ECLI:NL:RBZWB:2019:6020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
02/996005-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van der Linden
  • C. Schnitzler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van Bulgaarse werknemers in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, [verdachte], en haar bestuurder, [medeverdachte 1], wegens mensenhandel. De verdachten werden beschuldigd van het medeplegen van mensenhandel door Bulgaarse werknemers te werven, vervoeren, overbrengen en gehuisvesten met het oogmerk van uitbuiting. De Bulgaarse werknemers moesten lange werkdagen maken van gemiddeld 13 uur per dag, zeven dagen per week, zonder recht op vakantiedagen en tegen een loon dat ver onder het Nederlandse minimumloon lag. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van uitbuiting, waarbij de kwetsbare positie van de werknemers werd misbruikt. De rechtbank legde een geldboete op van € 10.000 aan de rechtspersoon, [verdachte]. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk voordeel hadden getrokken uit de uitbuiting van de werknemers, en dat er gebruik was gemaakt van dwangmiddelen zoals misleiding en misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank sprak [slachtoffer 2] vrij van mensenhandel, omdat er geen bewijs was van dwangmiddelen jegens hem. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van werknemers tegen uitbuiting en de verantwoordelijkheden van werkgevers in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/996005-13
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] .
gevestigd op het adres [vestigingsadres] ,
raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 en 8 november 2019. [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is namens [verdachte] . (hierna: [verdachte] ) verschenen met raadsman mr. S. Arts. De officier van justitie, mr. drs. R. Huisman, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan [verdachte] is na wijziging van de tenlastelegging – kort samengevat – ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 7 september 2011 tot en met 5 januari 2012 in Nederland en/of Bulgarije samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel door, met het oogmerk van uitbuiting, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te huisvesten, te vervoeren, over te brengen (
artikel 273f, eerste lid, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr))en hen te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (
artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr)en daaruit voordeel te trekken (a
rtikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr).
2.2
De integrale tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verklaringen van werknemers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , de getuigenverklaringen van eigenaren van diverse tankstations, de contracten tussen [verdachte] en [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), de contracten tussen [bedrijf 1] en verschillende tankstations en de camerabeelden in het dossier betreffende werktijden van medewerkers van [verdachte] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is geen sprake geweest van uitbuiting en het opzet daarop.
[verdachte] en haar bestuurder, medeverdachte [medeverdachte 1] , regelden niet de zaken in Nederland en [medeverdachte 1] was niet op de hoogte van eventuele uitbuitingshandelingen in Nederland. [bedrijf 1] regelde het werk in Nederland. Dit blijkt ook uit verklaringen van de eigenaren van tankstations die stelden dat zij contracten hadden met [bedrijf 1] . Enkele eigenaren van tankstations hebben als contactpersoon medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) genoemd.
Ook is het de vraag of er wel sprake is geweest van uitbuiting. Het enkele feit dat er lange werkdagen werden gemaakt en dat mensen van en naar een werkplek werden vervoerd, is onvoldoende om te komen tot de conclusie dat van uitbuiting sprake is geweest. Niet kan worden bewezen dat sprake was van dwang. De verklaringen van [slachtoffer 1] , die als enige heeft verklaard dat er sprake was van dwang, bevatten vele tegenstrijdigheden en om die reden wordt de betrouwbaarheid van haar verklaringen betwist. [slachtoffer 2] , die medevennoot was van [bedrijf 1] , heeft verklaard dat hij lange dagen heeft gewerkt, maar hij heeft niet verklaard dat er sprake is geweest van enige dwang. Hij werkt thans nog steeds voor [verdachte] en voor [bedrijf 1] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de grote baas was, dat zij niet is bedreigd, maar dat het werk heel zwaar was. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen omdat er geen werk was in Bulgarije, dat hij voor [naam 1] werkte en dat [medeverdachte 2] de baas was in Nederland. Hij is niet bedreigd of onder druk gezet. [slachtoffer 4] wilde terug naar Bulgarije omdat de politie druk uitoefende en hij daarom geen zin meer had om in Nederland te werken. [slachtoffer 5] verklaarde dat hij lange dagen heeft gewerkt, maar dat hij niet gedwongen werd en dat hij zelf heeft besloten terug te keren naar Bulgarije. Ook uit zijn verklaring blijkt niet dat hij zich onder druk gezet voelde.
Al met al kan volgens de verdediging wellicht gesteld worden dat niet volledig is voldaan aan de Nederlandse wetgeving met betrekking tot werktijden en minimumloon, maar dat maakt niet dat sprake is van uitbuiting; voor Bulgaarse begrippen verdienden de werknemers van [verdachte] goed, terwijl van dwang dus geen sprake was. Achteraf zijn door [verdachte] nabetalingen gedaan aan de werknemers.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken. De verdediging heeft subsidiair een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een aantal getuigen, zoals omschreven onder 4.3.14.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het juridisch kader
Algemeen
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of op grond van het dossier kan worden gesproken van mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid sub 1, 4 en/of 6 Sr. Mensenhandel is het dwingen (in ruime zin) van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen. Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 4 Sr
Artikel 273, eerste lid, sub 1 Sr bepaalt, voor zover in deze zaak relevant, dat als schuldig aan mensenhandel wordt gestraft degene die een ander door fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie werft, vervoert, overbrengt of huisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Sub 4 betreft de strafbaarstelling bij het daadwerkelijk bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid.
In dit artikel zijn de volgende drie elementen te onderscheiden: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting.
a.
handelingen
De handelingen van sub 1 (voor zover hier van belang): werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid, dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid.
b.
dwangmiddelen
De dwangmiddelen die in sub 1 zijn genoemd zijn (voor zover hier van belang): fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
In sub 4 is opgenomen dat gebruik moet zijn gemaakt van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen, dan wel dat de handelingen moeten zijn verricht onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden.
De inzet van een dwangmiddel dient kort gezegd ertoe te leiden dat iemand in een situatie, die de gelegenheid tot uitbuiting schept, belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren etc., terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gekoppeld aan het zich beschikbaar stellen tot verrichten van arbeid.
c.
(oogmerk van) uitbuiting
Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, met dien verstande dat in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten’.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere factoren die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - in aanmerking kunnen/moeten worden genomen en die beoordeling is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van tewerkstelling sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn: de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht, en het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving daartoe geldende maatstaven vormen het referentiekader.
