In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 oktober 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De minderjarige verblijft samen met zijn moeder in een ouder-kind voorziening van Amarant. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het toekomstperspectief van de minderjarige niet langer bij de moeder ligt, gezien de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder en de hechtingsproblematiek van de minderjarige. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van één jaar, tot 12 oktober 2020, en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een pleeggezin voor dezelfde periode.
De kinderrechter heeft in zijn overwegingen de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) meegenomen, die aangaf dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke structuur en stabiliteit te bieden die de minderjarige nodig heeft. Ondanks de inspanningen van de moeder om te verbeteren, is de kinderrechter van mening dat de situatie van de minderjarige te kwetsbaar is om nog langer bij de moeder te blijven. De kinderrechter heeft ook de eerdere ervaringen van de moeder bij andere instellingen in overweging genomen, waar het niet goed ging, en heeft geconcludeerd dat de huidige situatie bij Amarant niet voldoende is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan ingaan. De moeder heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking binnen drie maanden na de uitspraak.