Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekpartij in een asielzoekerscentrum (AZC) te Oisterwijk op 20 juli 2019. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en zware mishandeling. De rechtbank behandelde de zaak op 26 februari 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou met een mes in het gezicht van het slachtoffer hebben gestoken en hete vloeistof over hem hebben gegoten, wat resulteerde in brandwonden.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zelf de confrontatie had gezocht en er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling bewezen, evenals de zware mishandeling door het toebrengen van brandwonden.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de verminderde toerekeningsvatbaarheid. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, en de in beslag genomen messen werden onttrokken aan het verkeer.