Uitbuiting ziet op de onmogelijkheid om zich aan een bepaalde situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Bij het gebruik van (één van de) dwangmiddelen ontbreekt het bij het slachtoffer aan een vrije, reële keuzemogelijkheid.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft bij de beoordeling van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de (onmiskenbare) bedoeling van de dader. Het oogmerk van de dader dient te zijn gericht op de uitbuiting, voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Niet is vereist dat diegene de uitbuitingssituatie zelf heeft gecreëerd.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, ter voorkoming dat “slechts” onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
4.3.2
Inleiding
Op 30 november 2011 bezochten medewerkers van de KLPD het benzinestation [naam benzinestation 1] langs de Rijksweg A16 bij de gemeente Moerdijk. De medewerkers werden aangesproken door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), waarbij zij verklaarde dat ze werd onderbetaald. Zij toonde een arbeidsovereenkomst op naam van [verdachte] / [bedrijf 1] en verklaarde dat ze op camping [camping 1] verbleef. De medewerkers van de KLPD spraken met de directeur van de benzinepomp en hij verklaarde dat [slachtoffer 1] sinds een aantal maanden werkte via een schoonmaakbedrijf waarmee zij een contract hadden. [slachtoffer 1] werkte van ongeveer 06:00 uur tot ongeveer 20:00 uur. [1]
[slachtoffer 1] werd overgedragen aan het Team Commerciële Zeden van de regiopolitie Midden- en West-Brabant. Op 30 november 2011 en 1 december 2012 vonden intakegesprekken met [slachtoffer 1] plaats. [2]
Uit onderzoek naar de administratie van [bedrijf 1] bleek dat dit bedrijf werkzaam was voor dertien tankstations. [3] Naar aanleiding van de gesprekken met [slachtoffer 1] en de directeur van de benzinepomp en het nader onderzoek werd op 20 december 2011 een actiedag gehouden. De dertien tankstations werden bezocht tijdens de actiedag, waarbij bij twaalf tankstations Bulgaarse personen werden aangetroffen. [4]
4.3.3
De organisatiestructuur
[medeverdachte 2] was vennoot van [bedrijf 1] , zijnde een vennootschap onder firma, van 12 oktober 2010 tot en met in ieder geval 7 oktober 2013. [5]
[bedrijf 1] had (bruikleen)overeenkomsten met diverse tankstations langs Nederlandse snelwegen om de toiletten schoon te maken, nadat deze activiteiten waren overgenomen van de Belgische onderneming [bedrijf 2] . [6] [7] Ook heeft [bedrijf 1] zelf nog een contract afgesloten met een tankstation. [8]
[medeverdachte 1] is eigenaar/bestuurder van [verdachte] . [9]
[verdachte] had een contract met [bedrijf 1] , gesloten op 1 januari 2011 voor een periode van 24 maanden, waarin was opgenomen dat [verdachte] personeel leverde voor het schoonmaken en schoonhouden van toiletruimtes in tankstations in opdracht van [bedrijf 1] . Dit betrof een contract tegen een vergoeding van € 15.000,= per maand. [10] Op 1 juni 2011 was er een nieuwe overeenkomst tegen een vergoeding van € 8.000,= per maand. [11]
4.3.4
Overeenkomsten
De huurovereenkomsten van de woningen
In het dossier zit een huurovereenkomst woonruimte op naam van [verdachte] voor appartement 5, op Camping [camping 2] , ingaande op 1 juni 2010. [12] In het dossier zitten betalingsbewijzen aan Camping [camping 2] van december 2010 tot 2012. [13]
Op naam van [verdachte] is in het dossier een huurovereenkomst aangetroffen betreffende een recreatiewoning, kavelnummer 5, op Parc [camping 1] , met als contactpersoon dhr. [medeverdachte 2] . [14] Verder is een huurovereenkomst aangetroffen betreffende een recreatiewoning, kavelnummer 180, op naam van [bedrijf 1] met als contactpersoon [medeverdachte 2] . [15]
Op het nachtregistratieformulier lange termijn van kavel 5 zijn 6 personen ingevuld. [16]
De arbeidsovereenkomst
Er zijn werkovereenkomsten aangetroffen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ), waarin was afgesproken dat zij 8 uur per dag werkten voor een bedrag van bruto Bulgaarse lev 2.000 per maand. [17]
4.3.5
De lonen
Volgens de loonbetalingsoverzichten, inbeslaggenomen tijdens de doorzoeking bij [verdachte] , is aan [slachtoffer 1] netto uitbetaald:
-in september 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.332,63;
-in oktober 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.599,94;
-in november 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.598,48.
[slachtoffer 3] heeft volgens voornoemde betalingsoverzichten netto ontvangen:
-in november 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.425,28;
-in december 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.567,80;
-in januari 2012 een bedrag van Bulgaarse lev 142,52.
[slachtoffer 4] heeft volgens voornoemde betalingsoverzichten netto ontvangen:
-in november 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.354,01;
-in december 2011 een bedrag van Bulgaarse lev van 1567,80;
-in januari 2012 een bedrag van Bulgaarse lev 142,52.
[slachtoffer 5] heeft volgens voornoemde betalingsoverzichten netto ontvangen:
-in november 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.567,80;
-in december 2011 een bedrag van Bulgaarse lev 1.567,80;
-in januari 2012 een bedrag van Bulgaarse lev 71,27. [18]
Het in Nederland geldende minimumloon in de tenlastegelegde periode bedroeg € 8,28 per uur op basis van een 40-urige werkweek. [19]
Eén Bulgaarse lev was destijds € 0,51. [20]
4.3.6
De verklaringen van de in de tenlastelegging opgenomen personen en bewijsmiddelen daaromtrent
[slachtoffer 1] :
Tijdens de intake stelde [slachtoffer 1] een aantal bescheiden ter beschikking aan de politie, waaronder een notitieblokje met daarin twee velletjes papier waarop volgens [slachtoffer 1] vermeld stond wat zij tegen de politie moest zeggen van haar baas als zij aangehouden zou worden. [21]
[slachtoffer 1] deed aangifte op 18 januari 2012. Zij verklaarde dat zij in Bulgarije woonachtig was en dat zij in contact kwam met [verdachte] via de zus van de vriend van haar zus. Die zus vertelde dat ze ongeveer Bulgaarse lev 2.000, omgerekend € 1.000,= kon verdienen. Bij haar laatste werkplek verdiende ze Bulgaarse lev 400 per maand, omgerekend € 200,00. Daarvan kun je in Bulgarije niet leven. [slachtoffer 1] is in Bulgarije naar het bedrijf [verdachte] gegaan en sprak daar met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vertelde dat ze van 7 uur ’s morgens tot 7 uur ’s avonds moest werken, dat het om werk bij een benzinestation in Nederland zou gaan en dat ze de reis zelf moest betalen. Zij zou ongeveer € 900,= verdienen. De eerste zeven dagen ontving zij geen loon. Het ticket werd betaald door het bedrijf en later werd het geld voor het ticket verrekend met het loon. Ook werd er € 50,= ingehouden voor een medische verzekering. [slachtoffer 1] hield € 850,= per maand over. Ze is op 3 september 2011 op het vliegveld aangekomen. Ze werd naar [camping 1] gebracht. In totaal woonden er tien personen in de woning. Ze heeft iedere dag gewerkt vanaf de dag dat ze aankwam. Ze begon om 06:00 uur in de ochtend en ging iedere dag door tot 20:00 uur à 21:00 uur ’s avonds. Ze werd gebracht door een collega en ook opgehaald door een collega en ze nam het geld mee vanuit het benzinestation. Iedereen gaf het geld aan [naam 2] of [medeverdachte 2] . De werknemers kregen instructies wat ze moesten zeggen tegen de politie. [slachtoffer 1] moest onder meer verklaren dat zij vrije dagen had, pauzes had, acht uur per dag werkte en met vijf of zes personen in een woning verbleef. [22]
Op 13 maart 2013 werd [slachtoffer 1] nogmaals gehoord. Zij verklaarde dat ze een formulier had meegekregen waarop stond wat ze moesten vertellen als er een controle werd gehouden. Zij zag [medeverdachte 1] als haar baas. [23]
Getuige [getuige 1] , exploitant van de [naam benzinestation 1] in Moerdijk, is op 2 december 2011 gehoord en heeft verklaard dat [bedrijf 2] een contract met het tankstation had voor het schoonhouden van de toiletten en dat hij contact had met [medeverdachte 2] . In september 2011 kwam [slachtoffer 1] op het tankstation werken. Zij werkte van 07:00 uur tot 20.00 uur ‘s avonds en heeft zestig dagen achter elkaar gewerkt. [24]
Er werden camerabeelden van het tankstation veiliggesteld van woensdag 23 november 2011 tot 28 november 2011. Deze zijn uitgekeken. Op woensdag 23 november 2011 kwam [slachtoffer 1] om 06.01 uur de shop in en verliet zij de shop om 20.44 uur. Op donderdag 24 november 2011 kwam zij om 05.59 uur de shop binnen en verliet zij de shop om 20.56 uur. Op zondag 27 november 2011 kwam zij om 06:01 uur de shop binnen en verliet zij de shop om 20.44 uur. De recorder die de binnenopname registreert liep ongeveer zes minuten achter op de buitenrecorder. [25]
[slachtoffer 2]
(hierna: [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat hij vennoot was bij [bedrijf 1] , maar dat hij geen bevoegdheden had. [medeverdachte 2] , ook vennoot, was degene die alles regelde. In 2011 en 2012 werkte hij 10 tot maximaal 15 uur per dag. Hij kreeg geen salaris, maar deelde mee in de winst. [26] Bij zijn aangifte verklaarde hij dat hij ongeveer € 40,= per dag verdiende als hij een hele dag van 06:00 uur tot 21:00 uur moest werken. Er woonden tussen de negen en veertien mensen in een woning op [camping 1] . De woning was bestemd voor zes personen. Het kwam weleens voor dat er mensen in de woonkamer sliepen. De andere werknemers werkten ook 15 uur per dag, 7 dagen in de week gedurende een periode van drie maanden. Bij een controle moesten ze van [medeverdachte 2] zeggen dat ze 8 uur per dag werkten. [27]
[slachtoffer 3]
Op dinsdag 20 december 2011 trof de politie op [naam benzinestation 2] te Breda [slachtoffer 3] aan. [28] Door de politie zijn beelden bekeken van 19 december 2011. Daarop was te zien dat omstreeks 05.50 uur een schoonmaakster van de toiletgroep, die door de politie werd herkend als [slachtoffer 3] , het pand betrad en dat zij omstreeks 19.20 uur het pand verliet. [29]
Getuige [getuige 2] , die namens het tankstation een overeenkomst sloot met [bedrijf 2] , verklaarde dat hij als contactpersoon [medeverdachte 2] had. [30]
[slachtoffer 3] werd gehoord en verklaarde dat [medeverdachte 2] de baas was en dat na hem [naam 2] en [naam 1] de baas waren. Het geld van de reis van Bulgarije naar Nederland werd door het bedrijf betaald en later op het loon door [medeverdachte 2] ingehouden. Zij woonde in een pension met andere mensen. Ze ging naar huis om zes uur te slapen en daarna werd ze weer naar het tankstation gebracht. Ze had geen vrije tijd. Zij ontving € 450,= per maand. Ze voelt zich misleid, zowel over het geld als over de werktijden en de sociale voorzieningen. [slachtoffer 3] had met haar man besloten in het buitenland te gaan werken, omdat er in haar dorp geen werk was. Via een meisje in Kardzhali heeft zij een contract gesloten met [verdachte] . [31] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verteld was dat zij € 900,= per maand betaald zou krijgen, maar daadwerkelijk uitbetaald werd een bedrag van Bulgaarse lev 900. [32]
[slachtoffer 4]
heeft verklaard dat hij in september 2011 naar Kardzhali (Bulgarije) ging en een advertentie zag op naam van [verdachte] . Hij heeft gebeld met een man, genaamd [medeverdachte 2] . Hij besloot om te gaan werken, omdat er in Bulgarije geen werk was. Hij is niet naar het kantoor in [verdachte] gegaan, omdat hij geen geld had. Zijn vliegticket werd door het bedrijf betaald en daarna werd het geld voor de heen- en terugreis ingehouden door [medeverdachte 2] . Hij woonde met acht anderen in een woning. Een van die acht mensen heette [naam 1] . Hij werkte iedere dag 14 uur en werd met de auto naar zijn werk gebracht. Hij had geen vrije dagen, evenals de anderen. Na anderhalve maand is hij teruggegaan. Hij kreeg € 450,= (of Bulgaarse lev 900). [naam 1] was de voorman. [naam 1] zei tegen hem dat, als hij door de politie opgepakt zou worden, hij moest zeggen dat hij meer dan € 1.000,= verdiende en als ze aan hem vroegen wie hij kende, hij moest zeggen dat hij [naam 1] kende en dat hij nooit de naam van [medeverdachte 2] moest noemen. Zowel [naam 2] als [naam 1] gedroegen zich heel grof. Ze zeiden direct: je bent hier niet gekomen om in bed te liggen, jij gaat werken en je hebt geen andere rechten. [33]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zocht personeel om in Nederland te werken. Hij ontving Bulgaarse lev 900 per maand, terwijl [medeverdachte 1] verteld had dat zij € 900,= betaald zouden krijgen. De eerste maand had hij geen enkele vrije dag. De voorman heette [naam 1] . [slachtoffer 4] heeft ongeveer 2,5 maand gewerkt en is toen teruggegaan. [34]
[slachtoffer 5]
Op 20 december 2011 troffen verbalisanten bij het benzinestation [naam benzinestation 3] te Numansdorp een Bulgaarse man aan die zich legitimeerde als [slachtoffer 5] . [35]
[slachtoffer 5] werd gehoord op 20 december 2011. Hij verklaarde dat hij sinds 5 oktober 2011 in Nederland was en dat hij werkzaam was bij [verdachte] . Hij verklaarde dat hij iedere dag vanaf 08:00 uur tot 18:00 uur werkte, 40 uur werkte en twee dagen in de week vrij was. Hij verklaarde op vraag van de politie vervolgens dat hij meer uren werkte dan hij aangaf en dat dit te zien is op de camerabeelden. [36] Op 16 september 2013 verklaarde [slachtoffer 5] dat hij in 2011 in contact kwam met [medeverdachte 1] en met hem een sollicitatiegesprek voerde. Hij kreeg het aanbod om te gaan werken in Nederland voor een bedrag van € 900,=. Getuige vertelde hem dat hij geen geld had, [medeverdachte 1] zei dat het bedrijf de reiskosten zou voorschieten, het bedrag zou daarna op het salaris worden ingehouden. Hij tekende een arbeidsovereenkomst. Tickets waren voor hem gekocht. Op het vliegveld van Eindhoven werd [slachtoffer 5] opgehaald door [medeverdachte 2] , de broer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] hield zich met alle werknemers bezig en hield toezicht op het werk. [medeverdachte 2] had gezegd dat, als de politie vragen zou stellen, hij moest vertellen dat hij vijf dagen per week werkte, acht uur per dag en dat hij € 5,= daggeldvergoeding kreeg. In het echt was dat niet zo. [slachtoffer 5] werkte telkens 12 uur zonder vrije dagen en kreeg geen daggeldvergoeding. [slachtoffer 5] was in een huis gehuisvest waar hij met tien personen sliep. Hij werd, net als de anderen, met bedrijfsauto’s naar het benzinestation gebracht waar hij moest werken. [37]
Bij de rechter-commissaris verklaarde [slachtoffer 5] dat hij alle afspraken in Bulgarije met [medeverdachte 1] heeft gemaakt, dat hij meer dan acht uur, soms wel twaalf uur per dag werkte en dat hij in het weekeinde ook weleens dertien tot veertien uur achter elkaar heeft gewerkt. Het extra werk is niet betaald. [38]
4.3.7
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] :
Door de verdediging is betoogd dat er inconsistenties zijn in de verklaringen van [slachtoffer 1] en dat de betrouwbaarheid van deze verklaringen derhalve wordt betwist. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij werd gedwongen en bedreigd door [naam 1] en [medeverdachte 2] , terwijl alle anderen daarover niet hebben verklaard. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaringen afgelegd waaruit volgt dat zij [medeverdachte 1] heeft gezien in Nederland en [medeverdachte 2] in Bulgarije. Dit is in strijd met haar eigen eerder afgelegde verklaringen, de verklaringen van de andere aangever, de verklaringen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en de verklaringen van de medewerkers van de tankstations.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op punten afwijken van de verklaringen van andere aangevers en getuigen. Met name ten aanzien van de mate van druk die op haar is uitgeoefend om de werkzaamheden te blijven uitvoeren sporen haar verklaringen niet (volledig) met die van andere aangevers en getuigen. Echter, dit maakt nog niet dat de verklaringen van [slachtoffer 1] als geheel onbetrouwbaar zijn. Op hoofdlijnen is immers door de andere werknemers hetzelfde verklaard als hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard, zoals in het voorgaande is weergegeven. Zij hebben allemaal verklaard dat zij lange dagen van rond de 13 uren moesten werken, dat zij geen vrije tijd hadden en dat zij bedragen van rond de Bulgaarse lev 1.000 hebben verdiend. Ook hebben meerdere werknemers verklaard dat zij instructies kregen dat, wanneer er contact zou zijn met politie, zij in strijd met de waarheid moesten zeggen dat ze acht uur per dag werkten en vijf dagen per week. Ook wordt haar verklaring wat betreft de werktijden en het gebrek aan vrije dagen ondersteund door de camerabeelden en de verklaring van getuige [getuige 1] . Gelet hierop worden de verklaringen van [slachtoffer 1] , voor zover hiervoor weergegeven, als betrouwbaar aangemerkt en kunnen deze worden gebezigd voor het bewijs.
