ECLI:NL:RBZWB:2019:749

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
02/800568-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Weert
  • A. Veldhuizen
  • J. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging voorhanden hebben van vuurwapens met strafverzwarende omstandigheden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2019, stond de verdachte terecht voor het in vereniging voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De feiten vonden plaats op 13 oktober 2018 in Breda, waar de verdachte samen met medeverdachten werd aangetroffen in een gestolen Audi RS4, voorzien van gestolen kentekenplaten. Tijdens de aanhouding werden verschillende vuurwapens, munitie en andere wapens aangetroffen in de auto. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich bewust moest zijn van de aanwezigheid van de wapens. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, maar sprak hem vrij van de heling van de gestolen auto en kentekenplaten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De rechtbank benadrukte dat het voorhanden hebben van vuurwapens een ernstig risico voor de veiligheid met zich meebrengt en dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor zijn betrokkenheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800568-18
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres]
thans verblijvende te Huis van Bewaring Grave (Unit A+B), Grave,
raadsvrouw: mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 januari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Breda, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen,
een of meer vuurwapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- een pistool (merk Walther, type P22, kaliber.22lr) en/of
- een pistool (merk Heckler en Koch, type SFP 9, kaliber 9 x 19mm) en/of
- een pistool (merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19mm)
en/of een vuurwapen van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie,
te weten:
- een stroomstootwapen (merk Jual model FBQ2002-A, type 80KV)
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- tien patronen van het kaliber .22lr (merk Fedral) en/of
- zeven patronen van het kaliber 9 x 19 mm (merk Sellier & Bellot) en/of
- twaalf patronen van het kaliber 9 x 19 mm (merk Geco)
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Breda tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie I, onder 3,
te weten
- twee boksbeugels en/of
- een geluidsdemper (merk Walther, type SD22)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Breda,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een (personen)auto (merk Audi, [kenteken 1] ) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), in elk geval redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Breda,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 2] ) heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), in elk geval redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het in vereniging voorhanden hebben van vuurwapens met munitie (feit 1 en 2). Zij baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] wist dan wel had moeten vermoeden dat de Audi waarin hij werd aangehouden geen legale herkomst had (feit 3). Nu [verdachte] geen nader onderzoek heeft gedaan of hij mocht rijden in deze auto en er toch in is gaan zitten en is gaan rijden, heeft hij zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan opzetheling.
Ten aanzien van de kentekenplaten die op de Audi zaten (feit 4) is de officier van justitie van mening dat uit de dossierstukken niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] wist dan wel had moeten weten dat het gestolen kentekenplaten betrof. Zij verzoekt de rechtbank om [verdachte] vrij te spreken van dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 2 niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsvrouw van verdachte wijst daarbij op de omstandigheid dat niet direct redengevend en buiten gerede twijfel bewezen kan worden dat verdachte in enigerlei zin wetenschap, laat staan in opzettelijke zin, heeft gehad van de aanwezigheid van de wapens. Volgens het proces-verbaal zou voor de bijrijdersstoel op de grond onder het dashboard een zwarte sporttas hebben gestaan. Deze tas was dicht. Vanaf de bestuurdersplaats, zijnde de plek waar verdachte zat bij aanhouding, is het niet mogelijk de tas, laat staan de inhoud van de gesloten tas, te zien. Verdachte had dus geen wetenschap van deze tas of van de inhoud van de tas. De tenlastegelegde boksbeugels zouden zich onder andere in deze tas hebben bevonden. Voor het overige zijn de herkomst van deze tas en de inhoud daarvan op geen enkele wijze – niet aan de hand van observaties, niet forensisch en niet aan de hand van verklaringen omtrent wetenschap – aan verdachte te linken.
In de auto wordt nog een andere zwarte tas aangetroffen met daarin het paspoort van cliënt. In die tas bevinden zich voor het overige geen voor de tenlastegelegde feiten relevante goederen.
Verdachte is gezien terwijl hij instapte. Hij had volgens de verbalisanten geen wapen in de hand. Verdachte is direct aangehouden nadat hij op de bestuurdersplaats van de Audi is gaan zitten en kan dus ook geen kans hebben gehad om nog een wapen ergens vandaan te halen en dat op de bijrijdersstoel te gooien. Dat zou dan immers moeten zijn gebeurd terwijl [medeverdachte 1] nog op de bijrijdersstoel zat. Ook was het in dat tijdsbestek voor verdachte niet mogelijk om te zien of een vermeende stalen pijp/demper dan wel een wapen in andermans kleding verborgen zat.
[medeverdachte 1] heeft direct bij aanhouding aan de politie verklaard dat hij een wapen bij zich had en [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de overige twee wapens van hem waren en dat verdachte van niets wist over de aanwezige wapens. Uit de beschikbare bewijsmiddelen kan niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht heeft gehad over de tenlastegelegde goederen in de auto en bij de medeverdachte aangetroffen. Het enkele gegeven dat verdachte zeer kort in de auto had plaats genomen is daartoe niet voldoende.
Ten aanzien van feit 3 en 4 is de verdediging eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging wil zonder meer aannemen dat de auto en de kentekenplaten op enig moment zijn gestolen. Het onderzoek heeft echter in geen enkele zin, laat staan van voldoende zekerheid de al of niet opzettelijke betrokkenheid van verdachte daarbij, of diens wetenschap of zelfs vermoeden in al of niet opzettelijke zin daarvan vastgesteld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Op zaterdag 13 oktober 2018, omstreeks 16:30 uur wordt door een verbalisant van het flexibel interventieteam geconstateerd dat op de Acaciastraat te Breda een gestolen personenauto, merk Audi, type RS4, geparkeerd staat met daarop bevestigd gestolen kentekenplaten, afkomstig van een ander voertuig. Hierop wordt betreffend voertuig geobserveerd door het interventieteam. Verbalisanten lopen meermalen langs het voertuig ter observatie, waarbij zij hebben geconstateerd dat er niets in het voertuig lag.
Door het interventieteam wordt vervolgens gezien dat er omstreeks 19:30 uur een zwarte Mercedes, type Citan, over de Acaciastraat komt gereden, die opvallend rijgedrag vertoont ter hoogte van de gestolen Audi. De bestuurder van deze zwarte Mercedes heeft vervolgens contact met de bestuurder van een witte bestelbus, wederom merk Mercedes, type Citan, alvorens er vier mannen uit de witte bestelbus stappen. Een van de mannen droeg een grote zwarte tas, een andere man droeg een kleinere zwarte tas, een derde man droeg een oranjekleurige shopper en de vierde man droeg niets bij zich. De vier mannen zijn gezamenlijk in de richting van de Audi gelopen, [1] , [2] alwaar uiteindelijk drie mannen kort bij de Audi stonden en vervolgens zijn ingestapt. Nadat deze drie mannen zijn ingestapt, worden zij klemgereden door de politie die hen – met getrokken vuurwapens – heeft gesommeerd hun handen te laten zien en uit het voertuig te stappen. [3]
Alle drie de inzittenden zijn vervolgens aangehouden. De persoon die achter het stuur zat, bleek verdachte (hierna: [verdachte] ) te zijn. [4] De persoon die op de bijrijdersstoel zat, bleek [medeverdachte 1] [5] (hierna: [medeverdachte 1] ) te zijn en de persoon die achterin zat, bleek [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) te zijn. [6]
Bij de aanhouding werd aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij wapens bij zich had, waarop hij heeft aangegeven dat hij een wapen in zijn broeksband had. [7] [verbalisant 6] heeft het vuurwapen uit de broeksband van [medeverdachte 1] gepakt en ter hoogte van zijn voeten geplaatst. Verbalisant [verbalisant 4] heeft het vuurwapen vervolgens opgepakt en op de bijrijdersstoel van de Audi gelegd. [8] , [9]
In de Audi lagen, op de bijrijdersstoel, het vuurwapen dat bij [medeverdachte 1] was aangetroffen, een tweede vuurwapen, waarvan de hamer in de achterste stand stond en een cilindervormig voorwerp [10] , wat een geluidsdemper bleek te zijn. [11]
