ECLI:NL:RBZWB:2019:6008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
02/366107 / HA RK 19-274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging

Op 13 december 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op 3 december 2019, naar aanleiding van een zitting op 25 november 2019. Verzoekster stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond bij de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak, waarin Slings Totaalbouw B.V. als wederpartij optrad. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2019 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. P.M.A.C. van de Laak, terwijl mr. M.R.E. Gelok namens Slings Totaalbouw B.V. verscheen.

De rechter die gewraakt werd, mr. [voorletters] van Lanen, berustte niet in het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het niet was ondertekend door de advocaat van verzoekster, mr. Van Veghel. De wet vereist dat een wrakingsverzoek in zaken met verplichte procesvertegenwoordiging schriftelijk en ondertekend door een advocaat wordt ingediend. Ondanks dat verzoekster op de hoogte was van deze vereiste, heeft zij ervoor gekozen om het verzoek niet door haar advocaat te laten ondertekenen.

De rechtbank concludeerde dat verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit niet had gedaan. Daarom werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
Procedurenummer: 02/366107 / HA RK 19-274
Beslissing van 13 december 2019 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verzoekster.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met nummer C/02/356805/ HA ZA 19-204, waaronder het proces-verbaal van de zitting van
25 november 2019;
  • het wrakingsverzoek van 3 december 2019, diezelfde dag ontvangen;
  • de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van de rechter, ontvangen op
10 december 2019;
- de mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer op
13 december 2019, waarbij verzoekster is verschenen met mr. ing. P.M.A.C. van de Laak. Voorts is de rechter verschenen en is mr. M.R.E. Gelok verschenen namens Slings Totaalbouw BV, wederpartij in de hoofdzaak.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] van Lanen, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de door Slings Totaalbouw B.V. aanhangig gemaakte procedure, bij deze rechtbank bekend onder nummer C/02/356805/ HA ZA 19-204, waarin verzoekster als gedaagde optreedt.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De feiten en de grondslag voor wraking

3.1.
Nadat op 25 november 2019 een comparitie heeft plaatsgevonden, is door verzoekster bij brief van 3 december 2019 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
Door verzoekster is, kort weergegeven, aangevoerd dat een schijn van partijdigheid of objectieve gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat.
3.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verzoekster volhard bij het wrakingsverzoek.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter is - samengevat - van oordeel dat geen gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kan worden afgeleid uit hetgeen door haar op de zitting is gezegd en in het proces-verbaal is opgenomen. Daarbij komt dat het verzoek niet is ingediend of ondertekend door de raadsman van verzoekster, mr. Van Veghel. Uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer het verzoek schriftelijk geschiedt in zaken als de onderhavige waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt ondertekening door de advocaat verplicht is, waarbij zij verwijst naar HR 18 december 1998, LJN AD 2977, NJ 1999/271. Als dit verzuim niet wordt hersteld, vergelijk 4.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, moet dit gebrek leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in het wrakingsverzoek.

5.De beoordeling en de gronden daarvoor

5.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek ontvankelijk is.
5.3.
Het verzoek tot wraking is door verzoekster persoonlijk ingediend. De advocaat van verzoekster is direct na ontvangst van het verzoek op de griffie hiervan op de hoogte gesteld. Mr. Van Veghel verklaarde op 4 december 2019 niet van het verzoek op de hoogte te zijn en hierover contact op te nemen met verzoekster. Later diezelfde dag heeft hij gemeld dat hij zich mogelijk wilde onttrekken als advocaat van verzoekster en dat hij daarover eerst met verzoekster wilde overleggen. Vervolgens heeft de griffier zowel telefonisch als per e-mail geprobeerd de uitkomst van dat overleg te vernemen, namelijk of de advocaat het verzoek zou bekrachtigen dan wel dat hij zich als advocaat van verzoekster zou onttrekken. Van mr. Van Veghel is evenwel geen reactie meer vernomen.
5.4.
Tijdens de zitting heeft mr. Van de Laak verklaard dat mr. Van Veghel nog steeds de advocaat is van verzoekster en dat hij met hem overleg over het wrakingsverzoek heeft gehad. Mr. Van de Laak en mr. Van Veghel zijn tot de conclusie gekomen dat verzoekster zelf het verzoek heeft kunnen indienen en dat het niet nodig is dat dit door een advocaat wordt ondertekend.
5.5.
De wrakingskamer overweegt dat op grond van artikel 79 lid 2 Rv voor de zaak bekend onder nummer C/02/356805/ HA ZA 19-204 verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Artikel 37 lid 2 Rv schrijft voor dat een verzoek om wraking schriftelijk geschiedt en gemotiveerd is, met dien verstande dat het na aanvang van een zitting ook mondeling kan worden gedaan. De wet maakt met betrekking tot het doen van een verzoek om wraking geen uitzondering op de verplichte procesvertegenwoordiging. Dit brengt met zich dat verzoekster slechts met bijstand van een advocaat een schriftelijk wrakingsverzoek kan indienen, wat wordt bevestigd in vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). Dit volgt eveneens uit 4.1 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, luidende:
4.1
Vereisten ten aanzien van het verzoek
Een wrakingsverzoek wordt schriftelijk ingediend en dient gemotiveerd te zijn ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft. (…) In procedures waarin een verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven, is ondertekening van het schriftelijke verzoek door een advocaat verplicht. De verzoeker die zonder bijstand van een verplichte advocaat een verzoek indient, wordt hierop gewezen. Hij krijgt de gelegenheid zijn verzuim te herstellen. (…)
5.6.
Ook nadat verzoekster via de schriftelijke reactie van de rechter en door het overleg tussen mr. Van Veghel en mr. Van den Laak erop is gewezen dat het niet ondertekenen van het verzoek door een advocaat zou kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid, heeft zij er bewust voor gekozen om haar verzoek niet te laten ondertekenen door haar advocaat mr. Van Veghel. De wrakingskamer is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat verzoekster voldoende de mogelijkheid is geboden om het verzuim te herstellen. Verzoekster heeft nagelaten een door een advocaat ondertekend verzoek aan de rechtbank over te leggen.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek tot wraking. Hetgeen door partijen inhoudelijk is aangevoerd, behoeft dan ook geen behandeling meer.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 13 december 2019 door mrs. Breeman, Peters en
Raaijmaakers-Rottier, in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier, Bij afwezigheid van de voorzitter,
de oudste rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.