedrag van
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).