ECLI:NL:RBZWB:2019:6295

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
7339382 CV EXPL 18-5251
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bedragen en proceskosten in een verstekzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap als eiseres en een andere besloten vennootschap als gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.B. Dubach, heeft gedaagde gedagvaard op 6 november 2018, maar gedaagde is niet verschenen op de zitting. Hierdoor is er verstek verleend tegen gedaagde.

De eiseres heeft gevorderd dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag dat in de dagvaarding is omschreven, alsook tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, en heeft deze toegewezen, met enkele uitzonderingen. De rechter heeft bepaald dat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op de vordering tot betaling van schadeloosstelling, waardoor de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is.

Daarnaast heeft de rechter de vordering van eiseres tot betaling van beslagkosten afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er beslag is gelegd. Gedaagde is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met de voorwaarde dat als gedaagde niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan de proceskosten voldoet, de wettelijke rente over deze kosten zal worden toegewezen. De rechter heeft ook de nakosten voorwaardelijk toegewezen, met een maximum van € 100,00, en de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door eiseres.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde moet betalen aan eiseres een bedrag van € 5.291,56, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en € 1.603,73 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 7339382 CV EXPL 18-5251
vonnis d.d. 16 januari 2019
inzake
de besloten vennootschap [eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.B. Dubach, advocaat te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [adres] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de dagvaarding van 6 november 2018 met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Eiseres heeft op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden, gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van het bedrag of de bedragen als nader in de dagvaarding omschreven, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Gedaagde is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen deze verstek is verleend.
2.3
Nu de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen, behoudens het volgende.
2.4
Artikel 6:119a BW is niet van toepassing op een vordering tot betaling van een bedrag bij wijze van schadeloosstelling, zodat de gevorderde handelsrente over de verschenen rente niet toewijsbaar is. Voorts zal de wettelijke handelsrente over de gevorderde hoofdsom als hierna bepaald worden toegewezen.
2.5
Eiseres vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, nu eiseres noch heeft gesteld dat beslag heeft plaatsgevonden, noch beslagstukken in het geding heeft gebracht.
2.6
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover gedaagde de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat gedaagde, indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
2.7
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en gedaagde niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van eiseres aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 100,00), zijnde een bedrag van € 100,00. De wettelijke rente over het bedrag van € 100,00 zal vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door eiseres worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 5.291,56, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de in voornoemd bedrag verdisconteerde factuurbedragen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.603,73 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 861,44, daarin begrepen een bedrag van € 300,00 als salaris voor de gemachtigde van eiseres, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis in geval van niet-betaling binnen 14 dagen;
veroordeelt gedaagde, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door eiseres volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.J. Nuijten en in het openbaar uitgesproken op
16 januari 2019.