4.3.8
Verklaringen verdachten
[medeverdachte 1] heeft – als getuige – verklaard dat hij manager en mede-eigenaar is van [verdachte] . De bedrijfsactiviteiten bestaan onder meer uit het onderhouden van sanitaire voorzieningen. [verdachte] wierf in Bulgarije personeel voor de werkzaamheden in Nederland via advertenties in kranten en op internet en via kennissen. [medeverdachte 1] tekende de arbeidscontracten namens [verdachte] . [medeverdachte 1] of zijn medewerkers regelde de huurwoningen in Nederland voor de werknemers van [verdachte] . [medeverdachte 1] of zijn medewerkers hielden toezicht op de werknemers en bepaalden wie waar moest werken. [medeverdachte 2] van [bedrijf 1] is zijn broer. [39] Ter zitting heeft [medeverdachte 1] , mede als vertegenwoordiger van de rechtspersoon, verklaard dat de zaken namens [verdachte] in Nederland werden geregeld door [naam 1] . [naam 1] was werkzaam voor [verdachte] . [naam 1] gaf instructies aan de mensen namens [verdachte] . Zij kregen van hem hun instructies. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij regelmatig contact had met [naam 1] . [40]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij vennoot is van [bedrijf 1] en verantwoordelijk is voor de administratie van het bedrijf. Hij werkt ongeveer 2 dagen per maand in de schoonmaak, de overige vennoten van [bedrijf 1] maken 15 tot 20 dagen per maand schoon. Hij regelt de verdeling van de winst. [bedrijf 1] gebruikt personeel van [verdachte] voor het schoonmaken van de toiletten. De fooien die betaald worden bij de toiletten zijn voor [bedrijf 1] . Er zijn auto’s van [verdachte] waarmee de werknemers van [verdachte] naar de benzinestations worden gebracht. Als mensen met een eigen auto komen, betaalt [verdachte] de benzinekosten. [41] Later heeft [medeverdachte 2] nog verklaard dat werknemers van [verdachte] moesten blijven werken totdat er klanten waren, namelijk van 06:00 tot 21:00 uur. [42]
4.3.9
Bevindingen
De rechtbank heeft op grond van het voorgaande de volgende relevante feiten en omstandigheden vastgesteld.
Arbeidsbemiddeling en vervoer
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] volgt dat [medeverdachte 1] namens [verdachte] in Bulgarije de afspraken maakte met de werknemers ten aanzien van het in Nederland te verrichten werk en de salariëring. Immers, allen hebben verklaard in Bulgarije in contact te zijn gekomen met [medeverdachte 1] en daar afspraken te hebben gemaakt. Alleen [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij telefonisch contact had vanuit Bulgarije met [medeverdachte 2] . Ook [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat hij namens [verdachte] personeel wierf voor de werkzaamheden in Nederland en de arbeidsovereenkomsten sloot met werknemers.
Ten aanzien van het vervoer hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verklaard dat zij de kosten voor het vervoer naar Nederland per vliegtuig zelf moesten betalen, maar dat de kosten zijn voorgeschoten door [verdachte] en later op het loon zijn ingehouden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben ook verklaard dat zij in Eindhoven van het vliegveld zijn opgehaald. Daarnaast volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dat zij werden gebracht naar de plek waar ze moesten werken en aan het einde van de dag weer werden opgehaald. Volgens [slachtoffer 5] gebeurde dit met bedrijfsauto’s. Die verklaring vindt bevestiging in de verklaring van [medeverdachte 2] .
Huisvesting
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met tien personen in een woning op [camping 1] in Zundert verbleef. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze verbleef op een camping in Wernhout in een huis met drie vrouwen en vijf mannen. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij in een pension in Eindhoven woonde samen met acht mensen. [slachtoffer 5] wist niet exact waar hij verbleef, maar hij woonde met meerdere mensen in een woning. Er zijn huurovereenkomsten aangetroffen van woningen op [camping 1] en camping [camping 2] op naam van [verdachte] . Ook [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat hij namens [verdachte] , of andere werknemers van [verdachte] , de huisvesting regelde.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn gehuisvest door [medeverdachte 1] en [verdachte] . De rechtbank overweegt dat in de gehuurde vakantiewoningen meer personen werden gehuisvest dan dat was toegestaan en dan waarvoor de woningen redelijkerwijs geschikt waren. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben immers verklaard dat zij met tien personen in een woning sliepen en [slachtoffer 2] heeft daarover verklaard dat het om zespersoons woningen ging.
Werkomstandigheden
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij vanaf de dag van aankomst iedere dag heeft gewerkt en dat het om dagen ging van 06:00 uur in de ochtend tot 20.00/21.00 uur in de avond. De camerabeelden van het tankstation bevestigen dit. Ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben verklaard dat zij geen vrije tijd hadden en lange dagen moeten werken. Camerabeelden van 19 december 2011 lieten zien dat [slachtoffer 3] omstreeks 05.50 uur aankwam bij het tankstation en dat zij omstreeks 19.20 uur het pand verliet.
[slachtoffer 5] heeft in eerste instantie verklaard dat hij acht uren per dag werkte, maar heeft later verklaard dat dat meer uren waren. Bij de rechter-commissaris verklaarde hij dat dat hij meer dan acht uur, soms wel twaalf uur per dag werkte en dat hij in het weekeinde ook weleens dertien tot veertien uur achter elkaar heeft gewerkt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat alle mensen lange dagen maakten en zeven dagen per week moesten werken.
Op grond van deze eensluidende verklaringen over de werktijden, welke ondersteuning vinden in camerabeelden bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , stelt de rechtbank vast dat de werknemers zoals genoemd in de tenlastelegging veel meer dan acht uren per dag hebben gewerkt gedurende zeven dagen per week, met een gemiddelde van ongeveer 13 uren per dag.
Loon en arbeidscontract
De rechtbank stelt vast dat aangevers en werknemers verklaringen hebben afgelegd over de ontvangen bedragen en dat zij allen hebben verklaard minder te hebben gekregen dan was afgesproken. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij € 850,= per maand kreeg. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben verklaard dat zij € 450,= per maand verdienden en [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij € 900,= per maand kreeg. Er zijn geen bankafschriften in het dossier aangetroffen die dit kunnen bevestigen. Wel zijn er loonstaten opgemaakt door [verdachte] , waaruit zou volgen dat de werknemers zijn uitbetaald op basis van een maandsalaris van 2000 Bulgaarse lev bruto.
De rechtbank overweegt dat sommige werknemers de juistheid van deze loonstaten betwisten. Maar ook als de rechtbank wel uitgaat van de juistheid daarvan, stelt de rechtbank vast dat de werknemers (ruim) minder dan het destijds geldende minimumloon van € 8,28 per uur in Nederland hebben verdiend. Immers, een salaris van 2000 Bulgaarse lev is omgerekend een bedrag van ongeveer € 1.020,=. Zelfs al zouden de werknemers ‘slechts’ 5 dagen per week, 8 uur per dag hebben gewerkt, dan hadden zij een bedrag van € 1.457,28 (22 dagen x 8 uren x € 8.28) moeten verdienen. De werknemers hebben echter allen, naar zij hebben verklaard, nog veel minder verdiend dan dit bedrag, terwijl zij, zoals uit het voorgaande blijkt, veel meer uren hebben gewerkt dan 40 uur per week.
Betrokkenheid van de verdachten
Uit voorgaande verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] blijkt dat zij met [medeverdachte 1] , die werkte voor [verdachte] in Bulgarije, een gesprek hebben gevoerd. Zij zijn, net als [slachtoffer 3] , als arbeidskracht van Bulgarije naar Nederland gekomen om te werken. Via [verdachte] / [medeverdachte 1] werden het vervoer en de vliegtickets, geregeld en de kosten voor de tickets werden later op hen verhaald. In Nederland werden zij te werk gesteld voor [bedrijf 1] , waarvan [medeverdachte 2] één van de vennoten was. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben verklaard in Nederland met [medeverdachte 2] te maken te hebben gehad. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de baas was en na hem [naam 2] en [naam 1] . [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [naam 1] de voorman was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevestigen deze verklaringen in grote lijnen.
De stelling van de verdediging dat [medeverdachte 1] niet op de hoogte was van de werktijden van zijn werknemers in Nederland, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, hij was de bestuurder van [verdachte] en moet hebben geweten wat er gebeurde, temeer daar de voorman [naam 1] , die alle werkzaamheden in Nederland coördineerde, voor [verdachte] werkzaam was en [medeverdachte 1] regelmatig contact met [naam 1] had. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] in haar aangifte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tegen haar zou hebben gezegd dat ze van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds moest werken. Deze verklaring maakt het des te meer ongeloofwaardig dat [medeverdachte 1] niet van de lange werktijden wist.
