Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
- Verdachte was in [naam café] ten tijde van het incident en hij haalt blijkens de camerabeelden vlak voorafgaand aan het incident iets uit zijn zak. Dat stopt hij kort daarna weer in zijn zak.
- In de slaapkamer van verdachte is de volgende ochtend een busje pepperspray (40 ml) aangetroffen welke nog voor ongeveer een derde gevuld was.
- Het is op basis van de beelden niet vast te stellen wat verdachte uit zijn zak haalt, daarvoor zijn de beelden te onduidelijk. De verklaring van verdachte dat hij een kleine zwarte kaarsaansteker van het merk Big uit zijn zak haalde, kan niet worden gefalsificeerd (of geverifieerd) door de beelden.
- De brandweer heeft onderzoek gedaan bij [naam café] en heeft aangegeven dat het niet om traangas of pepperspray zou zijn gegaan. Tijdens de doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte is (alleen) pepperspray aangetroffen.
- Het aangetroffen busje pepperspray heeft een inhoud van 40ml en op het busje staat dat gebruik binnen een afstand van één meter schadelijk kan zijn. Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag of het busje pepperspray dit relatief omvangrijke incident kan hebben veroorzaakt. Dat ziet de rechtbank ook in samenhang met de opmerking van de brandweer dat het niet om traangas of pepperspray zou zijn gegaan.
- Op basis van de camerabeelden is het niet zonder meer duidelijk dat het startpunt van de verspreiding van een stof - die wel in [naam café] moet zijn vrijgekomen - bij verdachte gelegen was. Het lijkt erop dat ook mensen die aan de andere kant van het café staan ten opzichte van de positie van verdachte, kort nadat verdachte iets uit zijn zak haalt last krijgen van de luchtwegen. Sommige personen die daar tussenin stonden lijken op dat moment (nog) geen last te hebben. Daarom twijfelt de rechtbank eraan of het beginpunt van verspreiding bij verdachte gelegen was.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit;
een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden: