ECLI:NL:RBZWB:2019:6035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
C/02/298510 FA RK 15-2781
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een verhuizing met haar kinderen naar een nieuwe woonplaats. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat zij van oordeel is dat het niet in het belang van de kinderen is om te verhuizen. De rechtbank heeft overwogen dat de kinderen hun sociale leven en contacten hebben opgebouwd in hun huidige woonplaats en dat een verhuizing naar een nieuwe omgeving een onzekere situatie voor hen met zich meebrengt. De rechtbank heeft daarbij ook de recente problematiek van de kinderen in aanmerking genomen, die volgens de jeugdbescherming is toegenomen. De vrouw heeft aangegeven dat zij naar de nieuwe woonplaats wil verhuizen om een nieuwe start te maken, maar de rechtbank is van mening dat de voordelen voor de vrouw niet opwegen tegen de mogelijke nadelen voor de kinderen. De rechtbank heeft benadrukt dat de persoonlijke problematiek van de kinderen zwaar weegt in deze beslissing en dat intensieve begeleiding voor hen noodzakelijk is. De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige [naam minderjarige 1] bij de vrouw blijft, zolang zij in de huidige woonplaats verblijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/298510 FA RK 15-2781
nadere beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] , gemeente [woonplaats gemeente verzoeker] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.J.M. Veth,
en
[naam verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] , gemeente [gemeente woonplaats verweerder] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2018 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 19 maart 2018 ontvangen aanvullend verzoek met bijlage;
- de op 17 april 2018 ontvangen reactie op het aanvullend verzoek;
- de brieven van mr. Van Reeven-Özer van 22 augustus 2018 en van 15 juli en
20 november 2019, laatstgenoemde met bijlage;
- de brieven van mr. Veth van 29 augustus en 22 oktober 2018, en van 12 juli 2019;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 mei 2019;
- het rapport van 26 juli 2018 en het (aanvullend) rapport van 16 mei 2019 van de Raad voor de Kinderbescherming.
1.2. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 22 november 2019. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de raad, en mevrouw [naam gezinsvoogd] (betrokken gezinsvoogd) en mevrouw [medewerker Stichting Jeugdbescherming Brabant] van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de jeugdbescherming.
1.3. De minderjarige [naam minderjarige 1] (verder: [naam minderjarige 1] ) en de minderjarige [Naam minderjarige 2] (verder: [Naam minderjarige 2] ) zijn gelet op hun leeftijd uitgenodigd om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Alleen [Naam minderjarige 2] heeft daarop gereageerd en is uitgenodigd voor een kindgesprek. De advocaat van de vrouw heeft voorafgaande aan het plaatsvinden van bovengenoemde zitting gemeld dat [naam minderjarige 1] is meegekomen en nog graag in de gelegenheid wenst te worden gesteld om haar mening kenbaar te maken. Aan [naam minderjarige 1] is die gelegenheid, tijdens de schorsing van voormelde zitting, geboden.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking van 23 januari 2018 is bepaald dat de man en [naam minderjarige 1]
voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar, de ene week van vrijdagavond 19.00 uur tot
woensdag voor school, de andere week van maandag na schooltijd tot woensdag voor school,
en de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg door partijen nader te
regelen.
2.2.
Bij voormelde beschikking van 23 januari 2018 is voorts de raad verzocht om een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen over zowel de verhuiswens van de vrouw, het hoofdverblijf van de minderjarigen als de zorgregeling, waarbij de raad het onderzoek indien zij dat nodig acht kan uitbreiden met een beschermingsonderzoek.
De rechtbank heeft in de mogelijke verhuizing van de vrouw naar [nieuwe woonplaats vrouw] aanleiding gezien om alle minderjarigen te betrekken in het raadsonderzoek, hoewel in de eerder in deze procedure gegeven beschikking van 13 januari 2016 reeds was beslist over het hoofdverblijf en de zorgregeling met betrekking tot de drie jongste minderjarigen ( [Naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] ). De rechtbank heeft in de beschikking van 13 januari 2016 het hoofdverblijf van voormelde kinderen bij de vrouw bepaald en heeft bepaald dat de man en voormelde kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, alsmede op elke maandagmiddag na schooltijd tot 19.00 uur, en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat een mogelijke verhuizing van de vrouw gevolgen heeft voor de beantwoording van de vraag waar de minderjarige kinderen van partijen het beste hun hoofdverblijf kunnen hebben en welke zorgregeling het meest tegemoet komt aan de belangen van de minderjarige kinderen van partijen.
2.3.
In afwachting van het rapport van de raad heeft de rechtbank de behandeling van de
zaak pro forma tot 24 juli 2018 aangehouden.
2.4.
De vrouw heeft aanvullend verzocht te bepalen dat de rechtbank vervangende toestemming verleent aan de vrouw om, naar de rechtbank begrijpt met de kinderen, naar [nieuwe woonplaats vrouw] te verhuizen, met behoud van, respectievelijk te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal zijn. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.5.
De rechtbank heeft op verzoek van de raad bij beschikking van 30 augustus 2018 de kinderen onder toezicht gesteld van de jeugdbescherming tot 30 augustus 2019. Bij beschikking van 22 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam minderjarige 1] verlengd tot 13 februari 2020 en van de minderjarigen [Naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] verlengd tot 30 augustus 2020. Nu de ondertoezichtstelling nog steeds van kracht is, is in het kader van deze procedure de gezinsvoogd van de jeugdbescherming, die betrokken is bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling, eveneens opgeroepen en zijn bovengenoemde personen verschenen.
2.6.
In haar rapport van 26 juli 2018 heeft de raad geadviseerd om het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen bij de vrouw te bepalen en om de op dat moment geldende contactregelingen voorlopig te handhaven voor de tussenliggende periode in afwachting van een aanvullend onderzoek met betrekking tot de verhuizing van de vrouw. De raad heeft de rechtbank voorts geadviseerd om de behandeling aan te houden voor een periode van negen maanden, waarin de resultaten van de hulpverlening en de vorderingen van het plan van aanpak met betrekking tot de verhuizing van moeder, binnen het kader van de ondertoezichtstelling, zich zullen aftekenen. De raad heeft aangegeven dat zij in geval van aanhouding van de zaak na een periode van zes maanden ambtshalve het aanvullend onderzoek zal verrichten.
2.7.
De rechtbank heeft met instemming van beide partijen de zaak vervolgens aangehouden in afwachting van het aanvullend rapport van de raad.
2.8.
Thans zijn aan de orde de beoordeling van het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een verhuizing met de kinderen naar [nieuwe woonplaats vrouw] , dat ter zitting door mr. Veth is aangevuld met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring, en verder het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, en ten slotte de verzoeken van partijen om de door ieder van hen verzochte contactregelingen vast te stellen.
2.9.
In het kader van de mondelinge behandeling van de verzoeken heeft de jeugdbescherming het volgende naar voren gebracht. De jeugdbescherming vermeldt dat partijen in het kader van de ondertoezichtstelling van hun kinderen op de eerste plaats samen met hulpverleningsorganisatie Pro6 de mogelijkheid van parallel ouderschap hebben onderzocht en dat dit geresulteerd heeft in een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan. De jeugdbescherming merkt op dat de totstandkoming van dit ouderschapsplan voor veel vertraging heeft gezorgd in het tot stand brengen van de verder voor dit gezin benodigde hulpverlening, waardoor de ondertoezichtstelling die gericht is op de ontwikkeling van de kinderen door de rechtbank is verlengd. De jeugdbescherming heeft nog geen uitvoering kunnen geven aan haar plan om met alle gezinsleden individuele gesprekken te voeren. Voorts vermeldt de jeugdbescherming dat [naam minderjarige 1] wel een persoonlijkheidsonderzoek heeft gehad, waarover [naam minderjarige 1] zich nog dient uit te laten en waarover partijen zijn geïnformeerd. De jeugdbescherming signaleert dat de zorgen over de kinderen, met name over de 12-jarige [Naam minderjarige 2] , fors zijn (toegenomen). [Naam minderjarige 2] vertoont volgens de jeugdbescherming zeer problematisch gedrag. De jeugdbescherming benadrukt dat de noodzaak om individuele hulp voor de kinderen in te schakelen op dit moment nog meer is aangewezen. De kinderen zitten volgens de jeugdbescherming klem tussen hun ouders die in hun onderlinge strijd hun kinderen betrekken en het niet eens kunnen worden over de verhuizing van de vrouw naar [nieuwe woonplaats vrouw] . Partijen zullen zich moeten inzetten om de in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen te behalen. De jeugdbescherming denkt dat de kinderen het meest gebaat zijn bij duidelijkheid over de verhuizing ongeacht welke beslissing over de verhuizing zal worden gegeven.
2.10.
De raad heeft in haar aanvullend rapport van 16 mei 2019 het geven van vervangende toestemming voor een verhuizing van de vrouw en de kinderen naar [nieuwe woonplaats vrouw] het meest in het belang van de kinderen geacht. De raad heeft voorts de rechtbank (zoals eerder al) geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige 1] en de overige minderjarige kinderen te bepalen bij de vrouw en de contactregeling tussen de man en [naam minderjarige 1] en de contactregeling tussen de man en de overige minderjarigen conform de eerder geadviseerde regeling vast te stellen. De raad heeft haar advies (mede) gebaseerd op haar vertrouwen dat de vrouw, binnen het kader van de ondertoezichtstelling, het plan van aanpak voor de verhuizing, met steun van de hulpverlening, tot uitvoering zal brengen, de kinderen voldoende in het verhuisproces zal betrekken, en zich in zal blijven zetten om het contact tussen de man en de kinderen voort te zetten.
Ter zitting heeft de raad het volgende naar voren gebracht. De raad is geschrokken van de door de jeugdbescherming ter zitting geuite recente forse zorgen over de kinderen waarmee de raad ten tijde van het opstellen van het aanvullend rapport van 16 mei 2019 nog niet bekend was. De raad vraagt zich af of deze zorgen gerelateerd zijn aan de problemen tussen partijen rond de omgang en/of echtscheiding of in het bijzonder gerelateerd zijn aan de verhuiswens van de vrouw. Met name maakt de raad zich zorgen over het huidige problematische gedrag van [Naam minderjarige 2] . De raad geeft aan dat het gedrag van [Naam minderjarige 2] een extreme uiting is van een gevoel van onveiligheid. De raad vindt dat (door middel van onderzoek) duidelijk moet worden waar het gedrag van [Naam minderjarige 2] uit voortkomt, alvorens een verhuizing door te laten gaan. De raad vraagt zich dan ook af of op dit moment een verhuizing in het belang van de kinderen is en vraagt zich voorts af of de vrouw zelf vindt dat zij op dit moment gehoor moet geven aan haar wens om naar [nieuwe woonplaats vrouw] te verhuizen. De raad merkt daarbij ten slotte op dat de jeugdbescherming de ouders hulp kan bieden bij het scheppen van de randvoorwaarden om het welzijn van hun kinderen te bevorderen, dat de raad hierin een adviserende rol kan hebben, maar dat de ouders uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de invulling van de opvoeding van hun kinderen en dus voor de keuzes die zij in het belang van hun kinderen dienen te maken.
2.11.
De vrouw heeft in haar aanvullend verzoek herhaald en nader uiteengezet waarom zij naar [nieuwe woonplaats vrouw] wil verhuizen. De vrouw wenst - kort gezegd - met haar kinderen een nieuwe start te maken in het dorp [nieuwe woonplaats vrouw] waar zij oorspronkelijk vandaan komt, in de buurt van haar huidige partner, die daar woont, waar ook haar familie woont, en waar zij haar sociale contacten heeft. De vrouw heeft ter zitting bevestigd dat er sprake is van een zeer moeizame situatie, nu alle kinderen psychologische hulp en/of hulp op school krijgen. Voor het jongste kind [naam minderjarige 4] wordt nog uitgezocht welke hulp voor haar het beste kan worden ingeschakeld. Volgens de vrouw zijn de kinderen erg gespannen over de toekomst. De vrouw deelt mede dat zij het huidige problematische gedrag van [Naam minderjarige 2] bij de gezinsvoogd aan de orde heeft gesteld. De vrouw heeft gemerkt dat de datum van de zitting van de verlenging van de ondertoezichtstelling spanning verhogend was voor [Naam minderjarige 2] . De vrouw heeft ook gemerkt dat [Naam minderjarige 2] heel erg heeft toegeleefd naar de dag waarop deze zitting plaats zou vinden, nu deze dag alles bepalend lijkt te zijn voor [Naam minderjarige 2] . [Naam minderjarige 2] zegt, volgens de vrouw, dat hij voor zijn vader gaat kiezen ongeacht wat de rechter ook over de verhuizing zegt. De vrouw maakt zich het meeste zorgen om [Naam minderjarige 2] op dit moment, maar zij maakt zich ook zorgen over de andere kinderen. De vrouw vindt het erg belangrijk dat duidelijk wordt of zij met de kinderen al dan niet naar [nieuwe woonplaats vrouw] kan verhuizen. De vrouw begrijpt dat de kinderen het moeilijk vinden om te verhuizen omdat zij geboren en getogen zijn in [geboorteplaats kinderen] en in het dorp [geboorteplaats kinderen] veel mensen kennen. De vrouw deelt ten slotte mede dat [Naam minderjarige 2] in [geboorteplaats kinderen] naar het voortgezet onderwijs gaat.
2.12.
De man stelt zich op het standpunt dat het niet in het belang van de kinderen is als zij naar [nieuwe woonplaats vrouw] moeten verhuizen. De man betoogt dat de kinderen hun sociale contacten in hun vertrouwde omgeving [geboorteplaats kinderen] hebben en in de buurt van de man willen blijven wonen. De man hoort van [naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2] dat zij niet willen verhuizen en krijgt van de jongste twee kinderen ook signalen dat zij niet willen verhuizen. De man voelt zich genoodzaakt om voor zijn kinderen in deze procedure op te komen en kan vanwege hun wens om in [geboorteplaats kinderen] in de buurt van hun vader te blijven niet (emotioneel) instemmen met een verhuizing naar [nieuwe woonplaats vrouw] . De man heeft een sterke band met de kinderen en vreest dat door de verhuizing zijn betrokkenheid bij de verzorging en de opvoeding van de kinderen zal afnemen, terwijl de kinderen hem, naast de vrouw, net zo goed nodig hebben en ook laten merken dat zij hem nodig hebben. Een verhuizing is ook niet in zijn belang omdat de man de wens heeft om de zorgtaken gelijk tussen partijen te verdelen.
Ter zitting heeft de man verklaard dat hij zich niet goed geïnformeerd acht door de jeugdbescherming over het persoonlijkheidsonderzoek van [naam minderjarige 1] , over de recente ernstige problemen van [Naam minderjarige 2] en ook over het uitblijven van hulp aan [naam minderjarige 4] . De man heeft wel iets van het problematische gedrag van [Naam minderjarige 2] bemerkt. De man heeft later verklaard dat hij tijdens de schorsing van de zitting het een en ander met de aanwezige gezinsvoogd heeft uitgepraat en dat hij vertrouwen heeft in de jeugdbescherming. De man maakt zich zorgen over de kinderen en benadrukt dat hun belang voorop dient te worden gesteld. Ten aanzien van de contactregeling heeft de man opgemerkt dat als [Naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] na het weekend bij hem, op zondag weer teruggaan naar de vrouw, om vervolgens op maandagmiddag weer bij hem te zijn, dit voor de kinderen onrustig is. De man vraagt zich af of de kinderen er niet bij gebaat zijn als zij bij hem van de zondag op maandag kunnen blijven overnachten.
2.13.
Anders dan de raad in haar aanvullend rapport van 16 mei 2019 heeft geconcludeerd, is de rechtbank van oordeel dat aan de vrouw geen vervangende toestemming dient te worden verleend om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats vrouw] . Onvoldoende is aangetoond dat het in het belang van de vrouw en de kinderen is om daar te gaan wonen. Het gezin heeft van aanvang af in [geboorteplaats kinderen] gewoond en heeft daar een sociaal leven opgebouwd. Voor de vrouw zou kunnen gelden dat zij beter aardt in [nieuwe woonplaats vrouw] , maar dit laat onverlet dat een verhuizing voor de kinderen een ongewisse situatie tot gevolg heeft. Voor de rechtbank staat niet vast dat gelet op de problematiek van dit gezin, als de vrouw meer in haar kracht komt te staan in [nieuwe woonplaats vrouw] door de sociale contacten die zij daar heeft, dit ook de kinderen in voldoende mate ten goede komt. Er is weliswaar een plan van aanpak gemaakt, maar waar al reden is om te verhuizen omdat het welbevinden van de vrouw groter wordt, komt onvoldoende tot uiting dat ook het welbevinden van de kinderen, gezien hun moeite met het maken van nieuwe contacten, daarmee gediend is en het hele plan goed doordacht is gelet op de problematiek die op dit moment aan de orde is. Bovendien is onlangs duidelijk geworden dat sprake is van toenemende problematiek van de kinderen, die er nog niet was toen het aanvullend rapport door de raad gemaakt werd. Dit heeft ook bij de raad ter zitting de vraag opgeworpen of de verhuizing in het belang van de kinderen is op dit moment en dat die vraag niet zonder nader onderzoek kan worden beantwoord. Daarentegen is de rechtbank overtuigd dat de kinderen gebaat zijn bij duidelijkheid over de verhuizing. Bovendien moet geconstateerd worden dat bij een verhuizing van de vrouw naar [nieuwe woonplaats vrouw] de bestaande contactregeling met betrekking tot de maandagmiddag, waarop de kinderen op dit moment bij de man verblijven, onder druk komt te staan. Dit wordt niet in het belang van de kinderen geacht.
Dit alles afwegende maakt dat het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een verhuizing met de kinderen zal worden afgewezen.
De rechtbank wenst daarbij te benadrukken dat in voormelde afweging een groot gewicht is toegekend aan de omstandigheid dat de persoonlijke problematiek van de kinderen fors is (verergerd) en dat intensieve begeleiding van de kinderen op dit moment aangewezen is.
2.14.
Het voorgaande laat onverlet dat de vrouw onverhoopt zonder de kinderen naar [nieuwe woonplaats vrouw] zou kunnen verhuizen, maar dat zolang de vrouw in [geboorteplaats kinderen] woont het hoofdverblijf van de kinderen bij haar gehandhaafd blijft. Ten aanzien van [naam minderjarige 1] geldt dat zolang zij minderjarig is, zij het hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben. De rechtbank zal daarom bepalen dat [naam minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben.
2.15.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om de huidige (voorlopige) contactregelingen te wijzigen, met dien verstande dat de voorlopige contactregeling met betrekking tot [naam minderjarige 1] hierna definitief zal worden bepaald. De rechtbank ziet in het kader van de ondertoezichtstelling wel een taak weggelegd voor de gezinsvoogd om te bezien, zonder de strijd tussen partijen daarbij te willen verergeren, of de contactregeling tussen de man en de minderjarigen [Naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] met betrekking tot de maandagmiddag volgend op het weekend dat voormelde kinderen bij de man zijn, uitgebreid zou kunnen worden naar de gehele maandag, gelet op hetgeen de man hierover ter zitting naar voren heeft gebracht.
2.16.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarige
[naam minderjarige 1] , geboren te Breda op 13 februari 2002,
haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw,
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en voornoemde minderjarige [naam minderjarige 1] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar
- de ene week van vrijdagavond 19.00 uur tot woensdag voor school,
- de andere week van maandag na schooltijd tot woensdag voor school,
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen
te regelen;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. van Oijen, en, in tegenwoordigheid van mr. Höhner, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.