Voor zover [medeverdachte 2] heeft betoogd dat hij geen wetenschap had van de lange werkdagen van de werknemers en daar niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden, acht de rechtbank ook dat ongeloofwaardig. Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is verklaard dat hij de baas was. Door [slachtoffer 5] is verklaard dat [medeverdachte 2] degene was die zich met het werk bemoeide en ook het toezicht hield op het werk. Hij was ook woonachtig op [camping 1] en had dus zicht op wat daar gebeurde. Daarbij heeft hij verklaard dat de toiletten bemand moesten worden van 06.00 uur tot 21.00 uur. Hij was verder ook degene die de contracten regelde en contacten onderhield met de tankstations.
Gelet op deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] (vanuit Bulgarije) met zijn bedrijf [verdachte] verantwoordelijk was voor het werven van mensen en de organisatie van hun tewerkstelling in Nederland. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat [medeverdachte 2] (vanuit Nederland) de dagelijkse gang van zaken aanstuurde samen met in ieder geval één voorman, genaamd [naam 1] , die werkzaam was voor [verdachte] .
4.3.10
Kwalificatie
De rechtbank dient de volgende vragen te beantwoorden:
- Heeft [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde personen geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen?
- Heeft [verdachte] deze personen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid?
- Is daar voordeel uit getrokken?
- Is er sprake van dwang, geweld of een andere feitelijkheid of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen?
- Is sprake van het oogmerk van uitbuiting van die personen?
Handelingen:
De rechtbank acht op basis van voorgaande feiten en omstandigheden bewezen dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest door [medeverdachte 1] en [verdachte] . Daarmee zijn deze personen ook bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van de schoonmaakwerkzaamheden. Hiervan is ook daadwerkelijk geprofiteerd door [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ; doordat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] tegen een te laag loon te lange dagen moesten werken, kon [bedrijf 1] kennelijk genoeg verdienen met de achtergelaten fooien, waarvan ook [verdachte] nog kon worden betaald voor het beschikbaar stellen van deze personen.
Dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor overwogene, bewezen is dat er door verdachten gebruik is gemaakt van de volgende dwangmiddelen: misbruik maken van een kwetsbare positie, misleiding en misbruik maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
*Misbruik van een kwetsbare positie
De kwetsbare positie van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] was tweeërlei. Enerzijds was in Bulgarije weinig of enkel slecht betaald werk te vinden, zoals blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Die personen werd werk en woonruimte in Nederland in het vooruitzicht gesteld tegen naar Bulgaarse maatstaven een prima salaris.
Anderzijds begaven zij zich in Nederland, terwijl uit hun verklaringen valt af te leiden dat zij geen van allen Nederlands spraken en niet bekend waren met de Nederlandse wetgeving en hun daar uit voortvloeiende rechten als werknemer in Nederland. Zij zijn allen ook gehoord met behulp van een Bulgaarse tolk. In ieder geval [slachtoffer 1] had in Nederland geen geld tot haar beschikking. Dit alles maakte dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zich niet teweer hebben kunnen stellen tegen de vele uren die zij moesten maken en tegen de onderbetaling.
*Misleiding
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben een contract gekregen waarin staat vermeld dat zij Bulgaarse lev 2.000 per maand zouden verdienen en acht uur per dag moesten werken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een contract kreeg aangeboden van Bulgaarse lev 2.000 per maand (€ 1.000,= per maand) voor 40 uren per week en zij kreeg uiteindelijk € 850,= per maand. Er werden kosten voor een zorgverzekering ingehouden, waarover eerder niet was gesproken. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij geen vrije tijd had en – anders dan was afgesproken – een salaris van € 450,= kreeg. Zij heeft verklaard dat ze zich misleid voelde zowel over het geld als over de werktijden en de sociale voorzieningen. Bij de rechter-commissaris zegt zij dat de afspraak was dat zij € 900,= per maand zou verdienen, maar dat zij slechts € 500,= had gekregen. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij € 450,= per maand verdiende en daarvoor iedere dag moest werken soms tot veertien uren per dag. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij een contract had voor € 900,= per maand, dat hij lange dagen maakte maar dat zijn overuren niet zijn uitbetaald.
In Bulgarije is door [medeverdachte 1] al met al een misleidend beeld geschetst van het werk in Nederland. Er werd een hoger salaris in het vooruitzicht gesteld dan daadwerkelijk werd uitbetaald, terwijl er meer uren gewerkt moesten worden dan was verteld. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn daardoor misleid.
*Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht
[medeverdachte 1] was degene die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aan werk hielp en ervoor zorgdroeg dat zij naar Nederland gingen. [medeverdachte 2] was de baas in Nederland. [medeverdachte 2] en voorman [naam 1] regelden de werkzaamheden in Nederland en regelden de werkzaamheden, werktijden, het vervoer van en naar het werk, de huisvesting en het voedsel. De bewegingsvrijheid van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werd door de lange werktijden en gebrek aan vervoer ernstig beperkt. Daar komt bij dat zij de Nederlandse taal niet machtig waren, waardoor ze moeilijk contact konden maken binnen hun werkomgeving en dat ze daarom voor alle praktische zaken afhankelijk waren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die daardoor dus een overwicht hadden op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
De rechtbank is niet gebleken van fraude, zoals wel ten laste is gelegd en volgens de officier van justitie wel bewezen kan worden. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat niet werd betaald conform de Wet minimumloon niet zondermeer met zich brengt dat sprake is van fraude in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr.
(Oogmerk van) uitbuiting
De vraag of er sprake is geweest van uitbuiting beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, komt bij de beoordeling van deze vraag onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] moesten zo’n 13 uur per dag, zeven dagen per week, toiletten schoonmaken. Dit betreft werk dat men over het algemeen niet graag doet en zeker bij werkdagen van deze uren een zware fysieke belasting met zich brengt. Zij kregen daarvoor een naar Nederlandse maatstaven erg laag loon. Als al uitgegaan zou worden van een 40-urige werkweek in plaats van een 90-urige werkweek, kregen zij veel minder betaald dan het Nederlands minimumloon. Dat lage loon maakte dat van de opbrengst van de werkzaamheden (het geld dat door de toiletgebruikers werd achtergelaten in het schoteltje) relatief veel over bleef, zodat het economisch voordeel voor verdachten groot was. Door de tewerkstelling hadden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ook nauwelijks bewegingsvrijheid. Zij konden door de werktijden en het gebrek aan vervoer niet veel anders dan werken en slapen. Een sociaal- of privéleven was nagenoeg onmogelijk, ook door de wijze van huisvesting; met (te) veel personen moesten ze verblijven in vakantiehuisjes.
Uit het handelen van verdachten, kan niet anders worden afgeleid dan dat zij het oogmerk hadden op de uitbuiting. Hun handelen was immers gericht op het tewerkstellen van personen zoals hiervoor omschreven. Zoals hiervoor ook overwogen, hadden zij ook wetenschap van de omstandigheden waaronder gewerkt moest worden. Tekenend in dat verband is ook dat personeel van [verdachte] instructies kreeg over wat er verklaard moest worden als instanties vroegen naar salaris of werktijden. Daaruit blijkt dat bij verdachten de wetenschap bestond dat hun handelen naar Nederlandse wetgeving en maatstaven verboden was.
