Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- het wrakingsverzoek van 3 december 2019, diezelfde dag ontvangen;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van de rechter, ontvangen op
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 13 december 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op 3 december 2019, naar aanleiding van een zitting op 25 november 2019. Verzoekster stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond bij de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak, waarin Slings Totaalbouw B.V. als wederpartij optrad. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2019 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. P.M.A.C. van de Laak, terwijl mr. M.R.E. Gelok namens Slings Totaalbouw B.V. verscheen.
De rechter die gewraakt werd, mr. [voorletters] van Lanen, berustte niet in het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het niet was ondertekend door de advocaat van verzoekster, mr. Van Veghel. De wet vereist dat een wrakingsverzoek in zaken met verplichte procesvertegenwoordiging schriftelijk en ondertekend door een advocaat wordt ingediend. Ondanks dat verzoekster op de hoogte was van deze vereiste, heeft zij ervoor gekozen om het verzoek niet door haar advocaat te laten ondertekenen.
De rechtbank concludeerde dat verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit niet had gedaan. Daarom werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.