Op de grond voor de bijrijdersstoel lag een grote zwarte tas. In de tas bleken een afgeplakte (verduisterde) skibril, twee rollen (duct)tape, een oranje klauwhamer, een heuptasje met hierin twee boksbeugels, een zwart baseballpetje, een bivakmuts en twee zwarte handschoenen, een vuilniszak met een fles ammoniak, een zwart tasje met zwarte handboeien en ongebruikte witte kabelbinders, een vuilniszak met witte kabelbinders en een blauw klimtouw (nieuw in verpakking), een taser met drie setjes pijlen, een mobiele telefoon, een powerbank, twee zakken met (afgeschoren/geknipt) haar (vermoedelijk menselijk), een nieuwe rol vuilniszakken, twee jassen met hierop de print beveiliging (nieuw in de verpakking), gebruikte doorgeknipte kabelbinders in elkaar gemaakt als handboeien, zwarte handboeien (nieuw) en wat klein gereedschap te zitten. [12]
Onder de bijrijdersstoel lag een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat zwart was van kleur. [13] [verdachte] droeg twee telefoons bij zich: een Huawei en een Blackberry. Ook zijn twee medeverdachten droegen een Blackberry bij zich. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] had een paar handschoenen op zak. [14]
Technisch onderzoek naar de drie op een pistool gelijkende voorwerpen heeft uitgewezen dat het een randvuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Walther, type P22, kaliber .22lr, een centraalvuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Heckler en Koch, type SFP 9, kaliber 9x19mm en een centraalvuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm betroffen. [15] Deze pistolen zijn geschikt om projectielen door een loop af te schieten en derhalve vuurwapens in zin van categorie III van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) zijn.
De munitie, aangetroffen in de vuurwapens, betroffen tien randvuureenheidspatronen van het kaliber .22longrifle van het merk Fedral, zeven centraalvuur eenheidspatronen van het kaliber 9x19mm van het merk Sellier & Bellot en twaalf centraalvuur eenheidspatronen van het kaliber 9x19mm van het merk Geco. [16]
Het cilindervormig object dat in de Audi werd aangetroffen bleek een niet in een vuurwapen geïntegreerde geluiddemper in de vorm van een aluminium holle buis, van het merk Walther, type SD22, welke aan één zijde voorzien was van een schroefdraad verbinding, die overeenkomt met de schroefdraad op het pistool van het merk Walther, type P22. Het betreft een geluiddemper in gevolge artikel 2 lid 1 onder f van de Regeling wapens en munitie.
Het stroomstootwapen bleek van het merk Jual model fBQ2002-A , type 80KV te zijn en is een wapen dat bestemd is om (pijltjes) projectielen door een loop af te schieten. Derhalve is dit wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder ie van de WWM. [17]
Tot slot werden in de zwarte tas nog twee boksbeugels aangetroffen, welke boksbeugels zijn, bestaande uit vier om de vingers sluitende, ovale/ronde stalen, onderling met
elkaar verbonden, ringen. De buitenste ringen zijn middels een tussenstuk aan elkaar verbonden. Deze voorwerpen zijn wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder ten 3e van de WWM. [18]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij op 13 oktober 2018, met drie anderen, in een witte Mercedes Citan is komen aanrijden in Breda. Ze zijn uitgestapt en naar de Audi gelopen. [19] Hij heeft zijn handen omhoog gedaan en werd uit de auto getrokken en met zijn hoofd op het wegdek gelegd. [verdachte] had een grote zwarte tas bij zich met daarin zijn spullen, geld en zijn paspoort. Deze tas lag in de kofferbak van de Audi.
4.3.2
De bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2
[verdachte] wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij, samen met zijn medeverdachten, wapens voorhanden heeft gehad. Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens is naar vaste jurisprudentie vereist dat [verdachte] zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid hiervan, waarbij een minimaal bewustzijn voldoende is.