Naar het oordeel van de rechtbank bevonden aangevers zich in een uitbuitingssituatie en hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook het oogmerk gehad om aangevers in die situatie te brengen. Hun opzet was erop gericht om zichzelf door de uitbuiting te bevoordelen. Het oogmerk van uitbuiting kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3.11
Medeplegen
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de mensenhandel, zoals in de primaire variant is ten laste gelegd. Hiertoe is vereist dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met het doel om voordeel te behalen aan de door hun werknemers te verrichten werkzaamheden. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachten een constructie hebben bedacht in de vorm van een vooropgezet plan waar zij allen voordeel aan behaalden en waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een deel van de werkzaamheden voor hun rekening namen. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat [medeverdachte 1] als bestuurder van [verdachte] met name verantwoordelijk was voor de werving van personeel dat naar Nederland gestuurd kon worden en [medeverdachte 2] was degene die namens [bedrijf 1] er voor zorgde dat er tankstations waren waar dit personeel aan de slag kon. Het leiding geven aan dit personeel in Nederland werd gedaan door [medeverdachte 2] en door een medewerker van [verdachte] , waarmee [medeverdachte 1] regelmatig overleg pleegde. Deze handelwijze duidt op een samenwerking gericht op de mensenhandel, waarbij zowel [medeverdachte 1] met [verdachte] als [medeverdachte 2] essentiële rollen vervulden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van de mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3.12
Strafbaarheid van [verdachte] als rechtspersoon
De strafbaarheid van de rechtspersoon moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen: is de rechtspersoon geadresseerde van de norm, kan de verboden gedraging die door een natuurlijk persoon is verricht aan de rechtspersoon worden toegerekend en kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat mensenhandel een delict is dat door een rechtspersoon kan worden gepleegd en dat ook [verdachte] daarom als geadresseerde van de geschonden norm kan worden beschouwd. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen redelijkerwijs aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. De gedragingen hebben immers plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon [verdachte] ; de feitelijke gedragingen zijn verricht door [medeverdachte 1] als bestuurder van [verdachte] , de werknemers werden door een voorman van [verdachte] in Nederland aangestuurd, het uitzenden van Bulgaarse werknemers voor schoonmaakwerkzaamheden valt binnen de normale bedrijfsactiviteiten van [verdachte] en [verdachte] is daarvoor betaald. Het opzet van [verdachte] kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid uit het opzet van haar bestuurder [medeverdachte 1] .
4.3.13
Vrijspraak ten aanzien van de mensenhandel van [slachtoffer 2]
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of bij [slachtoffer 2] de tenlastegelegde mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kan worden nu er bij hem sprake is van een andere positie dan bij de andere in de tenlastelegging genoemde personen. Immers, [slachtoffer 2] was blijkens de inhoud van het dossier vennoot bij [bedrijf 1] in plaats van werknemer van [verdachte] . Hoewel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] door [bedrijf 1] werd gehuisvest, zijn er verder geen handelingen jegens hem verricht. Van het gebruik van dwangmiddelen jegens [slachtoffer 2] is de rechtbank voorts evenmin gebleken. Derhalve is bij [slachtoffer 2] van mensenhandel geen sprake geweest en dient [verdachte] van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
4.3.14
Het (voorwaardelijk) verzoek om getuigen te horen
Door de verdediging is betoogd dat de getuigen, waarom is verzocht tijdens de zitting van 24 februari 2017 en waarvan het verzoek tot het horen destijds is afgewezen, alsnog dienen te worden gehoord, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komt.
Volgens het proces-verbaal van de zitting van 24 februari 2017 is verzocht om 21 getuigen te horen. Het verzoek inzake het horen van de personen die op de tenlastelegging staan werd toegewezen. De overige getuigenverzoeken werden afgewezen, omdat deze verzoeken onvoldoende onderbouwd waren en de noodzaak van het horen van deze getuigen niet was aangetoond. De rechtbank ziet het voorwaardelijk getuigenverzoek als een herhaald verzoek waarvoor geen nadere onderbouwing is gekomen op de zittingen van 6 en 8 november 2019. De rechtbank is, onder verwijzing naar de eerdere beslissing en naar hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat er ook thans geen noodzaak is om deze getuigen te horen. De rechtbank wijst het (voorwaardelijk) verzoek dan ook af.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
[verdachte] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan [verdachte] op te leggen een geldboete van € 15.000,=.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak, is het primaire standpunt dat geen straf dient te worden opgelegd. Subsidiair is betoogd dat een geldboete van maximaal € 3.000,= passend is, nu er sprake is van een enorm tijdsverloop en de redelijke termijn fors is overschreden. Tevens is aangevoerd dat een bedrag van € 3.000,= voor een Bulgaars bedrijf veel zwaarder werkt dan voor een Nederlands bedrijf en dat met die omstandigheid ook rekening moet worden gehouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] , dat werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitbuiten van vier Bulgaarse mensen die in dienst waren van [verdachte] in een periode van ongeveer vier maanden. Deze mensen moesten lange werkdagen maken van ongeveer dertien uren per dag en zij kregen minder uitbetaald dan het wettelijk minimumloon zoals dat in Nederland gold. Daarnaast werd de bewegingsvrijheid van deze mensen beperkt omdat zij feitelijk van en naar hun werkplek werden vervoerd en zulke lange dagen maakten dat zij gedurende die vier maanden nauwelijks iets anders konden doen dan werken, eten en slapen. De werknemers spraken niet de Nederlandse taal en waren niet bekend met Nederlandse wetgeving en hadden in Nederland daardoor een geïsoleerd bestaan. De rechtbank acht weliswaar niet bewezen dat er jegens deze werknemers geweld is gebruikt of is gedreigd met geweld, maar de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden maakten dat wel sprake was van uitbuiting en (daardoor) aantasting van de menselijke waardigheid van deze financieel van verdachte afhankelijke mensen. Het handelen van verdachten was ingegeven door financieel gewin.
Voor dit soort feiten is een geldboete van substantiële hoogte passend. Voor [verdachte] , en andere bedrijven, moet duidelijk zijn dat het niet loont om in Nederland mensen uit te buiten. Van straffen in dit soort zaken moet daarom ook een afschrikwekkende werking uit gaan.
Voor het bepalen van de hoogte van de geldboete houdt de rechtbank rekening met de eis van de officier van justitie die de uitbuiting van vijf mensen bewezen acht, terwijl de rechtbank uit gaat dat het om vier mensen gaat. Namens [verdachte] is geen concrete of verifieerbare informatie verstrekt over de financiële situatie van het bedrijf. De rechtbank houdt daarmee dan ook geen rekening bij de strafoplegging. Voorts overweegt de rechtbank nog dat het de vraag is of de uitgebuite personen uiteindelijk nog het salaris hebben ontvangen, waarop zij volgens de Nederlandse wetgeving recht hadden. Daarvan is namens [verdachte] in ieder geval geen overtuigend bewijs overgelegd, zodat de rechtbank het er voor houdt dat zij financieel substantieel heeft geprofiteerd van de bewezenverklaarde uitbuiting.
Wel houdt de rechtbank in het voordeel van [verdachte] rekening met het lange tijdsverloop in de strafprocedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in ernstige mate is overschreden. Immers, al in december 2011 is het strafrechtelijk onderzoek gestart en in januari 2014 zijn [medeverdachte 1] , bestuurder van [verdachte] , en [medeverdachte 2] voor het laatst gehoord. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 en 8 november 2019 en heden, 20 december 2019, wordt vonnis gewezen.
De rechtbank constateert een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 5 jaren. Deze overschrijding is niet aan bijzondere omstandigheden aan de zijde van verdachten te wijten. Deze termijnoverschrijding dient dan ook tot een flinke verlaging van een normaliter op te leggen geldboete te leiden.
Dit alles afwegend, acht de rechtbank een geldboete van € 10.000,= passend en zal deze ook opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 47, 51, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals in bijlage II is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van mensenhandel, als rechtspersoon gepleegd, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van
€ 10.000,=.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van der Linden en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2019.
