Op 2 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een huisverbod dat aan verzoekster was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Goes. Het huisverbod was ingegaan op 28 december 2019 en zou duren tot 7 januari 2020. Verzoekster, die zich niet kon verenigen met het besluit, stelde dat er geen sprake was van een situatie die een huisverbod rechtvaardigde. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er voorafgaand aan het huisverbod wel degelijk sprake was van geweld en dat verzoekster, mede door alcoholgebruik, de agressor was in de relatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen, maar dat de belangenafweging die na het opleggen van het huisverbod had plaatsgevonden, niet correct was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester het besluit had moeten herzien, omdat de uithuisgeplaatste partner van verzoekster in de woning bleef, wat in strijd was met de wet. Het beroep van verzoekster werd gegrond verklaard, het huisverbod werd vernietigd en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van verzoekster.