Bij de beoordeling of hier sprake van was, hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring die [medeverdachte 2] als getuige heeft afgelegd in de zaak van [verdachte] . [medeverdachte 2] heeft – in afwijking van zijn eerste verklaring bij de politie – ter zitting verklaard dat hij degene was die de twee vuurwapens, aangetroffen op en onder de bijrijdersstoel, bij zich had, terwijl zijn medeverdachten hier geen weet van hadden. Hij heeft verklaard deze pistolen daar te hebben gegooid nadat [verdachte] en [medeverdachte 1] reeds waren uitgestapt.
De rechtbank acht deze verklaring van [medeverdachte 2] weinig plausibel en hecht daar dan ook geen geloof aan. De verklaring vindt geen enkele steun in het dossier en is in strijd met de verklaringen van [verbalisant 6] en [verbalisant 5] . De rechtbank wijst in dit verband op de processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] en van [verbalisant 5] , beide van 14 oktober 2018. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] , die op de bijrijdersstoel zat, als laatste uit de auto stapte. [medeverdachte 2] kan dus niet de gelegenheid hebben gehad de wapens op de bijrijdersstoel te gooien, nu [medeverdachte 1] daar nog zat op het moment dat [medeverdachte 2] uitstapte. Bovendien is ook niet in te zien waarom [medeverdachte 2] maar liefst twee vuurwapens in zijn broeksband heeft, terwijl hij naar eigen zeggen wiet gaat knippen. Een verklaring hiervoor heeft hij niet gegeven.
Het is vervolgens de vraag of enige wetenschap bij [verdachte] kan worden afgeleid uit de aanwezige bewijsmiddelen. Hieruit valt in ieder geval niet direct af te leiden of de wapens op enig moment te zien waren voor [verdachte] , of dat hij ze onder zijn bereik had. Uit de feiten en omstandigheden waaronder [verdachte] en zijn medeverdachten zijn aangehouden valt naar het oordeel van de rechtbank echter wel af te leiden dat hij, evenals zijn medeverdachten, zich gerealiseerd moet hebben dat er wapens aanwezig waren. Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen blijkt namelijk dat [verdachte] op 13 oktober 2018 samen met zijn medeverdachten op pad was. [verdachte] bestuurde de witte Mercedes Citan waarin zij zich allen bevonden en parkeerde deze op enig moment aan de Dijklaan, waarna hij en zijn medeverdachten gezamenlijk uitstapten. Samen liepen zij richting de Abeelstraat. De tassen die verdachten bij zich droegen werden verdeeld: ieder van hen droeg een tas. Met zijn drieën liepen zij zo richting de gestolen Audi RS4, een auto waarvan bekend is dat deze vaak wordt gebruikt bij criminele activiteiten. De Audi was daarbij voorzien van gestolen kentekenplaten. In de tas die voorin de auto werd gelegd werden door de politie (onder andere) een klauwhamer, twee boksbeugels, een bivakmuts, zwarte handschoenen, twee jassen met daarop ‘beveiliging’, handboeien, een afgeplakte (dus verduisterde) skibril, kabelbinders, een rol ducttape, ammoniak, vuilniszakken, een klimtouw, en twee zakken met (afgeschoren/afgeknipt) vermoedelijk menselijk haar aangetroffen.