Bijlage I
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september 2011 tot en met 5 januari 2012, te Wernhout en/of Hunsel en/of Moerdijk en/of Breda en/of Ell en/of Numansdorp, althans in Nederland en/of te [verdachte] en/of Kardzhali, althans in Bulgarije, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
“(art. 273f lid 1 ahf/sub 1 WvSr)
[slachtoffer 1]
(telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 1]heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting
en/of
(art. 273f lid 1 sub 4 WvSr)
[slachtoffer 1](telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen, waarvan hij (verdachte) en/of (een of meer van ) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 1]zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(art. 273f lid 1 sub 6 WvSr) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 1]
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toe aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 1] ,
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 1]een (vlieg)ticket te kopen en/of
- heeft vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en/of van de woonplek naar de werkplek en/of van de werkplek naar de woonplek en/of
- gehuisvest, (terwijl
die [slachtoffer 1]met meerdere personen (een) kleine woonruimte(n) moest(en) delen die niet geschikt was/waren voor dat aantal personen),
terwijl
die Slavova
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en/of
  • Bij de werving in Bulgarije een ander cq rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en/of de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij/zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) €900/€1.000 per maand) en/of
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en/of
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en/of
  • laag/niet opgeleid was en/of
  • de Nederlandse taal niet machtig was en/of
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en/of
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) over wat
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
die [slachtoffer 1]er toe heeft/hebben verplicht bij/voor [bedrijf 1] , waarvan hij, verdachte, (een van) de venno(o)t(en) en/of (een van) de leidinggevende(n) was,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, althans nagenoeg zonder recht op vakantiedagen en/of verlof en/of
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en/of
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en/of
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden en/of
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en/of
  • het niet uitbetalen van overuren;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 1 WvSr)
[slachtoffer 2]
(telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 2]heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting
en/of
(art. 273f lid 1 sub 4 WvSr)
[slachtoffer 2](telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen, waarvan hij (verdachte) en/of (een of meer van ) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 2]zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(art. 273f lid 1 sub 6 WvSr) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 2] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toe aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 2]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 2]een (vlieg)ticket te kopen en/of
- heeft vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en/of van de woonplek naar de werkplek en/of van de werkplek naar de woonplek en/of
- gehuisvest, (terwijl
die [slachtoffer 2]met meerdere personen (een) kleine woonruimte(n) moest(en) delen die niet geschikt was/waren voor dat aantal personen),
terwijl
die [slachtoffer 2]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en/of
  • Bij de werving in Bulgarije een ander cq rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en/of de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij/zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) €900/€1.000 per maand) en/of
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en/of
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en/of
  • laag/niet opgeleid was en/of
  • de Nederlandse taal niet machtig was en/of
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en/of
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) over wat
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
die [slachtoffer 2]er toe heeft/hebben verplicht bij/voor [bedrijf 1] , waarvan hij, verdachte, (een van) de venno(o)t(en) en/of (een van) de leidinggevende(n) was,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, althans nagenoeg zonder recht op vakantiedagen en/of verlof en/of
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en/of
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en/of
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden en/of
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en/of
  • het niet uitbetalen van overuren;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 1 WvSr)
[slachtoffer 3]
(telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 3]heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting
en/of
(art. 273f lid 1 sub 4 WvSr)
[slachtoffer 3](telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen, waarvan hij (verdachte) en/of (een of meer van ) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 3]zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(art. 273f lid 1 sub 6 WvSr) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 3] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toe aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 3]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 3]een (vlieg)ticket te kopen en/of
- heeft vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en/of van de woonplek naar de werkplek en/of van de werkplek naar de woonplek en/of
- gehuisvest, (terwijl
die [slachtoffer 3]met meerdere personen (een) kleine woonruimte(n) moest(en) delen die niet geschikt was/waren voor dat aantal personen),
terwijl
die [slachtoffer 3]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en/of
  • Bij de werving in Bulgarije een ander cq rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en/of de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij/zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) €900/€1.000 per maand) en/of
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en/of
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en/of
  • laag/niet opgeleid was en/of
  • de Nederlandse taal niet machtig was en/of
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en/of
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) over wat
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
die [slachtoffer 3]er toe heeft/hebben verplicht bij/voor [bedrijf 1] , waarvan hij, verdachte, (een van) de venno(o)t(en) en/of (een van) de leidinggevende(n) was,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, althans nagenoeg zonder recht op vakantiedagen en/of verlof en/of
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en/of
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en/of
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden en/of
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en/of
  • het niet uitbetalen van overuren;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 1 WvSr)
[slachtoffer 4]
(telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 4]heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting
en/of
(art. 273f lid 1 sub 4 WvSr)
[slachtoffer 4](telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen, waarvan hij (verdachte) en/of (een of meer van ) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 4]zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(art. 273f lid 1 sub 6 WvSr) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 4] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toe aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 4]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 4]een (vlieg)ticket te kopen en/of
- heeft vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en/of van de woonplek naar de werkplek en/of van de werkplek naar de woonplek en/of
- gehuisvest, (terwijl
die [slachtoffer 4]met meerdere personen (een) kleine woonruimte(n) moest(en) delen die niet geschikt was/waren voor dat aantal personen),
terwijl
die [slachtoffer 4]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en/of
  • Bij de werving in Bulgarije een ander cq rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en/of de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij/zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) €900/€1.000 per maand) en/of
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en/of
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en/of
  • laag/niet opgeleid was en/of
  • de Nederlandse taal niet machtig was en/of
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en/of
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) over wat
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
die [slachtoffer 4]er toe heeft/hebben verplicht bij/voor [bedrijf 1] , waarvan hij, verdachte, (een van) de venno(o)t(en) en/of (een van) de leidinggevende(n) was,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, althans nagenoeg zonder recht op vakantiedagen en/of verlof en/of
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en/of
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en/of
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden en/of
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en/of
  • het niet uitbetalen van overuren;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 1 WvSr)
[slachtoffer 5]
(telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 5]heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest (telkens) met het oogmerk van uitbuiting
en/of
(art. 273f lid 1 sub 4 WvSr)
[slachtoffer 5](telkens) door dwang en/of dreiging met geweld en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen, waarvan hij (verdachte) en/of (een of meer van ) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 5]zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(art. 273f lid 1 sub 6 WvSr) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 5] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toe aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 5]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 5]een (vlieg)ticket te kopen en/of
- heeft vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en/of van de woonplek naar de werkplek en/of van de werkplek naar de woonplek en/of
- gehuisvest, (terwijl
die [slachtoffer 5]met meerdere personen (een) kleine woonruimte(n) moest(en) delen die niet geschikt was/waren voor dat aantal personen),
terwijl
die [slachtoffer 5]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en/of
  • Bij de werving in Bulgarije een ander cq rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en/of de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij/zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) €900/€1.000 per maand) en/of
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en/of
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en/of
  • laag/niet opgeleid was en/of
  • de Nederlandse taal niet machtig was en/of
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en/of
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) over wat
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) dat wanneer
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
die [slachtoffer 5]er toe heeft/hebben verplicht bij/voor [bedrijf 1] , waarvan hij, verdachte, (een van) de venno(o)t(en) en/of (een van) de leidinggevende(n) was,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, althans nagenoeg zonder recht op vakantiedagen en/of verlof en/of
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en/of
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en/of
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en/of
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden en/of
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en/of
  • het niet uitbetalen van overuren.