Uit al deze feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien - leidt de rechtbank af dat sprake was van een gezamenlijk optreden van de drie verdachten. Dit blijkt uit de wijze waarop verdachten gezamenlijk in hetzelfde voertuig aankwamen, gelijktijdig uitstapten, opliepen, de tassen onderling verdeelden, en hoe zij vervolgens bewust samen richting de gestolen Audi RS4 liepen. Zij hebben vanaf het moment dat zij aankwamen tot aan het moment dat zij gearresteerd werden duidelijk in onderlinge overeenstemming en in nauw verband gehandeld. Dat het plan dat verdachten hadden opgevat een geweldscomponent behelsde, blijkt uit de aangetroffen attributen. Het kan niet anders dan dat deze attributen bedoeld waren om een crimineel plan uit te voeren, waarbij gebruik zou worden gemaakt van, of gedreigd zou worden met, geweld. Dat het hierbij ook ging om een plan waarbij zij allen een (relevante) rol speelden dan wel zouden spelen, blijkt tevens uit de aangetroffen zaken. Zo zijn er niet alleen drie vuurwapens aangetroffen, maar ook drie paar handschoenen - een paar op [medeverdachte 1] , een paar op [medeverdachte 2] en een paar in de voorin gelegen zwarte tas – drie Blackberry telefoons, klaarblijkelijk bedoeld om onderling contact te houden, en twee jassen met daarop: ‘beveiliging’. Het was – zo leidt de rechtbank uit deze aangetroffen zaken af – klaarblijkelijk de bedoeling dat alle verdachten een (meer of minder) actieve rol in de geweldshandelingen zouden gaan spelen. Geen van de verdachten heeft daarbij een aannemelijke verklaring kunnen geven voor het aanwezig zijn van deze zeer opmerkelijke combinatie van zaken in de tas en de auto.
Nu [verdachte] is aangetroffen in omstandigheden die duidelijk op betrokkenheid bij het voorhanden hebben van de wapens duiden, is sprake van een situatie waarin van hem een aannemelijke verklaring mocht worden verwacht. Hij heeft deze niet gegeven. De verklaring die hij ter zitting heeft afgelegd - kort gezegd inhoudende dat hij niet wist wie zijn medeverdachten waren, hoe zij bij hem in de bus waren beland, waarom zij samen naar de Audi liepen en instapten, hoe hij de Audi kon openen of waar zij heen gingen – is laat, vaag en niet te verifiëren, zodat deze niet als aannemelijk moet worden beschouwd.
Nu de waargenomen omstandigheden en aangetroffen zaken erop duiden dat sprake was van een plan waarbij vooraf rekening moest worden gehouden met het gebruik van geweld, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [verdachte] – als hij al niet op de hoogte was van de specifieke aanwezige wapens - er niet bij stil zou hebben gestaan dat er (vuur)wapens meegenomen zouden worden. Het voorhanden hebben van wapens ligt in de uitvoering van een dergelijk plan met geweldselement besloten. Er was sprake van een – op het voorhanden hebben van de ten laste gelegde wapens en munitie gerichte – bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan in vereniging voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2.
Feiten 3 en 4
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen in het dossier kan enkel worden vastgesteld dat [verdachte] op 13 oktober 2018 toegang tot het gestolen voertuig, zijnde de Audi RS4, had en heeft plaatsgenomen achter het stuur. De rechtbank kan op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van [verdachte] ter zitting niet vaststellen dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de personenauto en de daarop bevestigde kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Niet is gebleken dat de sloten van de personenauto waren geforceerd, ook is niet gebleken dat [verdachte] over een sleutel beschikte en ten slotte is ook niet gebleken hoe het betreffende voertuig op de plaats delict terecht is gekomen. Gelet hierop kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat er bij [verdachte] sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de heling van de personenauto en/of de kentekenplaten.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van genoemde goederen. Zij zal hem dan ook vrijspreken van deze feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
1.
hijop
of omstreeks13 oktober 2018 te Breda, tezamen en in vereniging met
een
of meeranderen,
althans alleen,
een of meervuurwapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- een pistool (merk Walther, type P22, kaliber.22lr) en
/of
- een pistool (merk Heckler en Koch, type SFP 9, kaliber 9 x 19mm) en
/of
- een pistool (merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19mm)
en
/ofeen vuurwapen van categorie
II en/ofIII van de Wet wapens en munitie,
te weten:
- een stroomstootwapen (merk Jual model FBQ2002-A, type 80KV)
en
/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- tien patronen van het kaliber .22lr (merk Fedral) en
/of
- zeven patronen van het kaliber 9 x 19 mm (merk Sellier & Bellot) en
/of
- twaalf patronen van het kaliber 9 x 19 mm (merk Geco)
voorhanden heeft gehad;
2.