Bijlage II
hij in de periode van 7 september 2011 tot en met 5 januari 2012, in Nederland en in Bulgarije, telkens tezamen en in vereniging met natuurlijke personen,
[slachtoffer 1]
telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 1]heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest telkens met het oogmerk van uitbuiting
en
[slachtoffer 1]telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 1]
immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachten toen aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 1] ,
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 1]een (vlieg)ticket te kopen en
- vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en van de woonplek naar de werkplek en van de werkplek naar de woonplek en
- gehuisvest, terwijl
die [slachtoffer 1]met meerdere personen een woonruimte moest delen die niet geschikt was voor dat aantal personen,
terwijl
die [slachtoffer 1]
  • bij de werving in Bulgarije een ander c.q. rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte dat zij 5 dagen per week moest werken tegen een salaris van (omgerekend) € 900,= per maand) en
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en
  • de Nederlandse taal niet machtig was en niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en zijn medeverdachten over wat
waarbij de uitbuiting er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en zijn medeverdachten
die [slachtoffer 1]er toe hebben verplicht voor [bedrijf 1] ,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, recht op vakantiedagen en verlof en
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
- het (deels) inhouden van het loon van
die [slachtoffer 1]en het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voorde verrichte werkzaamheden en het niet uitkeren van vakantiegeld en het niet uitbetalen van overuren;
[slachtoffer 3]
telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 3]heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest telkens met het oogmerk van uitbuiting
en
[slachtoffer 3](telkens) door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 3] ,
immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachten toen aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 3]
  • overgebracht naar Nederland door voor die [slachtoffer 3] een (vlieg)ticket te kopen en
  • vervoerd en/of laten vervoeren van de woonplek naar de werkplek en van de werkplek naar de woonplek
  • terwijl die [slachtoffer 3]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en
  • bij de werving in Bulgarije een ander c.q. rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte dat zij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) € 900,=/€ 1.000,= per maand) en
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en
  • laag/niet opgeleid was
  • de Nederlandse taal niet machtig was en
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving,
waarbij de uitbuiting er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en zijn medeverdachten
die [slachtoffer 3]er toe hebben verplicht voor [bedrijf 1] ,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder recht op vakantiedagen en verlof en
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon
en waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor de verrichte werkzaamheden en
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en
  • het niet uitbetalen van overuren;
[slachtoffer 4]
telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 4]heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest telkens met het oogmerk van uitbuiting
en
[slachtoffer 4]telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 4] ,
immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachten toen aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 4]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 4]een (vlieg)ticket te kopen en
- vervoerd en/of laten vervoeren van de woonplek naar de werkplek en van de werkplek naar de woonplek
terwijl
die [slachtoffer 4]
  • in het land van herkomst (Bulgarije) moeilijk aan werk kon komen en
  • bij de werving in Bulgarije een ander c.q. rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte/toezegging dat hij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) € 900,=/€1.000,= per maand) en
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en
  • de Nederlandse taal niet machtig was en niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en
  • onder druk werd gezet door hem, verdachte, en zijn medeverdachten over wat
waarbij de uitbuiting er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en zijn medeverdachten
die [slachtoffer 4]er toe hebben verplicht voor [bedrijf 1] ,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder, recht op vakantiedagen en verlof en
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon,
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor de verrichte werkzaamheden en
  • het niet uitkeren van vakantiegeld en het niet uitbetalen van overuren;
[slachtoffer 5]
telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
die [slachtoffer 5]heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest telkens met het oogmerk van uitbuiting
en
[slachtoffer 5]telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 5] ,
immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachten toen aldaar – zakelijk weergegeven –
die [slachtoffer 5]
- overgebracht naar Nederland door voor
die [slachtoffer 5]een (vlieg)ticket te kopen en
- vervoerd en/of laten vervoeren van het vliegveld naar de woonplek en van de woonplek naar de werkplek en van de werkplek naar de woonplek
terwijl
die [slachtoffer 5]
  • bij de werving in Bulgarije een ander c.q. rooskleuriger beeld geschetst heeft gekregen van de werktijden en de verloning in Nederland (bestaande uit de belofte dat hij 5 dagen per week moest werken gedurende 8 uur per dag tegen een salaris van (omgerekend) € 900,=/€1.000,= per maand) en
  • geen ervaring had op de Nederlandse arbeidsmarkt en
  • de Nederlandse taal niet machtig was en
  • over weinig/geen inkomsten beschikte en
  • niet bekend was met de Nederlandse wet- en regelgeving en
onder druk werd gezet door hem, verdachte, en zijn medeverdachte over wat
die [slachtoffer 5]moest zeggen bij controle door politie, arbeidsinspectie of een andere controlerende instantie
waarbij de uitbuiting er onder meer uit bestond dat hij, verdachte, en zijn medeverdachten
die [slachtoffer 5]er toe hebben verplicht voor [bedrijf 1] ,
- ( gemiddeld) 6 of 7 dagen per week te werken (toiletten bij tankstations schoonmaken en beheren), zonder recht op vakantiedagen en verlof en
- gedurende gemiddeld 10 tot 15 uur per dag te werken en
- in een sociaal isolement te leven door de werk/woonsituatie en het gebrek aan voldoende vrije tijd en
- de werkzaamheden te verrichten tegen een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon,
waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting heeft bestaan uit:
  • het (deels) inhouden van het loon van
  • en het beneden het wettelijk verplicht minimumloon uit betalen voor/van de verrichte werkzaamheden
  • en het niet uitkeren van vakantiegeld en het niet uitbetalen van overuren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het eindproces-verbaal genaamd Akelei, bestaande uit diverse ordners die (deels) afzonderlijk zijn genummerd.
2.Het proces-verbaal bevindingen (dossier H), ordner 3, p.163 en 164 en het proces-verbaal bevindingen (dossier H), ordner 3, p. 166 en 167.
3.Het proces-verbaal bevindingen (dossier H), ordner 3, p. 175 en 176.
4.Het proces-verbaal aanvang en verloop onderzoek (dossier B), ordner 3, p. 16 en 17.
5.Het uittreksel van de Kamer van Koophandel, bijlage D/001, p. 406 en 407 (ordner 2)
6.Een brief van [bedrijf 2] , bijlage D017/7, ordner 2, p. 615.
7.De overeenkomsten met tankstations, bijlage D/017-1 t/m D/017-6, ordner 2, p. 607 t/m 614.
8.Een overeenkomst met een tankstation, bijlage D/017-8, ordner 2, p.616.
9.Een vertaalde inschrijving in het Bulgaarse handelsregister, bijlage D/021, ordner 2, p. 683.
10.De overeenkomst van opdracht, bijlage D/004, ordner 2, p. 428 en 429.
11.De overeenkomst van opdracht, bijlage D/020-2, ordner 2, pagina 679 en 680.
12.De huurovereenkomst woonruimte betreffende appartement 5, bijlage D/018-5, p. 654 t/m 657.
13.Facturen inzake huur op Camping [camping 2] , bijlage D/018-1, ordner 2, p. 619 t/m 648.
14.De huurovereenkomst betreffende een recreatiewoning op Parc [camping 1] , kavelnummer 5, bijlage D/019-1, ordner 2, pagina 660.
15.De huurovereenkomst betreffende een recreatiewoning op Parc [camping 1] , kavelnummer 180, bijlage D/019-3, ordner 2, pagina 668.
16.Een nachtregistratieformulier lange termijn verhuur Parc [camping 1] , bijlage D019/6, ordner 2, p. 671.
17.De werkovereenkomsten, bijlagen D/016-1 ( [slachtoffer 1] ), D/016-2 ( [slachtoffer 5] ) D016/4 ( [slachtoffer 4] ), D016/8 ( [slachtoffer 3] ) ordner 2, p. 593, 594, 596 en 600.
18.De bijlagen in de vorm van vertaalde loonstaten, behorend bij het proces-verbaal op p. 863 t/m 877,
19.Uitdraai van de Staatscourant, regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2011, p. 456 t/m 458, ordner 2.
20.De voetnoot bij het proces-verbaal op p. 873, ordner 2.
21.Het proces-verbaal bevindingen m.b.t. notities [slachtoffer 1] (dossier H), p. 166 en 167, ordner 3
22.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] , (deel C), ordner 3, p 1-8
23.Het proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , bijlage G/001, ordner 3, p. 200 en 201.
24.Het proces-verbaal verhoor getuige, dossier D, ordner 3, p. 38 en 39.
25.Het proces-verbaal bevindingen uitkijken videobeelden [naam benzinestation 1] , dossier H, ordner 3, p. 211 t/m 213.
26.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , ordner 1, p. 297 t/m 299.
27.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] , ordner 2, p. 730 tot en met 733.
28.Het proces-verbaal, ordner 4, p. 459.
29.Het proces-verbaal bevindingen, ordner 4, p. 444 en 445.
30.De verklaring van [getuige 2] , ordner 4, p. 447
31.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] , bijlag G/017 ordner 1, p. 303 t/m 305.
32.De verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris, als losse bijlage bij de persoonsdossiers van verdachten gevoegd.
33.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 4] , bijlage G/018, ordner 1, p. 314 tot en met 317.
34.De verklaring van [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris, als losse bijlage bij de persoonsdossiers van verdachten gevoegd.
35.Het proces-verbaal van bevindingen van de arbeidsinspectie, ordner 3, p. 258.
36.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 5] , ordner 3, p. 264.
37.Het proces-verbaal getuigenverhoor, ordner 1, p. 326.
38.De verklaring van [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris, als losse bijlage bij de persoonsdossiers van verdachten gevoegd.
39.Het proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1] , ordner 1, p 75 tot en met 79.
40.De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , afgelegd op de zitting van 6 november 2019.
41.Het verhoor door de Arbeidsinspectie van [medeverdachte 2] als wettelijk vertegenwoordiger van [bedrijf 1] , ordner 1, p. 67 tot en met 72.
42.Het proces-verbaal van verdachtenverhoor, ordner 2, pagina 789.