hijop
of omstreeks13 oktober 2018 te Breda tezamen en in vereniging met
een
of meeranderen,
althans alleen, een of meerwapens van categorie I, onder 3,
te weten
- twee boksbeugels en
/of
- een geluidsdemper (merk Walther, type SD22)
voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte] zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
[verdachte] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan [verdachte] op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft samen met anderen drie vuurwapens met bijbehorende munitie (in totaal 29 kogelpatronen), een geluidsdemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen (met bijbehorende munitie) kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen, te meer nu één van de vuurwapens ook nog was doorgeladen en dus klaar was voor gebruik. Voorts maakt het bezit van dergelijke wapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt het gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, te meer nu bekend is dat wapens worden gebruikt in criminele circuits en bij terroristische groeperingen. De rechtbank neemt dit [verdachte] dan ook zeer kwalijk. Bovendien is er, gelet op de combinatie van de in de Audi aangetroffen goederen, sprake van zeer bedenkelijke omstandigheden.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per wapen en er sprake was van drie vuurwapens. Daarbij gelden als strafverzwarende omstandigheden dat de vuurwapens onder handbereik in een auto aanwezig waren en geladen waren, waarvan één zelfs doorgeladen en dus direct gereed om af te vuren was.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij de afgelopen vijf jaren niet voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Dit neemt de rechtbank echter niet in strafverminderende mate mee in het bepalen van de strafoplegging.
Uit de opstelling en grotendeels ontkennende houding van [verdachte] op zitting krijgt de rechtbank niet de indruk dat hij schoon schip heeft willen maken en ziet zij geen aanleiding om ten gunste van hem af te wijken van genoemde oriëntatiepunten. De rechtbank zal [verdachte] dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden opleggen met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze straf valt lager uit dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank – in tegenstelling tot de officier van justitie – feit 3 evenmin bewezen verklaart acht.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [verdachte] , aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder [verdachte] in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 55, 56 en 60 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 3 en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:tezamen en in vereniging handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 2:tezamen en in vereniging handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
Geld Euro’s 15.000,00
Geld Euro’s 3.100,00
Geld Euro’s 20,00
Geld Euro’s 10,00
Geld Euro’s 20,00
Geld Euro’s 15,60
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Vermariën, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2019.
Mr. Vermariën is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] d.d. 14 oktober 2018, pagina 31.
2.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] d.d. 14 oktober 2018, pagina 53.
3.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] d.d. 14 oktober 2018, pagina 29.
4.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] d.d. 14 oktober 2018, pagina 56.
5.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] d.d. 14 oktober 2018, pagina 54 en het proces-verbaal bevindingen verbalisant Jorna d.d. 15 oktober 2018, pagina 57.
6.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] d.d. 14 oktober 2018, pagina 29.
7.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] d.d. 14 oktober 2018, pagina 53.
8.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] d.d. 14 oktober 2018, pagina 54.
9.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] d.d. 14 oktober 2018, pagina 50.
10.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] d.d. 14 oktober 2018, pagina 54.
11.Het proces-verbaal betreffende drie op een pistool gelijkende voorwerpen met munitie, een geluiddemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels d.d. 29 oktober 2018, pagina 84.
12.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 7] d.d. 16 oktober 2018, pagina 59.
13.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] d.d. 15 oktober 2018, pagina 46.
14.Het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] d.d. 15 oktober 2018, pagina 44.
15.Het proces-verbaal betreffende drie op een pistool gelijkende voorwerpen met munitie, een geluiddemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels d.d. 29 oktober 2018, pagina 80 tot en met 84.
16.Het proces-verbaal betreffende drie op een pistool gelijkende voorwerpen met munitie, een geluiddemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels d.d. 29 oktober 2018, pagina 85 tot en met 86.
17.Het proces-verbaal betreffende drie op een pistool gelijkende voorwerpen met munitie, een geluiddemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels d.d. 29 oktober 2018, pagina 86 tot en met 89.
18.Het proces-verbaal betreffende drie op een pistool gelijkende voorwerpen met munitie, een geluiddemper, een stroomstootwapen en twee boksbeugels d.d. 29 oktober 2018, pagina 89.
19.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting op 31 januari 2019.